Paul McCartney in de studio


Opgenomen:

25 en 26 september en 2 oktober 1984 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Begin april tot einde mei 1985 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Einde september tot 6 december 1985 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Uitgebracht:

18 november 1985: ‘Spies Like Us’ op gelijknamige single en maxi-single.

14 juli 1986: ‘It’s Not True’ en ‘Hanglide’ op single en maxisingle van ‘Press’

1 september 1986: op de elpee/CD Press To Play:

‘Stranglehold’, ‘Good Times Coming/Feel The Sun’, ‘Talk More Talk’, ‘Footprints’, ‘Only Love Remains’, ‘Press’, ‘Pretty Little Head’, ‘Move Over Busker’, ‘Angry’, ‘However Absurd’

27 oktober 1986: ‘Write Away’ op Britse single en maxisingle van ‘Pretty Little Head’

24 november 1986: ‘Simple As That op de Britse benefiet-cd The Anti-Heroin Project: It’s A Live-In World

1 december 1986: ‘Tough on a Tightrope’ op single en maxisingle van ‘Only Love Remains’

5 juni 1989: ‘We Got Married’ op de elpee/CD Flowers in the Dirt

28 april 1997: op de cd-single ‘Young Boy’ (enkel in het VK)

Een nieuwe studio

In februari 1982 kocht Paul een 18de eeuwse windmolen in Hogg Hill, in Icklesham, East Sussex, op vijf kilometer van Waterfalls, zijn nieuwe, zelfontworpen huis in Peasmarsh. De molen is 1790 in gebruik genomen en bleef draaien tot 1920. Paul laat het woonhuis naast de molen verbouwen tot opnamestudio.

Hog Hill Mill wordt ingewijd in september 1984. Voor de eerste sessie heeft Paul Pink Floyd gitarist David Gilmour uitgenodigd, samen met Fairport Convention drummer Dave Mattacks. Op toetsen is David Foster, een Canadees die op zijn 16de al meespeelde in de band van Chuck Berry, maar sinds begin van de jaren tachtig aan de kost komt als producer van The Tubes en Boz Scaggs.

In drie dagen zet het viertal evenveel songs op band. Eerst staat ‘I Love This House’ op het programma. Het is een tamelijk acurate beschrijving van het oude huis van de McCartney’s, in Rye: ‘Hot in the summer, rattling windows, teeth and knees, perfect place for cat and mouse, but I never mind, I love this house.’

Volgens Foster is het nieuwe huis echter niet veel luxueuzer: ‘Ze leefden spartaans: in de leefruimte stond er enkel een zetel en een TV – dat was het. Een heel gewoon huis… behalve dan die schilderijen van Picasso.’

De volgende dag werken ze aan ‘We Got Married’ – zowel tekstueel als muzikaal een van Pauls beste songs. Het is geïnspireerd door iets wat John hem verklapte over toen hij pas samen was met Cynthia. ‘Zoiets had ik nog nooit gehoord: vrijen in de namiddag. Ik was 16 en erg naïef. En zij waren kunststudenten.’

Het nummer zal pas vier jaar later worden afgewerkt met een trompetsolo van Guy Barker en verschijnt dan op Flowers in the Dirt. ‘I Love This House’ moet nog veel langer in het archief blijven. Pas in 1997 staat het op de Britse CD single ‘Young Boy’.

De laatste song, ‘Lindiana’, is nog steeds niet officieel uitgebracht.

Een maand later blikt Paul tevreden terug: ‘David [Foster] wou met me werken. We hebben een try-out gedaan en dat was dik in orde. We deden drie tracks. Het zit er dus dik in dat we de samenwerking volgend jaar verder zetten.’

Maar daar komt niets van in huis. In ’98 licht Foster een tip van de sluier: ‘Paul McCartney was enorm. Mijn favoriete Beatle zelfs. Toen ik de kans kreeg om hem te producen, twijfelde ik geen moment. Jammer genoeg zat ik net in een donkere periode. Er ging van alles mis. Ik zat niet goed in mijn vel. Ik had ook geen goed gevoel over mijn bijdrage. Ik verwachte zowat dat we deel twee van ‘The Long and Winding Road’ zouden schrijven.’

Het blijkt inderdaad dat Foster op een breekpunt zit. Hij kiest er resoluut voor om de rock ‘n’ roll achter zich te laten en zich voortaan toe te leggen op mainstream artiesten als Chicago, Kenny Loggins, Whitney Houston en Celine Dion. Rolling Stone bestempelt hem in 1985 als de ‘meester in de bombastische pop kitsch’. Maar het legt hem geen windeieren en bovendien prijken er nu 15 Grammy’s in zijn kast.

Een nieuw geluid

De korte sessie met Foster geeft al aan dat McCartney op zoek is naar een nieuwe producer voor zijn volgende elpee. George Martin, de producer van zijn laatste drie platen, heeft laten weten dat het voor hem niet meer hoeft. “Het was erg plezierig’, verklaart hij in juni 1984, ‘maar ik denk dat we allebei andere dingen willen doen.” Hij voegt er terloops nog aan toe gek te worden van Pauls perfectionisme.

Bovendien heeft Paul, met de soundtrackelpee voor Give My Regards to Broad Street , voldaan aan zijn contract met Columbia/CBS. Hij is vrij om een nieuwe verdeler te zoeken voor het Noord-Amerikaanse continent. Daarom wil hij voor zijn volgende album een andere muzikale koers varen en is op zoek naar een nieuw geluid.

Tijdens een diner ter gelegenheid van de jaarlijkse Buddy Holly Week in september 1984, polst Martin bij Eric Stewart of die interesse heeft om in zijn voetsporen te treden. ‘Ik vind dat je Paul moet helpen bij zijn volgende plaat,’ herinnert de gitarist van 10cc zich het gesprek. ‘Ik heb andere plannen. Het is even genoeg geweest voor mij en ik denk voor Paul ook. We hebben twee geweldige platen gemaakt, Tug of War/Pipes of Peace, maar nu is het tijd voor een nieuwe invalshoek.’ Ik zei: Maar Paul heeft me niets gevraagd. Hij vroeg: ‘Heb je interesse?’ en ik zei: Ja.’

Wanneer Paul wat later voorstelt om samen wat songs te schrijven, gaat Eric daar graag op in. Ze spreken af in Waterfall. Al is het pas november, het wintert al stevig en er ligt een flink pak sneeuw. Wanneer hij het huis tussen de bomen nadert, valt het de zanger op hoe mooi de omgeving is.

‘Ik kwam binnen en zei: ‘Het is prachtig buiten. Echt prachtig, met dat zonnetje er bij.’ [Paul] zei: ‘Fantastisch en begon meteen te zingen. “It’s beautiful outside …” Neem een pen en schrijf op. Binnen een paar minuten hadden we een nummer klaar. Zo eenvoudig kan het soms zijn.’ Dat eerste nummer was ‘Footprints’ – een van de hoogtepunten van de plaat.

Hugh Padgham

In januari 1985 heeft Paul verschillende ontmoetingen met producer Hugh Padgham. Padgham is misschien wel DE man achter de uitvergrote drumsound die het geluid van de jaren tachtig zo heeft bepaald. Als geluidstechnicus voor de opnamen van Peter Gabriels derde solo-elpee, bedacht hij (samen met producer Steve Lillywhite) de klank tijdens het werken met Phil Collins.

Padgham toont zich aanvankelijk enthousiast. ‘Onlangs hoorde ik een nummer van McCartney op de radio en dacht: Paul zou wat meer moeten rocken. Een paar dagen later kreeg ik een telefoontje van [zijn manager] Stephen Shrimpton. We zaten een paar keer rond de tafel […] De songs die Paul me liet horen waren sowieso al steviger.

Zijn nieuwe studio is fantastisch – op en top in orde. Er zijn ramen, waardoor je naar buiten kan kijken tijdens het werk – erg ongewoon is dat. Bovendien zit je vlak aan zee. Ik was er van maandag tot vrijdag, aan het werk van 11 tot 20 uur, tot halfweg 1985.’

Jaren later – nadat de plaat is geflopt – vertelt hij een heel ander verhaal: ‘Toen [Paul] of iemand anders me een cassette liet brengen, was ik in de studio bezig met Phil Collins of zo. Ik ging vol ongeduld naar huis om die cassette met demo’s te beluisteren die hij gemaakt had met Eric Stewart van 10cc en ik kan je nu wel verklappen dat ik, in alle eerlijkheid, niet omver geblazen werd toen ik die songs hoorde. […] Ik denk dat hij in een mindere periode zat. Het verbaasde me, vooral omdat Eric Stewart echt wel één van mijn helden was.’

De producer durft echter McCartney en Stewart hierop niet aan te spreken.

‘Ik dacht: wacht even, hoe kan ik, als 28-jarige, beslissen of de songs die Paul McCartney me gegeven heeft niet indrukwekkend zijn? Het moet aan mij liggen dat ik niet echt songs zie in wat ik daar hoor: twee mannen die op akoestische gitaren zitten rond een kampvuur.’

De opnamen beginnen in april 1985.

Op aan raden van Padgham neemt Peter Gabriels vaste drummer Jerry Marotta plaats achter het drumstel. Paul en Eric nemen de rest van de instrumenten voor hun rekening: gitaren, bas en toetsen.

Het begint veelbelovend: het venijnige ‘Stranglehold’ rockt een eind weg, met Paul en Eric op akoestische gitaren en Jerry op allerhande percussie. Paul is zo tevreden dat hij die avond naar Stewarts huis belt en diens vrouw opdraagt: ‘Zeg maar tegen die vent van jou dat hij goed bezig is.‘

McCartney schuwt het experiment niet. Om iedereen wat uit zijn comfortzone te halen, experimenteren ze al eens door ongebruikelijke instrumenten te hanteren. Paul kruipt achter het drumstel, Eric speelt toetsen en Jerry vibrafoon. Uit die jam ontstaat ‘Pretty Little Head’.

De basistrack van ‘Talk More Talk’ staat in één dag op band. ‘De tekst is samengesteld uit fragmenten van een interview met Tom Waits. Fantastische uitspraken als “I don’t actually like sitting-down music”. Er zit een 12-snarige gitaar in de mix en vertraagde en versnelde stemopnamen die dingen zeggen als “All he wants is a handyman; all he wants is quick service” en “I hear water going through the pipes”. Fantastisch!’

Maar al snel blijkt dat het niet echt klikt tussen het trio.

Padgham: ‘Eric Stewart en ik kwamen niet overeen.’

Eric had gehoopt dat hij niet alleen de songs mocht helpen schrijven en opnemen, maar ook dat hij de plaat mocht producen, dat hij de songs mocht sturen. Dat bleek niet het geval. Hij is het dan ook vaak niet eens met de werkwijze van de jonge producer, die al te vaak zijn trukendoos bovenhaalt en alles verzuipt onder laag na laag productionele kunstjes: zwaar aangezette drums, lagen synthesizers, percussie…   Stewart ziet het met lede ogen aan.

Ook Paul voelt zich hoe langer hoe minder betrokken. Aan biograaf Sounes vertelt Padgham hoe Macca regelmatig voor een paar uur verdwijnt of in de studio liever praat over wat hij de vorige avond op TV heeft gezien dan over het werk waar ze mee bezig zijn.

Wanneer, zoals afgesproken, in juni de opnamen een tijdje worden stilgelegd, omdat Padgham aan de slag moet met Genesis, is de pauze voor alle betrokkenen erg welkom.

Live Aid

Op 13 juli vindt in het Wembley Stadium een benefietconcert plaats voor 72 000 toeschouwers: Band Aid. Het is een initiatief van Bob Geldof ten behoeve van hongerend Africa. Alle groten uit de muziekwereld komen er spelenDavid Bowie, Queen en U2. The Who en Led Zeppelin, die al jaren niet meer samen hebben gespeeld, komen voor de gelegenheid weer samen. Tegelijk vindt in het JFK Stadium in Philadelphia, Pennsylvania een gelijkaardig concert plaats, met Amerikaanse artiesten als Madonna, The Beach Boys, Bob Dylan, …

1,5 miljard mensen over de hele wereld volgen de uitzendingen op radio en TV.

Geldof heeft Paul, per brief, gevraagd om het concert in Londen af te sluiten met ‘Let It Be’. ‘Ik vraag het je niet als de man McCartney, maar als het fenomeen McCartney. Miljoenen mensen die anders niet zouden kijken, zullen dan wel kijken.’

Het is inmiddels immers zes jaar geleden dat Paul nog op een podium heeft gestaan en een hele generatie muziekliefhebbers heeft nog nooit een Beatlesnummer horen uitvoeren door een Beatle. ‘Als jij er staat, zal iedereen in tranen zijn’, meent Geldof.

Aan zo’n smeekbede kan niemand weerstaan. Paul laat dan ook weten dat hij het wel wil doen. Meer zelfs: hij heeft er geen bezwaar tegen dat Geldof ook Harrison en Starr uitnodigt.

Harrison zet echter meteen een domper op de vreugde: ‘Tien jaar geleden vroeg hij me ook niet om te zingen op ‘Let It Be’. Dan zal hij het nu ook wel zonder mij kunnen.’

Maar Bob dringt aan en George begint te twijfelen. Er zijn gesprekken met Ringo en Paul en zelfs Julian Lennon wordt er bij betrokken. Wanneer iemand de mogelijkheid tot een Beatlesreünie lekt naar de pers, is dat echter meteen einde verhaal.

