Steve Earle

deel 1 : de lange weg naar de top

 ‘Hallo. Ik ben niet thuis. Ik ben politieagenten in elkaar aan het meppen, heroïne aan het scoren en op zoek naar 13 jarige meisjes. Mar ik ben oud en snel moe. Laat dus een boodschap achter en ik bel je wel.’

Boodschap op het antwoordapparaat van Steve Earle, einde jaren tachtig.

Stephen Fain Earle werd geboren op 17 januari 1955 in Ft. Monroe, Virginia, waar zijn vader was gestationeerd als luchtverkeersleider. Maar verder is hij een Texaan in hart en nieren. Met zijn twee broers en twee zussen groeide hij op in Schertz, zo’n twintig kilometer te noorden van San Antonio, Texas. OP 3 jarige leeftijd ziet hij Elvis op TV. Hij beweert dat hij toen wist wat hij wou worden: een rebel.

Country neemt een belangrijke plaats in, in huize Earle. Vader Jack speelt ukele en zingt in ‘barbers-shop quartets’. Moeder Barbara is afkomstig uit Tennessee en neemt de familie mee naar de Grand Ole Opry om er te gaan kijken naar Tammy Wynette en Bill Monroe.

Maar wanneer Steve acht is, komt moeders jongste broer inwonen. Nick Fain is dertien en is gek van The Beatles en The Rolling Stones. Hij leert Steve gitaarspelen. De muziekmicrobe heeft hem te pakken.

Regelmatig loopt Steve van huis weg. ‘Ik wou Woody Guthrie worden,’ grinnikt hij. ‘Ik wou reizen. Ik vertrok zonder geld en wou ergens naar toe, waar ik nog nooit was geweest. Ik probeerde een paar keer om naar Californië te trekken, maar raakte nooit verder dan Mulieshy, Texas. Daar werd ik opgepakt omdat ik stond te liften.’

Wanneer hij weer eens verdwenen is, stoppen zijn ouders hun andere kinderen in de pick-up en rijden naar Austin. Daar vinden ze hun oudste zoon altijd wel in een van de bars; luisterend naar een band. “Eigenlijk liep hij niet zo zeer van huis weg,’ vertelt zus Stacey, ‘Het was meer dat hij ergens naar toe liep. Hij had een doel voor ogen.’

Uiteindelijk adviseert een psycholoog de ouders: ‘Laat Steve los; hij weet precies wat hij doet.’     

Hij is dan ook pas veertien wanneer hij het ouderlijk huis voorgoed verlaat, om met Uncle Nick mee te trekken naar Hosuton. Daar probeert hij te overleven door muziek te maken. Meestal treedt hij alleen op. Omdat hij nog te jong is om te komen in plaatsen waar alcohol wordt verkocht, moet hij zich beperken tot koffiehuizen. Soms ook, speelt hij een tijdje bij een coverband. Die brengen meestal glamrock – het is dan begin jaren zeventig – compleet met make-up.  ‘Ik had lang haar én cowboylaarzen,’ lacht hij. ‘Ik zag geen barrière tussen rock en country. Ik kende ‘Act Naturally’ van Buck Owens, voor ik de versie van The Beatles hoorde.’ 

Hij begint zelf nummers te schrijven na een ontmoeting met  Townes Van Zandt. ‘Een uitstekende leraar en een heel slecht rolmodel,’ blikt hij later terug. 

Kort na zijn negentiende verjaardag is Steve al getrouwd, met Sandy – ‘een meisje dat ik leerde kennen, toen ik de eerste keer van huis wegliep.’ Haar ouders zien hem niet zitten en wanneer ze met vakantie gaan naar Mexico, mag wel de dochter maar niet de schoonzoon mee. 

Hij maakt van de gelegenheid gebruik om Townes van Zandt te volgen naar Nashville. Daar maakt hij kennis met Guy Clark. Het klikt meteen en hij mag aan de slag als bassist in diens band. Dat duurt maar een paar maanden, zoals gewoonlijk bij Steve. ‘Ik heb nooit langer dan drie maanden dezelfde job gehad,’ vertelt hij. ‘Ik heb altijd een reizend bestaan geleid. Ik heb huizen gebouwd, in de olie-industrie gewerkt, op een garnaalvissersboot en in restaurants.’  Meestal eindigt het met ruzie en soms zelfs met geweld. ‘Voor mijn dertigste heb ik nooit meer dan duizend dollar per jaar verdiend.’

Het best betaald was een klus op een boorplatform. Die hield hij één maand vol. ‘Ik keerde weer en had meer geld dan ik ooit in mijn leven had gehad. En ook meer problemen dan ik ooit had gehad.’