Het optreden zelf valt zwaar tegen. Op de bewuste avond is er, vlak voor Paul op moet, een korte regenbui – erg welkom voor het publiek op deze snikhete dag. Maar wanneer Paul begint te zingen, blijkt zijn microfoon het te hebben begeven. Paul doet dapper door en gelukkig neemt het publiek het over.

Spies Like Us

Na een onderbreking van meer dan drie maanden, worden de opnamen met Padgham hervat op 1 oktober 1985.

Paul is zelf echter al enkele dagen eerder begonnen. Regisseur John Landis heeft hem gevraagd om het titelnummer te schrijven voor de Amerikaanse film Spies Like Us, een koude oorlog komedie met Chevy Chase, Dan Aykroyd en Donna Dixon. Landis zelf meent dat de film erg A Hard Day’s Night–achtig is en wil daarom graag een Beatlesachtig nummer.Wie kun je hiervoor beter contacteren dan één van de Fab Four zelf?

Na een ruwe versie van de film te hebben bekeken componeert Paul snel ‘Spies Like Us’, dat hij eind september op vier avonden opneemt. Paul speelt alle instrumenten zelf (bas, gitaar en drums), aangevuld met Eddie Rayner (Split Enz) op toetsen. Voor het inzingen van de backing vocals doet hij beroep op Linda, Eric Stewart, zijn nicht Kate Robbins en Ruby James (van Spandau Ballet).

Hoewel Hugh Padgham assisteert bij de productie, laat Paul topproducer Phil Ramone even overkomen voor de eindmix. Die neemt 8 uur in beslag, waarna Ramone snel het vliegtuig terug neemt naar New York om er de opnamen van Julian Lennons tweede elpee in goede banen te leiden.

‘Spies Like Us’ moet snel klaar zijn, want op 9 oktober komen Landis en de twee hoofdrolspelers naar Londen om er in de Abbey Road Studio een clipje op te nemen. Paul speelt daarbij opnieuw alle instrumenten, terwijl de beide acteurs doen alsof. Dat gegeven is echter reden genoeg voor de vakbond om bezwaar aan te tekenen: de Amerikanen zijn immers geen lid van de Britse muzikantenvereniging en het clipje mag daarom niet in Engeland worden vertoond.

Na sinds 1979 bij Columbia Records te zijn ondergebracht, tekent Paul, op 29 oktober 1985 een contract met Capitol Records dat voortaan zijn elpees zal uitbrengen in Noord Amerika en Canada. De grote baas van de platenmaatschappij, Bhaskar Menon, heeft de deal zelf geregeld. Hij toont zich vol vertrouwen: ‘Ik heb geen idee of die platen bij Columbia goed hebben verkocht, maar we hebben het hier wel over een van de grootste muzikale genieën. We twijfelen er niet aan dat hij nog een enorme carrière voor zich heeft, waarin heel belangstelling voor bestaat.’

Het akkoord houdt o.a. in dat de CBS elpees Back To The Egg, McCartney II en Tug Of War vanaf 1 januari 1986 overgaan naar Capitol Records. Pipes Of Peace en Give My Regards To Broad Street volgen twee jaar later.

Het eerste resultaat van dat contract verschijnt op 18 november: ‘Spies Like Us’. Op de b-kant staat een oude nummertje uit de Venus and Mars sessies: ’My Carnival’. De trouwe Maccafan kan meteen zijn spaarvarkentje aan diggelen slaan, wanneer hij alle versie in huis wil halen. Naast de single is er een 12” waarop een lange mix (7:10) door John Potoker, een DJ version (3:46) en een remix door Art of Noise die aangeduid staat als ‘Spies Like Us’ (Alternative Mix – Known To His Friends As “Tom”).

Bovendien zijn er ook nog zogenaamde picture discs van zowel de single als de maxisingle.

Die Art of Noise mix is het gevolg van een samenwerking met Anne Dudley, een van de leden van de band. Zij is door Paul gevraagd om de arrangementen te verzorgen van enkele songs op Press To Play. Samen met de andere bandleden JJ Jeczalik en Gary Langan, mocht ze zich uitleven op de track, in het gezelschap van Paul en Linda, tijdens ‘een zeer experimentele sessie’.

Geholpen door de aandacht voor de film, die twee weken later in de bioscopen draait, schiet ‘Spies Like Us’ door tot in de top 10 van Billboard, met als hoogste notering: 7. Het is meteen de laatste keer dat zoiets gebeurd met een nummer van Paul McCartney… tot 2015.

In Engeland doet de single het iets minder: 13.

Toch toont Paul zich achteraf niet erg tevreden met de single want hij schittert door afwezigheid op alle door hem samengestelde compilaties. Het nummers is enkel terug te vinden als bonustrack bij de cd heruitgave van Press To Play in 1993.

Mogelijk schaamt hij zich wat over erg zwakke tekst: “Ooh, ooh, whadda you do? / No one else can dance like you / So what’s all the fuss? / Ain’t nobody got spies like us.”

Press To Play – deel 2

Eens de ‘Spies Like Us’ klus achter de rug gaat alle aandacht opnieuw naar Press To Play. Er wordt af en aan doorgewerkt tot begin december.

Tijdens deze tweede reeks sessies worden vooral de bestaande opnamen afgewerkt. Daarvoor zijn een paar gastmuzikanten aangetrokken. Paul zelf koos voor Eddie Rayner, toetsenspeler bij de Nieuw Zeelandse band Split Enz.

‘Ik verbleef zo’n drie weken bij Paul’, vertelt Rayner, ‘met Phil Collins, Pete Townsend , Carlos Alomar en Eric Stewart. Het was fantastisch: al die grote namen en ik. Ik had genoeg vertrouwen in mijn kunnen om me muzikaal met hen te meten. Ik geeft toe het was wel… hoe zal ik het zeggen, intimiderend. Die mensen leven in een andere wereld dan ik.’

De producer stelt voor om er Carlos Alomar bij te halen. De Bowie-gitarist vertelt in zijn biografie Dancing with the Big Boys over de ontmoeting met de ex-Beatle: ‘Ik volgde hem door de gang en plots stonden we in de hemel. Het eerste wat me opviel was Pauls klassieke Hofner bas en daarnaast zag ik de Vox versterkers van The Beatles. Ik kon mijn ogen niet geloven. Door de enorme beglaasde schuifdeuren zagen we al die klassieke, authentieke, originele gitaren, bassen en versterkers staan: iconen van Paul McCartney’s muzikale odyssee. Ik moest het allemaal even in mij opnemen: hemels.’

Voor ze beginnen te werken, nodigt Paul de gitarist uit om even wat te ontspannen in de zitruimte boven. ‘Paul rolde de grootste joint die ik ooit had gezien. We rookten wat en wisselden verhalen uit. Paul hing aan mijn lippen toen ik vertelde over mijn tijd bij Chuck Berry, Wilson Picket, James Brown, the O’Jays, the Main Ingredient en talloze achterzaaltjes in het “Chittlin’ Circuit”. Op zijn beurt beantwoorde hij graag elke vraag over mijn favoriete elpees Revolver en Rubber Soul en had het over gurus en Transcendente Meditatie.

Na een paar uur, stelde ik voor: zouden we niet eens aan het werk gaan? Daar ben ik tenslotte voor gekomen. We daalden af naar de studio van Hog Hill om er mijn favorite nummer van de plaat op te nemen: de titelsong ‘Press to Play’.’

Hij voegt er nog aan toe dat hij helemaal vrij was om te spelen wat en hoe hij het wou.

Ook Nick Glennie-Smith komt er via Padgham, De man speelt toetsen bij Cliff Richard.

Een van de hoogtepunten van de elpee is het slotnummer: ‘However Absurd’. Hoewel hij tot dan toe steeds heeft vermeden om Beatlesque songs op te nemen, vraagt de surrealistische tekst om een psychedelische aanpak. ‘Er zit iets ‘Walrus’-achtig in dat nummer’, legt Paul uit. ‘Een stijl die ik ken en waar ik van hou. De tekst is wat bizar, maar toch zit er een logica in. De verklaring zit in het midden: “’Something special between us… Words wouldn’t get my feelings through.” Dat verwijst naar The Prophet van Kahlil Gibran, waar een regel in staat die mij en John altijd heeft aangesproken: “Half of what I say is meaningless, but I say it just to reach you”.’

Als contrast met de baseffecten en de synthesizerklanken wil Paul graag een echt orkest. Voor het arrangement roept hij de hulp in van Anne Dudley. Aan het tijdschrift Q licht ze toe: ‘Ik werkte voor het eerst met Paul McCartney voor ‘No More Lonely Nights’, waarop ik synthesizer speelde. Later vroeg hij me om wat arrangementen te doen voor Press To Play. Ik was uiterst nerveus.

Het is moeilijk voor iemand zoals hij, om constant te worden aanzien als een levende legende. Maar hij is het gewoon en stelt je op je gemak. Eigenlijk kwam het er op neer dat ik mocht doen wat ik wou. Voor ‘However Absurd’, [dat we] in Abbey Road [opnamen], was de tekst nogal speciaal en het strijkersarrangement moest ook surreel klinken. Dus breekt het orkest door en speelt zomaar een kleine symfonie aan het einde. Enkele leden van het orkest hadden nog meegewerkt aan Abbey Road en Sgt. Pepper, dus ze waren al wat gewoon met dat chaotische stuk in ‘A Day In The Life’.’

Naast het afwerken van de bestaande songs, staan er ook enkele nieuwe nummers op het programma: ‘Hanglide’, ‘Only Love Remains’ en ‘Angry’.

Voor dat laatste doet Paul beroep op twee mensen die hij backstage heeft ontmoet op Live Aid: Phil Collins en Pete Townsend.

‘De backing track zijn Phil, Pete en ik – een fijne ritmesectie, niet?’, meent Paul. ‘Ik bleef contact houden met Pete na ‘Rockestra’ en Live Aid.. . Er zit een bepaalde riff in en telkens ik dat speelde voelde ik me net Pete Townshend!… In twee uur tijden hadden we het op band staan. Best wel snel is dat tegenwoordig.. .Wat me boos maakt is de houding van de toenmalige Britse premier Margareth Thatcher ten opzichte van de zwarte bevolking in Zuid Afrika. Dat soort dingen. Niet wat iemand vindt van mijn platen.’

Nochtans ziet mede-auteur Stewart dat anders. ‘Toen ik op een ochtend arriveerde, zei ik tegen [Paul]: Je ziet er gespannen uit. Hij antwoordde: ‘Ja, ik ben verdomd boos.’ Ik vroeg: wat scheelt er? Hij zei: ‘De pers. Lees dit eens [Houdt een krant omhoog] Wat geeft hen verdomme het recht me te vertellen hoe ik mijn leven moet leiden?’ Ik riep: ‘Fantastisch. Schrijf dat op: ‘What the hell gives you the right to tell me what to do with my life? … En we hadden meteen het begin van ‘Angry’.’

Voor de ballad ‘Only Love Remains’ vraagt Paul Tony Visconti om een arrangement te schrijven voor groot orkest. Hij staat er op om alles volledig live op te nemen: de band samen met het orkest.

Tekstueel is het de zoveelste ode aan vrouwtje Linda.

Dat er echter ook wel eens ‘trouble at the mill’ kan zijn, kan men afleiden aan de tekst van een ander nieuw nummer. ‘I’m often accused of giving too little/It’s got me confused, I’m split down the middle/Conflicting reviews of our life coming in/It’s tough on a tightrope’.

In een interview met Kurt Lodger, gepubliceerd in voor Rolling Stone, in september 1986, legt Paul uit: ‘Wel, we hebben goed tijden gekend en mindere periodes. We waren verliefd en dan weer niet – we hebben alles al meegemaakt. Het is zeker niet zo idyllisch als het er uit ziet. Het is een echt huwelijk, geloof me – net zo echt als elke ander huwelijk. De basis is dat we van mekaar houden en wat meer is: we zijn ook vrienden. Het klinkt melig, maar het is zo.’

Misschien spelen die onderhuidse spanningen wel mee, bij een uitbarsting in de studio.

Eric meent dat Paul een bepaalde passage beter nog eens opnieuw inzingt. Paul is het daarmee niet eens en vraagt Hugh om zijn mening. ‘Ik weet het niet. Ik zorg voor de klank, Eric is de muzikant.’

Dat antwoord zint Paul niet: ‘Maar wat vind jij?’

Wanneer Padgham mompelt ‘Het kan beter’, haalt Paul scherp uit: ‘Hugh, wanneer heb jij nog een nummer 1 hit geschreven?’

Ijselijke stilte.

Zowat een week na het voorval laat hij aan Paul weten dat het voor hem niet meer hoeft. ‘Het gaat niet meer. Doe jij maar verder. Ik kom mijn gitaren oppikken… er komt toch alleen maar ruzie van.’

Na vijf jaar komt er een einde aan de samenwerking van Paul en Eric.

Post-productie

In februari 1986 werkt Paul de opnamen af: het zogenaamde post-productie werk. In die periode neemt hij ook ‘Simple As That’ op, voor een benefiet-elpee. Hij wordt daarbij geholpen door zijn kinderen Mary, Stella en James.

Tussen 14 en 18 april kunnen de tracks eindelijk worden afgemixt. Dat gebeurt in de Londense A.I.R. Studios.