Maar ondertussen grijpt hij ‘s avonds elke kans aan om op een podium te staan. Zijn eerste studio-ervaring krijgt hij een jaar na zijn aankomst in Nashville, wanneer hij Guy Clark mag bijstaan bij het opnemen van diens debuutplaat. Twintig jaar later herinnert Steve zich nog de kennismaking met Emmylou Harris tijdens het inzingen van ‘Desperados Waiting For A Train’: ‘Zij gaf me de helft van haar cheeseburger. Wekenlang liep ik te zweven.’

Inmiddels heeft Earle ook getekend bij Sunbury Dunbar, een muziekuitgever voor wie hij nummers mag schrijven, aan $75 per week. ‘Ik kon wat dingen kwijt, maar haast geen singles. En die brengen het echte geld binnen. Bijna had Elvis iets opgenomen van mij: ‘Mustang Wine’. Tony Brown [pianist bij Presley’s band] vertelde me dat ze het nummer hadden gerepeteerd en dat ze aan het wachten waren tot Elvis kwam opdagen om het in te zingen. Maar hij kwam niet. Ik had er een pak geld mee kunnen verdienen als hij het had opgenomen. Het was waarschijnlijk mijn dood geweest.’

Want Steve lust wel wat verboden vruchten. Op zijn dertiende had hij kennisgemaakt met heroïne: dat was spotgoedkoop in San Antonio, vlakbij de Mexicaanse grens. In Nashville is hij er echter mee moeten ophouden, omdat het daar veel te duur was.

Wanneer de uitgever Nashville verlaat, blijft Steve achter. Ze vinden zijn songs ‘te veel country’. ‘Anderen vonden het dan weer te veel rocken,’ zucht Earle.  

Ontgoocheld trekt hij naar Mexico. Daar ontmoet hij een nieuwe liefde: Cynthia – een cocaïnedealer. ‘We deelden een interesse in drugsgebruik, hadden een fantastische fysieke relatie en maakten voortdurend ruzie.’

Om de zoveel maanden trok Steve de grens over om zijn familie te gaan bezoeken. Tot hij, na een jaar of twee, niet meer terugkeert naar de tweede mevrouw Earle. Hij koopt een tweedehands caravan ergens in de buurt van Houston. Daar gaat hij in zijn eentje wonen. Later komt zijn inmiddels zestienjarige zus Stacey er bij.  ‘We hielden ons vooral bezig met schietwedstrijdjes, met een oud geweer uit de burgeroorlog.’   

Begin jaren tachtig besluit hij het toch nog eens te gaan wagen in Nashville. ‘Ik was 27 en raakte in paniek omdat mijn vrouw zwanger was en ik had er op gerekend een platencontract te hebben voor mijn 21ste.’  Mevrouw Earle # 3 is Carol-Ann, de moeder van Justin Townes Earle, genoemd naar zijn vaders grote voorbeeld: Townes Van Zandt. Carol duldt geen onzin: ze roept Steve geregeld tot de orde en deelt zelfs klappen uit, als dat nodig was.

De eerste opstap naar een doorbraak is opnieuw een muziekuitgever: Roy Dea & Pat Clark. Dit keer met wat meer succes, want Johnny Lee zingt ‘’When You Fall in Love’ de top 20  in, in 1982. Als beloning mag Earle zelf een EP opnemen, voor een onafhankelijk label, LSI. De vier nummer op Pink & Black klinken als een kruising tussen Duane Eddy en Bruce Springsteen. John Lomax III – kleinzoon van – en een oude bekende uit de Houston periode – geeft het plaatje een lovende bespreking in de plaatselijke muziekpers en doet een goed woordje bij Epic Records. Steve krijgt een contract en Lomax wordt zijn manager.

‘Nothin’ But You’ wordt als single naar voor geschoven. Maar de platenmaatschappij verwacht grootse dingen van hun nieuwe band Exile en doet haast geen promotie voor Earle. Het plaatje strandt net binnen de top 50. Earle mag nog zes nummers opnemen, zodat er een elpee kan worden uitgebracht. Wanneer ze de tien nummers achter elkaar horen, slaat bij Epic echter de twijfel toe. De kale, pure country van Earle contrasteert sterk met de gelikte en overgeproduceerde Urban Cowboy die dan populair is. Volgens de Texaan zag Epic hem ‘als een rockabilly act. Ik hou daar wel van, maar tegelijk voelde ik me vastgepind.’

Emory Gordy Jr, de vroegere bassist uit de band van Elvis Presley en later Emmylou Harris, wordt er bij gehaald. Met hem als producer nemen ze vier nieuwe nummers op. Twee daarvan worden als single uitgebracht, maar geen van beide slaat aan.

Wanneer in 1984 ook nog eens het contract met de muziekuitgever afloopt en niet wordt vernieuwd, staat Earle opnieuw aan af.

 

Eindelijk een carrière!

Gelukkig is er nog iemand die in hem blijft geloven: Noel Fox van muziekuitgever Silverline-Goldline Music. Hij raadt Steve aan gewoon songs te schrijven, ongeacht genre of commerciële overwegingen. Gewoon doen wat hij moet doen.

In het boekje bij de heruitgave van Guitar Town vertelt Steve dat de grote doorbraak kwam bij het zien van een optreden van Bruce Springsteen and the E Street Band. De opener, ‘Born In The USA’ brengt hem op het idée om ‘een document over mezelf en mijn leven’ te schrijven, ‘en ook de levens die het mijne beïnvloeden. En als ik goed luister en het goed opschrijf en het zing zoals ik het beleef, dan zullen de mensen luisteren en er van houden, zelfs al heeft het geen refrein.’

Dat nummer wordt ‘Guitar Town’ dat hij op een gitaar van zijn zus schrijft, wanneer hij met Kerstmis zijn ouders gaat opzoeken.

Hij keert niet terug naar vrouw en zoon in Nashville, maar gaat weer naar Mexico om er Cynthia op te zoeken.

Noel vreest dat hij finaal ten onder zal gaan aan de drugs en roept hem snel tot de orde. Hij organiseert een perfecte omgeving voor een schrijfsessie, aan de kust van Alabama. Hij heeft ook Tony Brown uitgenodigd. De vroegere pianist van Elivis Presley werkt nu bij de platenmaatschappij MCA Records. Tony wil hem al lang overtuigen van het talent van Earle, maar diens rebelse reputatie schrikt hem af. De sessies werken vruchten af want zowel ‘Hillbilly Highway’ als ‘Down The Road’ vloeien uit de pen.

Steve Earle krijgt zijn platencontract.

De opnamen vinden plaats in de herfst van 1985, in Nashville. Hoewel Brown en Gordy als producers staan vermeld, verdient gitarist Richard Bennett toch een special vermelding. Hij zorgt er voor dat de Duane Eddy licks in Earles brutale ritmegitaar goed tot hun recht komen. ‘Hij was zo vol energie,’ blikt Bennett, die ondertussen al jaren bij Mark Knopfler aan de slag is, terug: ‘Hij had een passie voor dezelfde country als ik: de pure hardcore, zonder franjes. En tegelijkertijd was hij ook pure rock’n’roll.’

MCA Nashville begrijpt niet wat Tony Brown in hem heeft gezien. De kale arrangementen steken schril af tegen de gepolijste sound waarmee country sinds de jaren zeventig wordt geserveerd. De directeur, Jimmy Bowen, raadt Earle aan zijn haar te laten knippen en zangles te nemen. ‘Ik bracht de plaat binnen,’ herinnert Brown zich, ‘en ik kreeg geen response …. Ik vroeg: Wat vind je er van? Wat zijn de singles? En het antwoord was: “Er zijn geen singles”.’

Guitar Town verschijnt in maart 1986. In eerste instantie lijkt het er inderdaad op dat de plaat geruisloos weer zal verdwijnen. ‘Hillbilly Highway’ raakt niet tot in de top 30 van de countrylijsten en de countrymagazines besteden er geen aandacht aan.

Maar dan pikken de rockcritici Guitar Town op. Ze herkennen in zijn songs dezelfde sentimenten als bij Springsteen en Mellencamp: het opkomen voor de gewone werkman die het moeilijk heeft onder de besparingen van Reagan.

In het kielzog van de New Traditionalist, met namen als George Strait, Randy Travis en Dwight Yoakam, raakt het titelnummer tot in de top 10 en even later voert de elpee de hitlijsten aan. De plaat – genoemd naar Nashville zelf – is een schot in de roos: twee Grammy nominaties volgen en Rolling Stone bestempelt Steve Earle tot “country artiest van het jaar”. Misschien mogen we het Guitar Town wel beschouwen als het startpunt van wat we vandaag alt.country noemen.

Ook de promotors weten niet goed waar ze hem moeten plaatsen: de ene avond openen Steve Earle and the Dukes voor countrylegende George Jones en de volgende avond staan ze op een affiche met The Replacements.

Zijn vroegere platenmaatschappij Epic beseft dat ze nog een hele plaat van de succesartiest in de kast hebben liggen en gooien, in 1987, Early Tracks op de markt.