Press To Play verschijnt in september 1986. De critici reageren erg enthousiast. Zo stelt John McReady in NME: ‘De dapperste swinger van de stad knutselt met wat technologie in zijn tuinhuis, om er een paar van zijn allerbeste melodieën in lange tijd mee te op te leuken of op te ruwen. Als het werkt, zoals op het geploijste ‘Press’ of ‘Footprints’ staat de rest van de wereld met open mond te kijken.’

Maar de wereld kijkt de andere kant uit. Er is iets gekanteld, in de drie jaar sinds zijn laatste studioplaat. . Niemand lijkt nog geïnteresseerd in Paul McCartney. De mega-hits met Michael Jackson en Stevie Wonder lijken opeens passé. Door het nochtans geniale kikkerlied en de geflopte egotripperige film Give My Regards To Broadstreet is in de publieke perceptie aan de verkeerde kant van de lijn beland. Paul McCartney is niet meer interessant.

Een 8ste plaats als piek, tijdens een kortstondig verblijf in de Britse hitlijst is het resultaat. In de Verenigde Staten haalt de plaat zelfs geen goud en strandt op een 30ste plaats.

Ook de singles slaan niet aan.

De smaakmaker, het gladde up-tempo nummer ‘Press’, beroerde nog net de hitlijsten, toen het in juli verscheen, met op de b-kant de uitstekende outtake ‘It’s Not True’. De hoogste notering: een 21ste plaats in de Verenigde Staten en een 25ste in het thuisland. Ronduit teleurstellend. En toch zijn veel betere resulaten dan wat volgt.

De opvolgers ‘Pretty Little Head’ en ‘Only Love Remains’ komen zelfs niet in de hitlijsten terecht, ondanks sterke exclusieve b-kanten.

Opvallend is dat Paul geen enkele single laat verschijnen in een mix van Padgham. De sessies hebben een warnge smaak achtergelaten in de mond van alle betrokkenen. Hoewel Paul en Eric tot op vandaag vrienden zijn gebleven, is de samenwerking niet geworden wat zij er van verwacht hadden.

Ook Padgham toont zich achteraf teleurgesteld. ‘Paul McCartney begon me serieus op de zenuwen te werken. Na zowat een jaar samen in de studio, dag na dag, staat hij niet meer op een voetstuk, zoals bij aanvang.’

Hoewel de plaat bol staat van eigenzinnige, puntige popsongs klinken, door het overdadig gebruik van synthesizers en de digitale opnametechniek de opnamen steriel en missen de organische estetiek van analoge opnamen.

Give_My_Regards_to_Broad_Street_(poster)

Kant 1: ‘No More Lonely Nights’, ‘Good Day Sunshine/Corridor Music’, Yesterday’, ‘Here, There And Everywhere’, ‘Wanderlust’, ‘Ballroom Dancing’, ’Silly Love Songs’
Kant 2: ’Silly Love Songs (Reprise)’, ‘Not Such A Bad Boy’, ’So Bad’, ‘No Values’, ‘For No One’, ‘Eleanor Rigby/ Eleanor’s Dream’, ‘Long And Winding Road’, ‘No More Lonely Nights’, ‘Good Night Princess’

Opnamen: december 1982 en januari en april 1983 en in juli 1984

The Long and Winding Road

Wanneer Paul in 1984 aankondigt dat hij een film heeft gedraaid, komt dat idee niet uit de lucht vallen. Natuurlijk hebben The Beatles al geacteerd in een aantal films (met wisselend succes) en hebben ze met Magical Mystery Tour een dappere poging ondernomen om er zelf één te maken (zonder succes).

Wings is nauwelijks van de grond gekomen, wanneer hij voor het eerst met het idee speelt. Voor het optreden in het Concertgebouw van Den Haag, op 21 augustus 1971, is een professionele filmcrew ingehuurd. Bedoeling is om een film van 50 minuten te maken: The Bruce McMouse Show. De merkwaardige titel verwijst naar de stukjes tekenfilm die tussen de concertfragmenten zijn verweven. Het animatiegedeelte gaat over een muizenkoppel Bruce en Yvonne dat onder het podium woont met hun drie kinderen Soily, Swooney en Swat. De regie is in handen van Barry Chattington en Eric Wylam staat in voor de tekenfilm, op basis van schetsen van Paul zelf.
Hoewel er twee jaar aan het project is gewerkt, wordt de afgewerkte film nooit vertoond, omdat Paul niet tevreden is over het resultaat. Zowat het enige tastbare resultaat van het hele project is het hard rockende nummer ‘Soily’, dat tijdens de wereldtournee van 1975-76 als bisnummer wordt gebracht.

Na afloop van die tournee, heeft Paul gesprekken met Gene Roddenberry, producer van Star Trek, over een mogelijke samenwerking aan een science fiction musical, met Paul als een buitenaardse rockster en de leden van Wings als zichzelf. Misschien is dit de aanleiding voor de hoes van Back To The Egg, waarop de leden van Wings van uit een ruimtetuig neerkijken op de aardbol?
De opnamen zouden beginnen in januari 1977, maar wanneer Paramount beslist om een nieuwe reeks van Star Trek te gaan filmen, verdwijnt het plan in de kast.

In de zomer van 1978, pikt Paul het idee om een film te maken weer op. Hij contacteert de Britse schrijver Willy Russell. De auteur is, net als Paul, afkomstig uit Liverpool. Als jongen van 13-14 heeft hij een tachtigtal optredens van The Beatles in The Cavern meegepikt. Zijn doorbraak kwam er zelfs met een verhaal over een vijfde Beatle: John, Paul, George, Ringo and Bert.

Willy Russell (door Paul consequent aangesproken als Woolly Rissole) brengt een week door met de band, tijdens de repetities in Schotland. ‘Ik werd uitgenodigd door Paul’, vertelt hij, ‘omdat Paul een film wou maken met Wings. Ik zou het script schrijven.. […] Ik vroeg of hij me wat teksten kon leveren en hij gaf me een lange beschrijving van [Back To The Egg] en de teksten van alle songs.’

Op kosten van Paul mag Willy, met zijn vaste schrijfpartner Mike Ockrent, een maand doorbrengen op een tropisch eiland om er in alle rust het script te schrijven. In oktober leggen ze Band On The Run voor. Het is niet helemaal wat Paul verwachtte. Hij stelt heel wat aanpassingen voor.

Een paar weken later worden de beide schrijvers op het matje geroepen, bij Macca thuis, in Sussex. ‘Het was vreselijk,’ verklapt Russell, ‘Hij had het vreselijk druk met het een of ander… Ik denk dat we wel zeven of acht uur zaten te wachten voor hij ons ontving. En dan volgde een zeer vluchtig gesprek.’
Paul heeft er David Puttnam bijgehaald, de Britse filmproducent die net heeft gescoord met Midnight Express. Die heeft zo’n verregaande kritiek op het script, dat de beide auteurs vermoeden dat hij hen buitenspel wil zetten om zelf het zaakje over te nemen. ‘Hij deed erg neerbuigend.’

Russell is dan ook erg verrast wanneer Paul hem wat later uitnodigt om aanwezig te zijn bij een persconferentie voor een optreden van Wings in Liverpool. ‘Ik wil de film aankondigen’, zegt Paul enthousiast. ‘Maar’, zucht Russell ‘Niemand vraagt iets over de film en dus zegt Paul er ook niets over. Het is het klassieke promopraatje: “Fantastisch om weer in Liverpool te zijn”.’
Toch verzekert Paul hem achteraf, dat ze na afloop van de tournee, zullen beginnen filmen. Over budgetten of voorbereidingen wordt echter niet gerept.

Maar dan wordt Paul opgepakt in Japan en dooft Wings uit. En daarmee ook het filmproject Band on the Run. ‘Dat had ook geen zin meer’, geeft Russell toe. ‘Het script was geschreven rond de notie van een bestaande band, specifiek geënt op mensen als Linda en Denny Laine. Zonder Wings was het gewoon overbodig.’ Hij vindt het vooral jammer voor Linda: ‘We zagen haar als het hart van de band. Het beeld dat de pers van haar had opgehangen stond zo ver af van de werkelijkheid. Ik denk dat de film haar imago ten goede zou zijn gekomen.’

Zoals Willy Russell al had voorzien, komt David Puttnam nu beter in beeld. Hij stelt een nieuw concept voor: een anti-oorlogsfilm, met de songs van Tug of War als basis. Voor het schrijven van het scenario wordt de hulp ingeroepen van Tom Stoppard. Die heeft dan vooral ervaring met het maken van TV-films, maar zal later doorbreken met het schrijven van de kaskraker Shakespeare in Love.

Opnieuw is Paul echter niet echt tevreden. ‘Als het idee van iemand anders komt, ligt het anders dan wanneer je het zelf hebt bedacht’. Dus besluit hij, dat hij het best allemaal zelf kan doen. ‘Ik zat in een verkeersopstopping en verveelde me. […] Ik dacht: ik zal het zelf wel schrijven.’

Het uitgangspunt is een verhaal dat Chris Thomas hem had verteld tijdens de opnamen van de laatste Wings elpee. Chris was in dei periode ook producer van The Sex Pistols. Toen Never Mind the Bollocks klaar was, had iemand van de platenfirma het klaargespeeld om de mastertapes kwijt te raken. Pas na lang zoeken werden de banden ergens weer gevonden.
Paul maakt het nog wat dramatischer door zijn hoofdfiguur slechts 24 uur de tijd te geven om de banden te vinden. Daarna gaat zijn zaak over in de handen van een zakenman.

Na bemiddeling van David Puttnam wordt regisseur Peter Webb bereid gevonden om de film te draaien. De man heeft niet veel meer op zijn palmares dan enkele afleveringen van wat soaps. Pauls manager ziet het grootser en weet hem te overtuigen dat de film in de bisocoop moet worden vertoond. Om het grotere budget (£1,5 mio) dat daavoor nodig is te verantwoorden, dringt Webb aan op het gebruik van songs die al bekend zijn bij het grote publiek (of is dit een excuus omdat het Paul niet lukt om nieuwe songs te schrijven?). Vandaar dat hij enkele klassiekers uit zijn tijd bij The Beatles in een nieuw jasje steekt.
Paul speelt zelf de hoofdrol, met naast hem Ringo Starr en diens vrouw Barbara, Tracy Ullman en Ralph Richardson (die de rol van Pauls vader Jim op zich neemt).

George Martin staat in voor de productie van de filmmuziek. Uit zijn bijdragen aan de catalogus van Beatlessongs kiest Paul er vier (!) uit Revolver, plus – merkwaardig genoeg – ‘The Long And Winding Road’. Daarnaast zijn er nog wat outtakes: ‘Fool On The Hill’, ‘Hey Jude’ en ‘Martha My Dear’.
Verder bewerkt Paul nog enkele songs uit zijn meest recente plaat, Tug of War: ‘Wanderlust’, ‘Ballroom Dancing’ en ‘So Bad’. De remake van ‘Band On The Run’ belandt echter in het archief.

***

Camera

De filmopnamen beginnen op 8 november 1982 in West Wycombe Park. Eerst worden de dramatische scenes vastgelegd. Daarbij is een lang stuk rond ‘Eleonor Rigby’, gesitueerd in het Victoriaanse tijdperk.

Aansluitend volgen de eerste muzieksessies. Paul staat er op dat alle songs live opgenomen worden, voor het oog van de camera. Om te voorkomen dat zoiets veel te lang zou aanslepen, staat Martin er op dat vooraf, in de studio, een backing track wordt opgenomen, waarover de mzuikanten dan live hun partijen spelen. Een techniek die hij bij The Beatles ook al had toegepast voor de live uitvoering van ‘All You Need Is Love’ voor een miljoenenpubliek op TV.

De muzikanten zijn weer met zorg gekozen. McCartney zegt hierover: ‘George Martin en ik meenden: waarom niet voor de top gaan? Mensen waarnaar ik zelf graag luister en waarmee ik altijd al heb willen werken.’ Daarbij horen blijkbaar twee uitstekende gitaristen: Dave Edmunds en Chris Spedding.
‘Ik was me er van bewust dat het toch wel speciaal was’, verklapt die laatste. ‘Omdat het om materiaal voor Say Goodbye To Broadstreet [sic] ging, had hij George Martin en Geoff Emerick ingehuurd. De mensen dus die de opnamen van The Beatles hadden verzorgd. De drummer was Ringo Starr, de bassist Paul McCartney en overal waar ik keek was er wel iemand die iets met The Beatles had te maken gehad. Ik dacht: ik kan doen alsof ik George Harrison ben (lacht). […] Ik had het gevoel dat ik bij The Beatles speelde!’

Naast dat viertal zijn er ook nog twee dames: de percussioniste Jody Linscott (van de band Kokomo) en Linda McCartney op toetsen.

Er staan twee nieuwe songs op het menu – allebei rockers: ‘Not Such A Bad Boy’ en ‘No Values’.
‘No Values’ schreef Paul aan het einde van de jaren zeventig. Of beter: het kwam tot hem in een droom. ‘Ik droomde dat ik bij The Rolling Stones was,’ vertelt Paul hierover. ‘Ze waren er allemaal: Mick, Bill, Charlie, Keith, met Mick vooraan. Toen ik wakker werd, dacht ik: Dat was een goed nummer. Maar onmiddellijk daarna dacht ik: He, The Rolling Stones hebben geen nummer dat ‘No Values’ heet. Mijn brein had het voor me gecreerd. Dus dacht ik: Nu is het er dus wel: een nieuw nummer dat ‘No Values’ heet. Maar verklap het niet aan Mick, want anders wil hij vast delen in de auteursrechten.’
Eens het echte werk er op zit, wordt er nog urenlang ontspannen gejamd, op allerhande oude rocksongs.

Na zeven weken wordt een pauze ingelast, voor de eindejaarsfeesten.

De opnamen worden verder gezet vanaf begin januari in de Elstree filmstudios. Dit keer wordt er 13 weken gewerkt, tot begin mei. Deze periode betreft vooral de muziekscenes, waaronder die voor de enige remake van een nummer van Wings: ‘Silly Love Songs’. Hiervoor doet Paul beroep op enkele leden van Toto.
‘We hadden Paul ontmoet tijdens de opname voor Thriller’, verklapt Steve Lukather. ‘Paul had toen Jeff en mezelf uitgenodigd om mee te spelen in zijn film. Hetgeen hij er niet bij had verteld, was dat we een al die makeup en rommel moesten dragen. Maar ja, het was best wel grappig. Toen we zagen dat hij het ook zo uitgedost was, dachten we: wat oké is voor Paul McCartney, is ook oké voor ons.’

‘Als je een tijdje in deze business zit, ben je niet meer zo snel onder de indruk van een grote naam‘, gaat Lukather verder. ‘Maar wanneer Paul McCartney binnen stapt, denk je: Wow! Zowel hijzelf als Linda waren echter zeer beminnelijk. Zij was fantastisch: grappig, slim, zichzelf. Een prachtmens.
Ik kon mijn ogen niet geloven, toen ik op de mellotron mocht spelen die was gebruikt voor ‘Strawberry Fields’. Ik testte de riff uit, in het bijzijn van Paul en ik dacht: Man, als dit maar goed gaat. Ik vroeg aan Linda of hij het erg vond, maar zij zei van niet. Dus probeerde ik het en hij lachtte en begon verhalen uit zijn Beatlestijd te vertellen. Dat brak het ijs en we speelden urenlang liedjes van The Beatles met Paul!’

In april wordt gefilmd in de Royal Albert Hall en het Broadcasting House, het Londense hoofdkwartier van de BBC. Voor het eerst in de filmgeschiedenis worden hiervoor twee opnameapparaten met elk 24-sporen gelijktijdig gebruikt. Op het ene wordt de vooraf opgenomen muziek afgespeeld, terwijl op het andere de live uitvoering wordt vastgelegd.

Chris Spedding en Dave Edmunds zijn opnieuw van de partij voor een remake van ‘Ballroom Dancing’ van Tug of War. Omdat Paul piano speelt, is er een bassist nodig. De keuze valt op John Paul Jones van Led Zeppelin. De blazerssectie is volledig live.

Ringo voelt zich niet op zijn gemak met het idee om nieuwe versies van Beatlesklassiekers op te nemen. ‘Ringo was er niet blij mee’, geeft Paul toe. Er waren enkele nummers in de film, waarbij hij achter het drumstel moest zitten, maar hij zag dat niet zitten. Ergens begrijp ik hem wel. Hij had niet graag dat er vergeleken zou worden: drumt hij nu beter dan toen? Of net niet?
Ik zie het anders. Ik bekijk het nummer. Het zijn mijn nummers. Ik wil me niet verstoppen voor iets dat ik vroeger schreef.’

Dus is Ringo wel te zien tijdens een scene met ‘Yesterday’ en ’Here There and Everywhere’, maar speelt hij enkel mee bij ‘Wanderlust’. De drie nummers hebben een nieuw arrangement voor blazers. Die zijn geselecteerd uit het Philip Jones Ensemble. Philip Jones is overigens ook te horen op trompet, op de oorspronkelijke Beatles versies van zowel ‘Strawberry Fields Forever’ als ‘Penny Laine’.


‘Yesterday’/’Here There and Everywhere’/’Wanderlust’

Ringo is er dus ook niet bij voor ‘For No One’ of ‘Eleanor Rigby’. Die zijn beiden gearrangeerd voor akoestische gitaar (Paul), hoorn (Jeff Bryant) en strijkers (door het Gabrielli String Quartet).

Buitenopnamen tenslotte vinden plaats in juli. Daarbij zit een scene, opgenomen met verborgen camera, waarbij Paul vermomd als straatmuzikant ’s ochtendsvroeg aan de uitgang van het metrostation Leicester Square ‘Yesterday’ speelt. ‘Een paar mensen kwamen dichterbij’, lacht Paul, ‘Ze keken me vreemd aan Zoiets van: “Ben jij niet Paul McCartney?” Ik zei: Nee hoor. Yesterday, jinga jinga, all my troubles seemed so far away, jinga jinga.

Verder wordt er gedraaid aan het treinstation van Broad Street en voor het kantoor van Paul aan Soho Square. Officieel zijn de filmopnamen afgerond op 26 juli 1983.

In november 1983 neemt Paul een nieuwe versie op van ‘The Long And Winding Road’, in de AIR Studios. De bezetting is hiervoor: Paul op piano, Herbie Flowers op bas, Dave Mattacks op drums, Trevor Bastow op toetsen en Dick Morrisey op sax.

Paul McCartney: “We wilden een neiuwe versie van ‘The Long And Winding Road’ voor de film. Maar dat moet je dus wel om de bestaande versie van ‘The Long And Winding Road’ heen. Probeer maar eens beter te doen dan de versie van The Beatles – niet makkelijk. Anderzijds is dat meteen ook een belachelijke reden om het niet te doen. […] ik dacht: Dit is te gek: het is mijn song. Ik vind het goed. George [Martin] wil het. Dan doen we het toch!’

Vreemd genoeg werken ze een arrangement uit dat nauw aanleunt bij dat van Phil Spector voor Let It Be. Enkel de sax intro is echt nieuw – maar niet echt een meerwaarde.
De dag daarna wordt nog een instrumentaal nummer opgenomen door een big band: ‘Good Night Princess’. Hierop is Paul niet zelf te horen. Deze track wordt enkel op de cd versie uitgebracht, als extraatje.

***

Omdat Pipes of Peace gepland staat voor het najaar van 1983, duurt het tot 22 oktober 1984 eer Give My Regards to Broadstreet in premiere kan gaan. Net als bij Tug Of War en Pipes Of Peace, wordt de soundtrack digitaal gemixt, om een zo helder mogelijk geluid te verkrijgen.
Overigens is de muziek op de soundtrack soms afwijkend van die op de plaat.

***

Tijdens het afwerken van de film blijkt er nog een nieuw nummer nodig. Dat wordt ‘No More Loney Nights’. In juli 1984, nodigt Paul David Gilmour uit om hem te helpen bij de opname in de Elstree Film Studios.
‘Straffe kost vond ik dat’, verklaart de Pink Floyd gitarist. ‘Tijdens één sessie van drie uur leerden het we het nummer met de band en namen het op. Paul speelde piano en zong live en ik speelde de gitaarsolo. Bang!’
Naast Paul en David op gitaar bestaat de band uit Anne Dudley op synthesizer, Herbie Flowers op bas, Stuart Elliot op drums, plus Eric Stewart en Linda McCartney op backing vocals.
Overigens draagt Gilmour Macca op om zijn gage te storten aan een liefdadigheidsinstelling.

Maar de filmmaatschappij blijkt niet tevreden met het resultaat. ‘Twentieth Century Fox vroeg een opbeurend nummer’, vertelt Paul, ‘een vrolijke noot waarop de mensen de zaal konden verlaten. Dus maakte ik een nieuw arrangement, in een sneller tempo: dansbaar.’ Die nieuwe versie knutselt hij in zijn eentje in elkaar, met de hulp weliswaar van een 4-koppige blazersband (waarbij hij zelf bijspringt op bugel!). George Martin zorgt voor een meer dan 8 minuten lange mix.

De filmproducer is echter nog niet happy. Arthur Baker wordt er bij geroepen om het geheel wat meer pit te geven. Baker is op dat moment erg hot als remixer van de grote namen: Springsteen, The Stones, Dylan, Cyndy Lauper… Hoewel hij die soloversie maar niets vindt, is hij bereid er mee aan de slag te gaan, want ‘… zoveel geld sla je niet af. […] Ik zat op dat moment zwaar aan de drugs. Een nachtmerrie eigenlijk.’

McCartney is desondanks erg blij met het resultaat en plaats de zogenaamde ‘Special Dance Mix’ op de b-kant van de single in Amerika en maakt er bovendien een eigen videoclipje voor.

‘No More Lonely Nights’ verschijnt op 24 september 1984 als single. Zoals te doen gebruikelijk in de jaren tachtig verschijnt de song in verschillende formaten, met verschillende remixen en edits. In totaal zijn er maar liefst 7 verschillende varianten.
De typische McCartney ballad wordt een wereldwijde hit, met als hoogste notering: 2 in Engeland en 6 in de Verenigde Staten.

De film zelf wordt minder gesmaakt. Het blijkt een veredelde serie videoclipjes, aan elkaar geregen met een flutverhaaltje. Na de premiere in Hollywood, op 22 oktober 1984 zijn de kritieken uiterst negatief. The Washington Post heeft het over ‘de slechtste film van het jaar’. Een ander stelt botweg: ‘Dit is niets meer dan een amateurfilmpje, maar wel met een budget van 9 miljoen dollar.’

De soundtrack van Give My Regards To Broad Street wordt wereldwijd uitgebracht op de dag van de première. De CD- elpee- en casetteversies verschillen aanzienlijk. De CD en casette hebben merkelijk langere versies dan de elpee en er zijn zelfs twee extra nummers (‘Good Night Princess’ en een remake van ‘So Bad’). Ondanks enige kritiek op de remakes van de Beatlessongs, doet de plaat het opvallend goed, met onder meer in Engeland een eerste plaats in de hitlijst (meteen de laatste keer dat dit gebeurt) en top 10 in Japan, Noorwegen en Zweden.
In Amerika echter strandt de plaat net buiten de top 20 – iets dat Paul nog nooit is overkomen.

Wanneer Give My Regards to Broad Street begint te lopen in de zalen is het hoogtepunt eigenlijk de voorvertoning: een 13 minuten lange tekenfilm Rupert And The Frog Song. Er is twee jaar gewerkt aan het filmpje rond het gekende figuurtje Bruintje Beer, met als hoogtepunt ‘We All Stand Together’.

Die song verschijnt op 12 november 1984 ook op single en het prachtig gemaakte kinderliedje wordt op zijn beurt een dikke hit: top 3 in Engeland. Vele Macca-haters zien het echter meteen als een nieuw dieptepunt in ’s mans carrière en het mikpunt van veel spot.

De video, die gelijktijdig met de single op de markt verschijnt, gaat echter als zoete broodjes de deur uit en krijgt een Grammy nominatie in de categorie beste muziekvideo. Naast Rupert And The Frog Song zijn er nog twee andere tekenfilms op te zien, beiden op muziek van Linda McCartney: ‘Seaside Woman’ en ‘The Oriental Nightfish’.

Deel 16: Paul McCartney – Pipes of Peace
‘Toen we aan Tug of War begonnen, stelde ik voor aan Paul: Laten we deze plaat wat harder maken, meer funky dan je tot nu toe hebt gedaan… In feite is dat beter gelukt met Pipes Of Peace dan met Tug Of War.’
George Martin – 1984

31 oktober 1983: elpee Pipes of Peace van Paul McCartney
Kant 1: ‘Pipes of Peace’, ‘Say Say Say’ (Paul McCartney/Michael Jackson), ‘The Other Me’, ‘Keep Under Cover’, ‘So Bad’
Kant 2: ‘The Man’ (Paul McCartney/Michael Jackson), ‘Sweetest Little Show’, ‘Average Person’, ‘Hey Hey’ (Paul McCartney/ Stanley Clarke), ‘Tug of Peace’, ‘Through Our Love’

nota: ‘Average Person’, ‘Keep Under Cover’, ‘Sweetest Little Show’ en ‘Hey Hey’ zijn opgenomen tijdens de sessies voor Tug of War.

Wanneer Michael Jackson 21 wordt, toont hij meteen zijn onafhankelijkheid van zijn familie door een eigen manager te kiezen: John Branca. Het is de eerste zet in een ambitieus plan. Het doel is niet minder dan de grootste ster te worden in de showbusiness… en meteen ook de rijkste.
Off The Wall, zijn eerste solo-elpee als volwassene, is een enorm succes: vijf hitsingles, drie American Music Awards, twee Billboard Music Awards en een Grammy.
Maar toch ervaart de jongeman het als een ontgoocheling: alle prijzen zijn in de categorieën Soul/R&B of als zwarte artiest. ‘Het was zeer oneerlijk dat ik niet de onderscheiding kreeg voor Plaat van het jaar. Zoiets zal nooit meer gebeuren.’ Wanneer Rolling Stone hem afwijst voor een coverartikel is de maat vol. ‘Wacht maar af. Ooit zullen ze me smeken voor een interview. Misschien geef ik er een, misschien ook niet.’

Hij is vastbesloten om met zijn volgende plaat een blank publiek aan te spreken. Hoe kun je zoiets beter forceren dan door een duet met een populaire blanke zanger? De keuze valt dan al snel op de man die vermeld staat in het Guiness Book of Records als ‘de meest geëerde componist en uitvoeren artiest in de muziekwereld’?
In de uitgave van 1979 staan Paul McCartney’s verdiensten opgesomt:
– succesvolste artiest aller tijden (43 songs geschreven tussen 1962 en 1978 waarvan meer dan 1 miljoen exemplaren zijn verkocht);
– record aantal gouden platen (42 met the Beatles, 17 met Wings en 1 met Billy Preston: 60 in totaal);
– ‘s werelds meest succesvolle artiest (geschatte aantal verkochte platen tot 1979: meer dan 100 miljoen elpees en 100 miljoen singles).

Paul legt uit hoe het eerste contact is verlopen: ‘Ik hoorde voor het eerst iets van Michael met Kerst 1980. Hij belde me op en mijn eerste reactie was: ‘Wie ben je en hoe kom je aan mijn privénummer?’ Michael lachte en legde uit wie hij was. Terwijl we aan het praten waren, vroeg ik hem waarom hij belde. Hij zei: Wat zou je er van denken om samen wat hits te maken?’
Dat was de start van ons gezamenlijk avontuur.’

Om de een of andere redenen komt Michael niet, net als de andere gasten op Tug of War, in maart 1981 naar Montserrat. In plaats daarvan gaat hij Paul twee maanden later opzoeken in Soho.
‘We zaten samen op de bovenste verdieping van ons kantoor in Londen’, vertelt Paul acht jaar later. ‘Ik nam mijn gitaar en ‘Say, Say, Say’ kwam er uit. […] Michael hielp vooral met de tekst. Michael is meer een zanger dan een schrijver.’
De volgende dag werken ze verder bij Paul thuis, in Sussex, waar ze de basis van een tweede nummer componeren: ‘The Man’.

Met George Martin als producer, worden basistracks voor beide nummers opgenomen in de Londense A.I.R. Studios. Eigenlijk zijn het meer demo’s: enkel akoestische gitaar en zang.

Na afloop keert Michael terug naar Los Angeles voor de Triumph tournee met zijn broers. Paul schaaft verder aan de opnamen voor Tug of War.

Pas wanneer die plaat in de winkels ligt, wordt de samenwerking hernomen. Van 14 tot 16 april 1982 is Paul in Los Angeles om er, in de Westlake Studios, een song op te nemen voor de opvolger van Off The Wall. Niet toevallig is dit duet het allereerste nummer van Thriller dat op band wordt gezet.
Jackson toont zich erg enthousiast: ‘Van al mijn opnamen als solo-artiest, heb ik de beste herinneringen aan ‘The Girl Is Mine’. Werken met Paul McCartney was opwindend en we hadden gewoon erg veel pret. We plaagden mekaar: met dingen gooien en grapjes maken. We namen het grotendeels live op: instrumenten en zang gelijktijdig.’
Het nummer is door Michael alleen geschreven, naar een idee van zijn producer Quincy Jones, over twee mannen die ruziën om een vrouw. Het wat zoetsappige liedje is duidelijk bedoeld om een doorbraak bij het blanke publiek te vergemakkelijken. Het verschijnt dan ook in het najaar van 1982 als eerste single van de elpee en bereikt zijn doel: 1 in de R&B singles lijst. Maar veel belangrijker nog: een tweede plaats in Billboard Hot 100.

* * *

Inmiddels is Paul zelf ook begonnen aan de opvolger van zijn succesplaat.
In het najaar van 1982 werkt het team van Tug of War in Pauls huisstudio in Sussex en in de A.I.R. Studio in Londen. Met George Martin als producer en Geoff Emerick als geluidstechnicus, bespeelt Paul zowat alle instrumenten zelf. Occasioneel doen ze beroep op een gastdrummer als Ringo Starr of Dave Mattack. Eric Stewart van 10cc draagt wat gitaar bij, maar vooral backing vocals (zijn kenmerkende stijl waarbij hij laag na laag backing vocals aanbrengt is alom tegenwoordig op de plaat).

Jammer genoeg heeft hij echter af te rekenen met een gebrek aan inspiratie. Heeft hij teveel tijd en energie gestoken in het voorbereiden van de film Give My Regards to Broadstreet (onwaarschijnlijk) of heeft zijn muze hem gewoon in de steek gelaten? ‘So Bad’, ‘The Other Me’ en ‘Through Our Love’ zijn niet bepaald meesterwerken en ‘Tug Of Peace’ is vulsel. Om aan voldoende songs te komen worden wat restopnamen van de Montserrat sessies bovengehaald.
Enkel wanneer hij wordt uitgedaagd slaagt Paul er in boven de middelmaat uit te stijgen. De Liverpoolse schrijver George Melly kwam met het idee om een song te schrijven waarin het begrip wereldvrede wordt uitgelegd aan kinderen. Daarop komt Paul met ‘Pipes of Peace’.
Oorspronkelijk wou hij het nummer opbouwen rond fluiten van overal ter wereld. Het blijkt echter moeilijk om een muzikant te vinden die bijvoorbeeld de shehnai (een Indische hobo) kan bespelen. Inmiddels is wel een basistrack opgenomen met een tablaspeler James Kippen. George Martin komt met een filmscore achtige intro en voor de backing vocals wordt beroep gedaan op een kinderkoor.

Heel veel tijd is er echter niet. Na zes weken gaat Hug Fo’ Love (of, andere werktitel: Tug Of War II) voor een jaartje de kast in, want vanaf november gaat alle aandacht naar Pauls filmproject. Maar daarover later meer.

* * *

Begin februari 1983 is Michael Jackson opnieuw te gast bij Paul thuis, om de beide songs waaraan ze een jaar eerder begonnen zijn, af te werken. Voor ‘Say Say Say’ heeft Michael, tijdens de opnamen van Thriller, een demo uitgewerkt met zijn muzikanten. Paul is zo onder de indruk dat deze opname, na het inzingen en afwerken, op de plaat terecht komt.

Jacksons plannetje heeft inmiddels vruchten afgeworpen: muziekzender MTV is overstag gegaan en draait voor het eerst een clipje van een zwarte artiest: ‘Billy Jean’. De single voert overal ter wereld de hitlijsten aan en de kassa rinkelt in huize Jackson.
De 24-jarige zanger vraagt zijn 20-jaar oudere collega om advies. Paul gaat daar graag op in: ‘Ik zei: Je verdient nu goed geld. Je bent een ster. Om te beginnen: zoek iemand die je kan vertrouwen om je geld te beheren. Wacht daar niet mee, want voor je het weet is het verdwenen. Dat is zovelen in de showbusiness al overkomen.
Dan: maak videoclips en zorg dat je er de rechten over behoudt. […]
En ten derde: denk eens na over de mogelijkheid om te investeren in muziekbeheer.’
Ter illustratie toont Paul hem een dik boek, waarin alle songs zijn afgedrukt waarvan hij de rechten heeft opgekocht. Alles van Buddy Holly bijvoorbeeld. ‘Zo verdien je gemakkelijk geld’, legt hij uit. ‘Telkens één van deze songs op de radio wordt gedraaid, of iemand het ergens live brengt, rinkelt mijn kassa.’

Michael luistert aandachtig. Bij zijn terugkeer in Los Angeles geeft hij zijn manager de opdracht om uit te kijken naar songcatalogi op de markt. Zijn eerste aankoop zijn de composities van Sly Stewart van Sly and the Family Stone.
Maar anderhalf jaar later biedt zich onverwacht een kans aan, wanneer Holmes à Court de catalogus van ATV Music op de markt brengt. De Australische zakenman heeft de muziekuitgeverij pas twee jaar eerder opgekocht voor zo’n 20 miljoen pond. Maar nu vindt hij het tijd om de belegging te laten renderen. De kroonjuwelen tussen de vierduizend songs van ATV zijn de 256 nummers van The Beatles die zijn geregistreerd bij Northern Song.
Michael moet en zal die hebben. Branca voert een jaar lang onderhandelingen en weet in november 1985 de vette vis binnen te halen voor 47,5 miljoen dollar.

* * *

Na het afronden van de filmopnamen, herneemt Paul het werk aan Pipes Of Peace. In juni 1983 werkt hij met George Martin de tracks af, in diens A.I.R. Studio in Londen. Het opzet is om een dramatisch geheel te brengen door de songs te linken met geluidseffecten en overgangsstukjes. Maar dat idee verdwijnt al snel in de prullenmand.

* * *

Op 3 oktober 1983 ligt de ‘Say, Say, Say’/’Ode To A Koala Bear’ bij de platenboer. Zoals te doen gebruikelijk in de jaren tachtig zijn er zowel een single- als een 12” versie. Het b-kantje – een niemendalletje van Paul uit december ’80 – is exclusief voor deze uitgave. Op de 12” versie staat bovendien nog een instrumentale remix ‘Say Say Say’. Deze remix is, net als de lange versie, onder handen genomen door John Jellybean Benitez.

Begin oktober zijn Paul en Linda vier dagen in Los Alamos, Californië om er een videoclipje te draaien voor het nummer. Vanzelfsprekend is Michael er ook bij, samen met zijn zus La Toya Jackson en de acteur Harry Dean Stanton. Voor het eerst zit er in een muziekclipje een verhaallijn en het is dan ook het eerste waarin dialoog voorkomt. Het geheel ziet er prachtig uit en dat mag ook wel voor een budget van een half miljoen dollar.

Maar het rendeert: het duet met Michael Jackson is met 26 de hoogste nieuwe binnenkomer in de Amerikaanse top 100 sinds Lennons ‘Imagine’ in 1971. ‘Say, Say, Say’ bereikt snel de top en behoudt die positie gedurende zes weken.
In Engeland loopt de verkoop niet zo vlot. Paul is niet tevreden over de klank bij het promofilmpje, waardoor het even duurt eer het op de Britse TV te zien is. Wanneer na drie weken eindelijk klaar is, is het plaatje echter al gezakt in de hitlijst. De samensteller van het BBC programma Top Of the Pops, beslist daarom om het zelfs niet uit te zenden.
Gelukkig vertoont het concurrerende The Tube het de volgende dag wel, waarna de verkoop onmiddellijk weer aangezwengeld wordt. De volgende week stijgt de single van 14 naar 3 en een week later bereikt het als hoogste notering alsnog een tweede plaats.

Als tweede single wordt gekozen voor het titelnummer, met de ode aan Macca en Linda’s zoontje James als b-kant. In de Verenigde Staten kiest men er echter voor om de single om te draaien, zodat ‘So Bad’ er een (bescheiden) hit wordt.

Ter ondersteuning van ‘Pipes of Peace’, wordt begin december 1983 in Chobham Common, Surrey, een videoclip opgenomen onder leiding van regisseur Hugh Symonds. Het thema is een historische gebeurtenis uit de Eerste Wereldoorlog: op Kerstdag 1914 verbroederden soldaten van beide kanten, één dag lang, tijdens een staakt-het-vuren. De scene wordt nagespeeld met een 200-tal figuranten.
Paul – met een zeer kort geknipt kapsel – speelt de dubbelrol: zowel een Britse als een Duitse soldaat.

De £ 200.000 kostende clip is goed voor een Brit Award als beste videoclip van 1983 en helpt het nummer aan een eerste plaats in de Britse hitparade.
Het is meteen ook de laatste single van Paul McCartney die de top van Britse hitlijst bereikt, net als ‘Say Say Say’ dat de laatste was in de Amerikaanse lijsten.

Ondanks de beide hitsingles valt de verkoop van de elpee Pipes Of Peace wat tegen: 15 in de VS en 4 in Engeland. De critici reageren over het algemeen dan ook minder enthousiast dan over Tug Of War. Hoewel het muzikaal allemaal wel snor zit, laat vooral de kwaliteit van de teksten veel te wensen over, menen ze. De productie is top, de muziek klinkt inderdaad wat meer als jaren tachtig funk en rock, met de kenmerkende drumsound. Maar het niveau van een aantal songs laat vooral tekstueel wat te wensen over. Met ‘But something took hold of me/And I acted like a dustbin lid’ (!?) als absoluut dieptepunt.
Ook ‘Sweetest Little Show’, een boodschap aan zichzelf dat hij boven de kritiek moet staan, is ronduit gênant.

‘You’ve been around a long time
But you’re still good for a while
And if they try to criticize you
Make them smile, make them smile.’

* * *

‘The Man’, het tweede duet met Michael Jackson staat gepland als derde single. Het videoclipje is zelfs al klaar. Maar dan worden Paul en Linda, tijdens een vakantie in de Caraïben, weer betrapt op het bezit van cannabis. Op 16 januari 1984, dag op dag vier jaar na de arrestatie in Japan, pleiten ze schuldig voor de rechtbank in Barbados.
Wanneer ze drie dagen later arriveren op het vliegveld van Heathrow, treft de douane bovendien opnieuw marihuana aan in een filmkokertje van Linda.

Profiterend van de belangstelling waarvan Paul op het ogenblik “geniet”, publiceert de Britse roddelkrant The Sun, in vier dagelijkse afleveringen een lang artikel van Denny Laine over zijn leven bij de McCartney’s, waarbij de klemtoon ligt op hun “gierige” levensstijl..

Om Michael Jackson niet te betrekken in die negatieve publiciteit besluit Paul ‘The Man’ niet uit te brengen op single. Ook de videoclip wordt nooit uitgezonden en de b-kant ‘Blackpool’ is schijnbaar voorgoed verdwenen in Macca’s archief.

De opsomming van records in het Guiness Book of Records was, achteraf gezien, een teken aan de wand. Voor wie de absolute top bereikt rest er slechts één optie: naar beneden. De zeven magere jaren staan voor de deur voor Paul McCartney.

Deel 15 – Paul McCartney – Tug of War

Opgenomen:

31oktober tot 18 december 1980 in A.I.R. Studios, Londen

3 februari tot 1 maart 1981 in A.I.R. Studios, Montserrat

maart en september tot november 1981 in A.I.R. Studios, Londen

Uitgebracht:

29 maart 1982: ‘Ebony and Ivory (solo versie)’en ‘Rainclouds’ als b-kant van single ‘Ebony and Ivory’ van Paul McCartney & Stevie Wonder

26 april 1982: elpee Tug of War van Paul McCartney

Kant 1: ‘Tug of War, ‘Take It Away,’ Somebody Who Cares’, ‘What’s That You’re Doing’, ‘Here Today’

Kant 2: ‘Ballroom Dancing’, ‘The Pound Is Sinking’, ‘Wanderlust’, ‘Get It’, ‘Be What You See’, ‘Dress Me Up As A Robber’, ‘Ebony and Ivory’.

21 juni 1982 : ’I’ll Give You A Ring’ als b-kant van single ‘Take It Away’ van Paul McCartney

3 oktober 1983: ‘Ode to a Koala Bear’ als b-kant van single ‘Say Say Say’ van Paul McCartney & Michael Jackson

31 oktober 1983: ‘Average Person’, ‘Keep Under Cover’, ‘Sweetest Little Show’ en ‘Hey Hey’ op elpee Pipes of Peace van Paul McCartney

12 november 1984: ‘We All Stand Together’ en ‘We All Stand Together (Humming Version)’ als single van Paul McCartney and the Frog Chorus

Exit Wings

Het blijft natuurlijk arrogant – en zelfs gewoonweg dom – van Paul om, op weg naar Tokio, een voorraadje hash in zijn valies te stoppen. Vooral omdat hem eerder al de toegang tot Japan was ontzegd omwille van drugsbezit. Een mogelijke verklaring voor zijn gedrag bij de aanvang van de eerste tournee van Wings door het land van de rijzende zon, is dat hij – misschien onbewust – van zijn begeleidingsband af wou. Het was immers tijd om het hoofdstuk van zijn carrière af te sluiten.

Tekenend is deze anekdote, een maand voor de arrestatie.
Op 29 november 1979 speelt Wings in het Apollo Theatre van Manchester. Na afloop vertelt drummer Steve Holly aan Paul hoe fantastisch hij het vond. Diens antwoord verrast hem echter: ‘It sucked!’

‘Paul haatte die hele tour,’ weet Holly. ‘Hij vond elk optreden slecht. Al na een paar shows had ik de indruk dat hij er van af wou zijn. Muzikaal waren ook problemen met een paar bandleden. […] Misschien hadden we te weinig gerepeteerd. Ik weet dat Paul flink onder druk stond.’

In 2001 verklaart Macca: ‘Het was niet leuk meer. De arrestatie was een soort van bevestiging. Ik had zoiets van: waarom doe ik dit nog? De band was kwaad op me, omdat ze door mij een serieus pak geld misliepen.’

Toch probeert hij nog even om met Wings verder te gaan. Einde juni 1980 beginnen repetities voor een eventuele verder zetting van de tour. In een oud concertgebouw bij Tenterton in Kent, worden daarbij ook enkele nieuwe songs uitgeprobeerd: ‘Ballroom Dancing’, ‘Call Of Nature’ en ‘Angry’.

Na twee weken repeteren, trekken Paul en Linda met de gitarist Laurence Juber naar Nice. In het nabijgelegen Bear Les Alpes gaan ze Ringo een handje helpen bij het opnemen van zijn volgende elpee Can’t Fight Lightning.

De opnamen duren tien dagen.

‘Dat was fijn,’ grinnikt Juber, ‘want we zaten in het zuiden van Frankrijk. Het was zomer en ik herinner me dat ik daar zat, een akoestische gitaar op schoot, Paul en Ringo naast me. Ik dacht: Yeah! Het was fantastisch. Lloyd Green was er om pedal steel te spelen – dat was ook al cool. Die sessies gingen vlotjes. De muziek was ook niet moeilijk. Een nummer per dag. We namen er ook iets van Linda op: ‘Love’s Full Glory’…

En ‘You Can’t Fight Lightning’ van Ringo. Dat was … vreemd. Ringo speelde op een van mijn gitaeren en hij sneed zich daarbij in zijn vinger. Je kunt zijn bloed nog steeds zien in mijn gitaar. Er zit Beatles-bloed in! (lacht)’

In augustus genieten de McCartneys van een maand lange vakantie in de Caraïben. Na afloop neemt Paul een twintigtal demo’s op van mogelijke kandidaten voor zijn volgende elpee.

Wanneer hij hoort dat John, na vijf jaar stilte, opnieuw in de studio aan het werk is, belt hij hem op, om hem voor te stellen iets samen te doen. Maar hij krijgt Yoko aan de telefoon. Ze weigert John te roepen en vertelt hem zelfs niet dat Paul heeft gebeld. Volgens producer Jack Douglas had John nochtans laten verstaan dat hij een hernieuwde samenwerking met Paul wel zag zitten.

Begin oktober worden de repetities hervat in Tenterton, Kent. Dit keer ligt de klemtoon op de nieuwe songs, als voorbereiding voor opnamen. Maar het wil maar niet vlotten. Volgens Juber ligt dat aan het materiaal: ‘Het probleem was dat Paul een andere richting uitging, iets dat zou leiden tot Tug of War en Pipes of Peace.  Het waren geen nummers voor een rockband. Die twee platen kun je dan ook geen rockplaten noemen. Nummers als ‘Ballroom Dancing’ en ‘Average Person’ zijn iets heel anders – volwassener. Het is materiaal voor een artiest die een solocarrière begint, wiens kinderen naar school gaan en die weg is getrokken uit Londen. Na de dood van John – hetgeen zeker heeft meegespeeld – heeft Paul niet meer getourd tot 1989.’

Kortom: Paul heeft geen band meer nodig.

Rupert Bear

Geen van de andere Wingsleden is dan ook uitgenodigd, wanneer Paul, op 28 oktober 1980, voor het eerst sinds acht jaar, opnieuw samenwerkt met George Martin. De opnamen vinden plaats in de Londense A.I.R. Studios. Paul heeft de ervaren producer er bij gevraagd omdat hij een grootse productie voor ogen heeft: de soundtrack voor een tekenfilm rond het stripfiguurtje Rupert Bear (bij ons gekend als Bruintje Beer).

‘Als kind las ik de jaaruitgaven van Rupert. Die kreeg ik als Kerstcadeautje. Voor- en achteraan stonden er grote, bladvullende tekeningen. Op een daarvan stond een kikkerkoor, met een kikker als dirigent. Ik hield vooral van details, zoals een kikker met een viool. Dan vroeg ik mij af: wat voor muziek zouden zij spelen? Dat was het uitgangspunt voor ‘Rupert and the Frog Song’. Ik dacht: we hebben een fluit, een viool, een koor, iemand geeft de maat aan. Laten we daar wat muziek voor schrijven. Dus ging ik uit van de tekening en beelde me in hoe dat zou klinken. Zodra we dat hadden, begonnen we aan het tekenfilmpje.’

Voor de opnamen doet hij beroep op The King’s Singers en het St. Paul’s Boys Choir .

Paul neemt Geoff Dunbar onder de arm om hem te helpen bij het maken van een tekenfilm rond Rupert Bear. Dunbar heeft in 1974 zijn eerste film gemaakt, Lautrec, over de schilder Henri Toulouse-Lautrec. Daarvoor kreeg hij de Gouden Palm op het Film Festival van Cannes. Ook zijn tweede film, Ubu (1979) over het toneelstuk van Alfred Jarry Ubu Roi viel in de prijzen: de Gouden Beer op het festival van Berlijn.

‘Oorspronkelijk was Rupert and the Frog Song een vingeroefening voor een langspeelfilm’, verklapt Dunbar. ‘Het was niet de bedoeling om die uit te brengen. Het was een probeersel om de mogelijkheden af te tasten. Maar het geheel bleek zo geslaagd, dat het op zichzelf kon staan.’

Wings?

Tijdens de samenwerking bespreken Paul en George de mogelijkheden om samen te werken aan de nieuwe elpee van Wings. George beluistert de demo’s en vindt dat er heel wat goede nummers tussen zitten, maar andere vindt hij maar niets. Hij suggereert dat Paul nog wat sterke nummers bij schrijft.

Wanneer Paul zijn twijfels uit over de huidige samenstelling van de band, komt de producer met een voorstel: ‘Waarom niet kiezen om samen te werken met je helden, in plaats van met de vaste muzikanten van je eigen groep? Stel een lijstje op van muzikanten waarmee je graag eens iets zou willen doen. Dan nodigen we die uit en gebruiken dat als basis voor de nieuwe elpee.’

De opnamen beginnen op vrijdag 28 november in de Londense A.I.R. Studio. George Martin leidt de sessies, maar springt ook in als pianist. Geoff Emerick, de geluidstechnicus van The Beatles, staat in voor de techniek. Denny is present, maar de andere Wingsleden zijn niet uitgenodigd.

Het trio legt basistracks vast van ‘Ballroom Dancing’, ‘Keep Under Cover’, ‘Rainclouds’, ‘Ode to a Koala Bear’, ‘Tug of War’ en ‘Wanderlust’.

Op zondag 7 december beginnen de opnamen van ‘Ballroom Dancing’. George Martin heeft een arrangement uitwerkt, op basis van Pauls demo. Ook bij ‘Keep Under Cover’ heeft Martin een serieuze vinger in de pap: hij adviseert om het nummer helemaal te herwerken ten opzichte van de eerdere demo en opname met Wings. Voor de basistracks van beide nummers bespeelt Paul alle instrumenten. Dennys rol is beperkt tot wat gitaarspel.

De volgende dag werken ze verder aan ‘Keep Under Cover’ en beginnen aan ‘Rainclouds’ en ‘Ode to a Koala Bear’.

Dinsdag staat het afwerken van ‘Rainclouds’ op het programma. Paddy Moloney van the Chieftains is hiervoor uitgenodigd om Ierse doedelzak toe te voegen.

Maar om 8:30, terwijl Linda de kinderen naar school brengt, krijgt Paul een bericht van Yoko: John is doodgeschoten.

Hij is in schok. Trillend belt hij naar zijn broer, om hem het nieuw te melden.

Wanneer Linda terugkeert, is het huis reeds belegerd door de pers.

Tegen de middag verlaat laat Paul zich naar de studio in Londen brengen, waar hij heeft afgesproken met Denny Laine en George Martin.

Geoff Emerick vertelt: ‘Wanneer ik arriveerde bij AIR, was het gebouw omsingeld door een horde schreeuwende journalisten en TV-ploegen. (…) Na een tijdje kwam George Martin binnen. ‘Wat een tragedie’ was het enige dat hij kon uitbrengen. (…) Even later kwam ook Paul aan, ingetogen, in gedachten verzonken. (…) Een hele tijd stonden we bij elkaar, verdoofd, de impact te bespreken die John Winston Ono Lennon had gehad op onze levens. …

Na een tijdje viel eer en oncomfortabele stilte. Het enige wat we konden doen, leek ons, was aan het werk te gaan.’

‘Paul zag er slecht uit,’ herinnert Paddy Moloney zich:’ Hij zag er verbijsterd uit. Hij zei dat het tragisch was en zinloos. (…) We praatten over John. Ik herinner me dat Linda binnenkwam en je zag dat ze gehuild had. Het was zeer emotioneel. (…) Ik denk dat, tegen het einde van de sessie het nog niet echt was doorgedrongen, dat John echt dood was. Voor altijd verdwenen. Ik ben er zeker van dat het een paar dagen duurde voor we dat beseften.‘

‘Paddy deed zijn werk snel en efficiënt. Dan, na Paul onhandig te hebben omhelsd, vertrok hij naar de luchthaven. Hij zag er verloren uit.’

Van uit de studio belt Paul nog eens naar Yoko.

Wanneer hij ’s avonds de veilige omgeving van de studio verlaat, weet hij tegen de journalisten niets anders te vertellen dan “Het is belachelijk, niet?’ Een uitspraak die hem door een bepaalde pers erg kwalijk wordt genomen.

Na een onderbreking van een paar dagen, worden de sessies de volgende zondag hervat. Drummer Adrian Sheppard is uitgenodigd om de basistrack vast te leggen van ‘Wanderlust’. Ook aan ‘Ballroom dancing’ wordt verder gewerkt.

Dinsdag staat ‘Tug Of War’ op het programma. Donderdag wordt daaraan verder gewerkt, waarbij Campbell Maloney van de Campbeltown Pipe Band (die van ‘Mull of Kintyre’) een bijdrage levert op snaredrums.

Ook wordt een demo gemaakt van ‘Ebony and Ivory’.

Na een onderbreking voor de Kerstperiode, doet Paul weer beroep op Wings. Hij wil het Cold Cuts project nog een tweede kans geven. De nummers worden hier en daar nog wat bijgewerkt. De solo-tracks van Denny en Linda worden aan de kant gezet en enkele recente outtakes van Paul komen in de plaats: ‘Robber’s Ball’ en ‘Cage’.

Kant 1: ‘A Love For You’, ‘My Carnival’, ‘Waterspout’, ‘Mama’s Little Girl’, Night Out’, ‘Robber’s Ball’

Kant 2: ‘Cage’, ‘Did We Meet Somewhere Before?’, ‘Hey Diddle’, ‘Tragedy’, ‘Best Friend (Live), ‘Same Time Next Year’.

Misschien dat na de recente samenwerking met Ringo en George Martin, maar vooral door de plotse dood van John, Paul het contact met George Harrison wil herstellen. Feit is dat hij zijn oude makker opbelt met de vraag of hij een gitaarsolo wil toevoegen aan een van zijn tracks: ‘Wanderlust’. George zegt toe.

Dus trekken Paul en Linda, met Denny Laine, George Martin en Geoff Emerick naar Henley-on-Thames. Daar aangekomen stelt George voor om eerst de backing vocals van een van zijn nummers in te zingen. ‘All Those Years Ago’ is geschreven ter nagedachtenis van John. Wanneer Paul, Linda en Denny de klus hebben geklaard, verklaart George dat het te laat is geworden om nog aan Pauls track te werken.

Tot zover de samenwerking.

A.I.R. Studios, Montserrat

Op voorstel van George Martin worden de sessies verplaatst naar een andere omgeving, ver weg van alles. Op Montserrat, een klein vulkanisch eiland in de Caribische Zee, heeft zijn firma Associated Independent Recording een splinternieuwe studio gebouwd.

Op 1 februari 1981 landen Paul en Linda met hun kinderen op het eiland, waar ze verblijven in het huis van George Martin en zijn vrouw. Enkel een paar roadies en Denny Laine zijn mee uitgenodigd.

Laurence Juber en Steve Holly begrijpen dat hun rol is uitgespeeld en stappen uit de band. ‘Ik dacht: dit loopt ten einde,’ blikt Juber in mei 2003 terug. ‘George Martin wou geen Wings plaat maken. Hij wou een McCartney plaat.

Er waren zeker geen plannen meer voor een tournee. Ik had de indruk dat Paul en Linda dat soort druk niet meer wilden voor hun familie. Het was een gevoel van: dit is een nieuw decennium, anders en beter.

Iedere Wings plaat had een soort van eigen identiteit – ook al door de steeds wisselende bezetting. Maar we waren op een punt gekomen dat het geen kant meer uitkon. Vooral George Martin had dat gevoel. Wij allemaal trouwens ook wel. ‘

Ik begon plannen te maken voor een verhuis naar New York. In feite vertrok ik begin februari 1981 naar New York. Wings werd officieel ontbonden in april 1981, maar toen was ik al weg, vermits er ik niets meer te doen had.‘

Eigenlijk is ook Linda, in deze fase, niet meer erg betrokken bij de muziek van Paul. Zij gaat liever paardrijden in de paradijselijke omgeving, of werkt aan eigen songs op een oude Wurlitzer piano.

De eerste gast is Dave Mattack, drummer bij onder andere Fairport Convention. Na een dagje jammen, werken Paul, Denny en George met hem gedurende drie dagen aan evenveel songs: ‘Dress Me Up As A Robber’, ‘The Pound Is Sinking’ en ‘Hear Me Lover’.

Zondagavond arriveren twee nieuwe gasten: jazzbassist Stanley Clarke komt overgevlogen uit Philadelphia en top sessiedrummer Steve Gadd (‘50 Ways to Leave Your Lover’ en ‘Aja’) uit New York. Terwijl hij op hen wacht, schrijft Paul een nieuw nummer. ‘Die zondagnamiddag zat ik buiten. Ik nam mijn gitaar erbij en zocht een rustig plekje op. […] Ik dacht dat het wel leuk zou zijn om met iets fris tevoorschijn te komen. Dus schreef ik [‘Somebody Who Cares’].’

Na het gebruikelijke jammen, wordt dat nummer dan ook vereeuwigd door het drietal. Clarke is zeer enthousiast over de samenwerking met zijn collega-bassist: ‘Hij is een fantastische muzikant. Van alle opnamen waarbij ik betrokken was, is dat een van de meest memorabele. We vlogen naar dat eiland en ik verbleef daar een paar dagen bij Paul. We hadden er de grootste lol. Hij speelt zeer melodisch. Melodieën kosten hem geen enkele moeite. Geen wonder dat hij op zo’n manier bas speelt. Hij hoeft er niet bij na te denken. Hij is een schrijver die ook zingt. Daardoor speelt hij ook zo melodieus op de bas.’

De volgende dag gebruikt McCartney weer een beproefde methode: hij verwerkt twee van de tracks die eerder met Dave Mattacks zijn opgenomen, tot één geheel. Mike Stravou, assistent van de opnametechnicus Geoff Emerick vertelt dat hij zag hoe George Martin de tapes van ‘The Pound is Sinking’ en ‘Hear Me Lover’ met een scheermesje doorsneed en ze daarna weer aan elkaar kleefde. De overgang werd vervolgens gemaskeerd met wat overdubs van Stanley Clark op bas en Denny Laine op akoestische gitaar. Paul zal zelf de track nog verder bijkleuren met allerhande instrumenten.

‘Hey Hey’ komt dan weer voort uit een jam. Hoewel Clarke toch niet de minste is, is hij toch heel trots wanneer hij later merkt naast Paul McCartney te zijn vermeld als mede-auteur voor die track.

Payl, Dave en Richard

Vrijdag vliegt Clarke weer naar huis, maar Mattacks blijft nog enkele dagen langer. Hij wil graag Ringo Starr ontmoeten. Die heeft net zijn elpee Can’t Fight Lightning afgewerkt en komt op zondag overgevlogen uit Los Angeles. Hij brengt niet alleen zijn verloofde Barbara mee, maar ook zijn favoriete drumstel.

Met beide drummers, plus George Martin op elektrische piano, werkt Paul gedurende drie dagen aan ‘Take It Away’.

Daarenboven voegt Ringo ook drums toe aan de demoversie van ‘Average Person’. Die gebruikt Paul als basis voor de track waarop hij, in zijn eentje voort breidt.

Op donderdag 19 februari vertrekken Ringo en Barbara weer naar Los Angeles.

Vrijdag is een gedwongen rustdag: Paul heeft een oorinfectie opgelopen bij het zwemmen.

Gelukkig gaat het zaterdags al weer beter, wanneer Carl Perkins landt.

‘Ik wou absoluut spelen met Carl Perkins,’ verklapt Paul. ‘Ik bewonderde hem al als kind. Zijn songs waren mijn eerste kennismaking met de blues. ‘Blue Suede Shoes’ en zo. We hadden niet een bepaald nummer in gedachten. Ik belde hem gewoon en vroeg of hij interesse had. Hij zei: ‘Tuurlijk Paul’ en kwam naar Montserrat. Gewoon in zijn eentje, zonder entourage. Stapte ‘s avonds laat van het vliegtuig, met alleen zijn gitaar.’

De volgende dag betoont Carl zich behoorlijk onder de indruk van het eiland. Na wat op verkenning te zijn gegaan, gaat hij Paul en George opzoeken in de studio. ‘Hij zei: ‘Paul, toen ik wakker werd deze ochtend, dacht ik dat ik gestorven was en in de hemel was terechtgekomen. Het is hier zo mooi en rustig.

Ondertussen had ik ‘Get It’ geschreven. Dat was een fijne opname. Het doet mij altijd denken aan Laurel en Hardy. Die zouden er wel een danspasje bij verzinnen.

Denny Laine is er ondertussen niet meer bij. Op een weinig subtiele manier heeft hij van een lokale barman vernomen dat zijn vrouw Jo Jo de vorige week ook op het eiland aanwezig was. Ze was bovendien niet alleen: er was een jongeman in haar gezelschap: de zanger John Townley.

Jo Jo Laine verklaart: “[Pauls manager] Alan Crowder belde me, om me te berispen. ‘Ondeugende meid, je man is er kapot van. Hij wist niet eens dat je met die kerel was, laat staan dat je in Montserrat was samen met hem.’ Ik antwoordde: ‘Het kan me niet schelen wat jij denkt. Ik mocht niet mee naar Montserrat met jullie. John nodigde me wel uit en ik ben tot over mijn oren verliefd op hem. Daar heb jij niets mee te maken en Paul of Linda ook niet.’

Denny begreep de boodschap. Hij wist dat ons huwelijk voorbij was. Tot dan toe had ik mijn affaires altijd stiekem gedaan, maar ik wou niet langer liegen. Hij gaf Paul en Linda de schuld: hadden ze me meegenomen, dan was ik niet met een andere gegaan.“

In een poging om zijn huwelijk te redden vliegt Denny hals-over-kop naar Engeland.

Paul en Carl

Op dinsdag werken Paul en Carl aan ‘Get It’. Paul heeft het nummer

Paul heeft daarover een mooie anekdote. ‘Toen we in Montserrat aan het opnemen waren, kwam er een bevriend muzikant op bezoek. De man maakte een wereldreis met zijn yacht – wellicht ook een beetje om aan de fiscus te ontsnappen, denk ik [lacht]. Hij nodigde ons uit op zijn boot. De British bemanning bracht ons aan boord van het kraaknette schip. Carl was onder de indruk van het buffet en de champagne en de hele aankleding. Hij kwam naar me toe en fluisterde: “Paul, waar ik vandaan kom noemen ze zoiets ‘kakken in het rijpe katoen’. Ik vind het een prachtuitdrukking. Toen we die avond ‘Get It’ opnamen, moesten ik er weer aan denken. Daarom zijn we zo aan het lachen. Dat hoor je aan het einde van het nummer. We moesten dat stuk er uitknippen, want het zou anders nooit op de radio worden gedraaid.’

De rockabillygitarist heeft zo genoten van zijn verblijf op het eiland en de ontvangst van Paul dat hij, de avond voor zijn vertrek een speciaal nummer schrijft: ‘My Old Friend’. De volgende ochtend speelt hij het voor Paul.

‘Na de laatste noten, merkte ik dat Paul aan het huilen was,’ verklapt Carl. ‘De tranen liepen echt over zijn wangen.’ Paul gaat even naar buiten, maar Linda komt naar Carl toe om hem te bedanken.

De zanger verontschuldigt zich, maar Linda legt uit: ‘Hij huilt en dat is goed. Hij heeft zich tot nu toe sterk gehouden, na wat is gebeurd met John.’ Ze sloeg haar arm om me heen en vroeg: ‘Maar hoe wist je het?’ Ik vroeg: wat dan? En zij zei: ‘Slechts twee mensen weten wat John Lennon tegen Paul heft gezegd, de laatste keer dat ze samen waren. Maar nu zijn het er drie en jij bent er één van. Ik zei: Ik krijg hier kippenvel van. Wat bedoel je? Toen legde ze uit dat John Lennon, in de hall van zijn appartement in het Dakota gebouw, hem omarmd had en gezegd: ‘Denk af en toe nog eens aan me, oude vriend.’

McCartney had het gevoel dat Lennon me dat nummer had gezonden. Dat meent hij echt.’

Samen nemen ze het nummer op. Maar ze besluiten het privé te houden. Pas in 1996, werkt Paul het af en komt het terecht op Carls laatste elpee Go Cat Go.

De dag na het afscheid van Perkins verschijnt de laatste gast: Stevie Wonder.

Met hem wil Paul een toepasselijk duet opnemen: ‘Ebony And Ivory’.

‘We begonnen met een ritmebox,’ vertelt Paul, ‘een van de allereerste Lynn drum machines. [Stevie] bracht er een mee naar Montserrat. (…) Nadat we hiermee een basis hadden vastgelegd, deed Stevie de drums en daarna zongen we het in.’

‘Iedereen was onder de indruk was van Stevies drumspel,‘ vult geluidstechnicus Mike Stavrou aan, doelend op het feit dat de man blind is. ‘Toen we de microfoons klaarzetten voor het drumstel – en dat waren erg dure spullen, die microfoons – zei hij iets erg grappigs. Vlak voor hij begon te spelen, zei hij: Je kunt niet geloven hoeveel van die UB87’s ik al kapot geslagen heb. In de controleruimte keek iedereen in paniek naar mekaar. Maar natuurlijk sloeg hij niet één keer mis.’

Paul wil niet onderdoen en doet extra zijn best om met een erg melodieus basspel te komen.

De derde opnamedag ontspannen de beide heren zich met wat gezamenlijk jammen. Stevie komt daarbij met een veelbelovende riff op zijn synthesizer. ‘… dus sprong ik achter het drumstel, want hij had al een baslijn op zijn toetsenbord. Ik wou hem niet voor de voeten lopen. Maar ik wou te zeer mijn best doen op het drumstel en hij vroeg me om het wat kalmer aan te doen. Ik was wat te druk. Dus beperkte ik me tot de bas en de snaredrum.’

Het is 7 uur in de ochtend wanneer ze besluiten er mee op te houden.

Het resultaat, het funky ‘What’s That You’re Doing?’ lijkt wel een verdwaalde Stevie Wonder track op een elpee van Paul McCartney.

Op 3 maart vliegen Paul en Linda weer naar Engeland.

Op eigen vleugels

Terug thuis werkt Paul nog enkele weken verder in de Londense AIR Studios.

Hij verwacht dat Denny Laine gewoon weer de draad zal oppikken. Maar op de afgesproken dag, komt ie niet opdagen.

Jo Jo Laine licht toe: “Die namiddag werd hij verwacht in de studio. Eerst belde [roadie] Trevor [Jones]en daarna John Hammel. Maar Denny zei: ‘Ik wil met niemand spreken.’

Uiteindelijk belde Paul zelf. Ik nam op en zei dat Denny niet aan de telefoon wou komen. Ik zei het heel beleefd, maar het deed me stiekem veel genoegen om Paul te kunnen afwijzen.

‘Hij heeft me gevraagd om jou net als alle anderen de boodschap te brengen dat hij eindelijk heft ingezien dat hij zijn familie kwijt is en alle kwaad is geschied. Van mij mag hij naar de studio komen, maar hij wil niet.’

‘Jij, lompe koe, Jo Jo,’ schreeuwde hij me toe. Maar ik antwoordde kalm: ‘Nee, lieverd, dit keer is het je eigen schuld.’ En ik hing op. ‘

Denny zelf verklaart achteraf dat hij om twee redenen uit Wings stapte: ‘Eén: voor het geld. En twee: omwille van mijn vrouw… Ze had het gevoel buitengesloten te worden. Paul maakte steeds kleine, onderhuidse opmerkingen: ‘Ik kan niet werken met mensen om me hee,’ zei hij, wanneer zij er bij was.

Linda is een stuk ouder dan Jo Jo en dat was het belangrijkste probleem. Jo Jo is ook veel extroverter en Linda wou meer zijn zoals zij. Ze was jaloers op haar.

Paul Wou haar uit de weg en dacht dat hij mij er een plezier mee deed. De weigering van Paul en Linda om Jo Jo mee te laten gaan naar Montserrat, kostte me waarschijnlijk mijn huwelijk. Ik dacht dat door uit Wings te stappen, Jo en ik meer tijd samen konden doorbrengen en dat we zo onze problemen konden wegwerken. Het heeft niet mogen zijn.’

Dus werkt Paul de volgende weken veel alleen. Enkel wanneer het nodig is, roept hij de hulp in van anderen. Zo verzorgt Adrian Brett de panfluit op ‘Somebody Who Cares’ en wordt ‘Wanderlust’ afgewerkt door The Philip Jones Brass Ensemble’. ‘Tug of War’ krijgt een 30 man sterk orkest van blazers en strijkers, onder leiding van violist Kenneth Sillito en ook ‘Keep Under Cover’ wordt afgewerkt met strijkers, in een arrangement van George Martin. ‘Take It Away’ krijgt blazers.

Op zaterdag 25 april 1981 deelt Paul officieel de split van Wings mee.

Denny Laines manager reageert onmiddellijk door te verklaren dat Denny zelf uit Wings is gestapt. ‘Er is geen ruzie of zo, maar Denny wil touren en Paul heeft beslist om, voor de nabije toekomst, geen plannen te maken voor Wings in die zin.’

Een jaar later blikt Paul terug: ‘Ik haat de druk die een groep met zich meebrengt…. In ieder geval was ik het concept beu en dacht: Ik wordt veertig en het hoeft voor mij niet meer. Waar staat geschreven dat ik in een groep moet zitten? Denny en ik waren in die periode samen beginnen schrijven. Hij zou blijven, maar we hadden wat wrijvingen. Niks ernstigs, maar hij besliste om op zijn eentje verder te gaan. Hij wou op tournee, zei hij toen… maar hij zit nog altijd thuis.’

Na de zomer hervat Paul het werk, samen met George Martin. Hij heeft een vervanger voor Denny gevonden in de figuur van Eric Stewart, de zanger, gitarist en pianist van 10cc. Het betreft vooral het inzingen van de backing vocals en hier en daar wat gitaaroverdubs.

In die periode voegt hij ook nog één nieuw nummer toe aan het stapeltje opnamen voor de nieuwe elpee. ‘Here Today’ is een persoonlijke herinnering aan zijn vermoorde vriend John Lennon. Hij brengt in een intieme versie met enkel een akoestische gitaar en een strijkkwartet à la ‘Yesterday’.

Tug of War

Einde maart 1982 – meer dan een jaar na de sessies op Montserrat – verschijnt pas de eerste single van Paul McCartney, na de split van Wings. ‘Ebony and Ivory’, het duet met Stevie Wonder, wordt een gigantische hit overal ter wereld – behalve in Zuid-Afrika waar het apartheidsregime de song op de, ahum, zwarte lijst zet. Zeven weken op 1 in de Verenigde Staten – even lang als ‘Hey Jude’! De plaat duikt er zelfs op in de ‘Rhythm and Blues’ lijst en de song wordt drie keer genomineerd voor een Grammy onderscheiding.

Hoewel het clipje uitziet alsof Paul en Stevie samen aan de piano zitten, bleek het onmogelijk op de agenda’s op mekaar aft e stemmen. Dus werden twee verschillende opnamen samen gemonteerd.

http://www.youtube.com/watch?v=CmALA8miQY8

Maar zoals dat gaat met liedjes die men teveel hoort: men raakt ze beu. Zie ook eerdere grote hits van Macca als ‘Mull of Kintyre’, ‘Silly Love Songs’ of… ‘Hey Jude’.

Nadat het uit de hitlijsten is verdwenen wordt het plaatje nauwelijks nog gedraaid en al snel wordt het geparodieerd. Toegegeven het wat zoeterige arrangement en het goody-goody sentiment lenen er zich toe. In mei 1982 brengen Joe Piscopo en Eddie Murphy het nummer op Saturday Night Live, als Frank Sinatra en Stevie Wonder.

http://www.youtube.com/watch?v=Crxcy5nmaec

De stap naar het lijstje van de meest gehate songs aller tijden is dan ook niet meer groot.

Op 26 april 1982 volgt de elpee Tug of War, in een prachtige hoes van Hipgnosis en Sinc., gebaseerd op een schilderij van Brian Clarke en een foto van Linda. Door vertragingen bij het mixen en de wil van zowel Paul als George om het zo goed mogelijk te doen, verschijnt de plaat meer dan zes maanden na de oorspronkelijk voorziene releasedatum.

De verwachtingen zijn dan ook hooggespannen. Velen kijken uit naar het resultaat van de hernieuwde samenwerking tussen Paul en de producer van The Beatles. Ook is men benieuwd of Paul een nummer zal weiden aan zijn vroege maat John Lennon.

Het Amerikaanse muziektijdschrift Rolling Stone, dat sinds het uit elkaar vallen van The Beatles de kant van Lennon had gekozen, maakt nu opeens een bocht van 180°. Stephen Holden geeft Tug of War het maximum van de punten en noemt het ronduit: ‘McCartney’s juweel’.

Dankzij de lovende recensies en de nummer 1 hit, komt Tug of War zowat overal aan de top van de hitlijsten. In de Britse hitparade komt het zowaar meteen op 1 binnen.

Tweede single is ‘Take It Away’, met ’I’ll Give You A Ring’.

Het clipje wordt tussen 18 juni en 23 juni 1982 opgenomen in de Elstree Film Studios in Hertfordshire (waar ook Help! En A Hard Day’s Night zijn gedraaid). Paul, die net veertig is geworden, krijgt er ook een verrassingsfeestje, compleet met een “kissogram”: een stripper die, ongevraagd, een speciale versie van ‘All You Need Is Love’ brengt. Naast Ringo Starr en Steve Gadd, herken je ook Linda, George Martin en Eric Stewart, plus de blazerssectie van the Q-Tips en de acteur John Hurt.

http://www.youtube.com/watch?v=5z-iApVMr2Y

Vanzelfsprekend kan het succes van de eerste single niet worden geëvenaard. ‘Take It Away’ moet het stellen met een 10de in de VS, 15 in het Verenigd Koninkrijk, 28 in Vlaanderen en 43 in Nederland.

In september volgt tenslotte het titelnummer, ‘Tug Of War’ met het duet met Carl Perkins, ’Get It’. Dat blijft echter zowel in de Amerikaanse als in de Britse hitlijsten steken op een 53ste plaats.

http://www.youtube.com/watch?v=zIfPIfuTFXA

Op 9 december 2010, de 30ste verjaardag van Johns dood, brengt Paul ‘Here Today’ op de Amerikaanse TV, in het programma Late Night With Jimmy Fallon. Daarbij leidt hij het nummer in met de woorden: “Dit is een gesprek dat we nooit hebben gevoerd. Ik raadt de mensen steeds aan: ‘als je tegen iemand wil zeggen dat je van hem houdt, doe het dan nu. Want er komt een moment waarop het niet meer kan en dan zul je denken: had ik het maar gezegd’.”

http://www.youtube.com/watch?v=eyxPR8M13SY

PaulMcCartneyalbum_-_McCartneyII

‘Het was niet de bedoeling om een plaat te maken. He was louter om me wat te amuseren . Maar toen ik een wat nummers liet horen aan een paar mensen, zeiden die: “Ah, je nieuwe plaat.” Dus werkte ik de dingen wat beter af, om er een plaat van te maken.’ – Paul McCartney, mei 1980

Opgenomen: juni-juli 1979

Uitgebracht:

november 1979: single ‘Wonderful Christmastime’ van Paul McCartney

juni 1980: elpee McCartney II van Paul McCartney
‘Comin’ Up’, ‘Temporary Secretary’, ‘On The Way’, ‘Waterfalls’, ‘Nobody Knows’, ‘Front Parlour’, ‘Summer’s Day Song’, ‘Frozen Jap’, ‘Bogey Music’, ‘Darkroom’, ‘One Of These Days’

Juli 1980: ’Check My Machine’ – als b-kant van de single ‘Waterfalls’van Paul McCartney
September 1980: ‘Secret Friend’ – als b-kant van de 12” single ‘Temporary Secretary’ van Paul McCartney

East Gate Farm in Peasmarsh, Sussex

Na het uitbrengen van Back To The Egg breekt er een drukke periode aan voor Wings. Er moeten heel wat interviews gegeven en iemand heeft het briljante idee om promofilmpjes te draaien bij zeven songs.

Maar Paul staat al te popelen om nog meer muziek te maken, al is het puur voor zijn plezier: ‘om de spinnewebben te verdijven’, zoals hij het later uitlegt. Dat mag zelfs letterlijk genomen worden, want de opnamen vinden plaats in een leegstaande boerderij in Peasmarsh, een dorpje bij Rye in East Sussex. Paul heeft het goed, met zo’n 70 ha grond, in juni 1978 gekocht. Vanaf 1982 zal het de uitvalsbasis worden van de familie McCartney, nadat hij er een zelfontworpen huis met vijf slaapkamers heeft laten bouwen.

Maar nu heeft Paul vooral zin om te experimenteren met synthesizers. Hij heeft er inmiddels een hele batterij van: Roland Jupiter 4, Mellotron, Yamaha CS80, Arp Pro-Soloist en de Mini Moog.
‘Synthesizers zijn fantastisch,’ verklaart hij in mei 1980 enthousiast aan Paul Gambcini. ‘In plaats van uren te spenderen aan het werken met strijkers, kun je het gewoon in een handomdraai met zo’n machine doen en het klinkt haast net het zelfde.’

Omdat hij alles in zijn eentje wil doen, huurt hij voor twee weken een 16-sporen Studer opnameapparaat. Geluidstechnicus Eddie Klein komt het toestel installeren en maakt hem wegwijs met de knopjes en spoelen. Net als tien jaar eerder, toen hij zijn eerste solo elpee McCartney opnam, plugt hij de microfoon rechtstreeks in, in de Studer, zonder eerst via een mixer te passeren.

‘Ik ken niemand die zoiets ooit gedaan heeft,’ merkt Klein verbaasd op. ‘Het lijkt zo primitief, maar tegelijk vernieuwend. Het idee sprak me wel aan. Ik moest enkel de opnameapparatuur en wat microfoons klaar zetten en dat was alles wat hij nodig had. In feite, zag ik hem nauwelijks. Hij deed echt alles in zijn eentje.’

De aftrap is ‘Front Parlour’ – de naam geeft het al aan: ‘[…] opgenomen in de zitkamer van een oude boerderij,’ legt Paul uit. ‘Het stond allemaal leeg, dus brachten we de machines binnen en gebruikten de keuken als echokamer.’

Als basis legt Paul eerst het ritme vast. Dat doet hij in drie keer: eerst de basdrum, daarna de tom-toms en tenslotte de cimbalen. Ter afwissleing experimenteert hij soms ook met een drummachine.
‘Daarop bouwde ik voort,’ vertelt Paul, ‘zonder te weten waar ik zou uitkomen. Aan die drumsporen voegde ik dan gitaren en bas toe om een basistrack op te bouwen.’ Maar vooral veel synthesizers, dus.
Klinkt het niet, dan botst het. Ook niet erg, want dan neemt hij er gewoon iets anders overheen op. Omdat het helemaal niet commercieel hoeft te zijn kan hij vrijuit experimenteren: dingetjes trager of sneller opnemen, zodat ze hoger of lager weergegeven worden, wanneer ze worden afgespeeld.

Als er al zang is, dan is ook die louter geïmproviseerd en de woorden zijn veel meer gekozen voor de klank dan voor enige betekenis. Vaak ook zeer repetitief, zoals ‘You Know I’ll Get You Babe’ of ‘Temporary Secretary’. Dat laatste ontstond uit een typemachine achtig effect van de ARP synthesizer, net als ‘All You Horseriders’ dat voortkwam uit een ander effect dat hem deed denken aan hoefgetrappel.

Spirit of Ranachan Studio in Campbeltown, Schotland

Zodra de schoolvakantie begint, trekt de familie McCartney steevast naar het boerderijtje in Schotland. Paul amuseert zich zo met zijn hobbyproject, dat hij de Studer nog vier weken langer reserveert en het toestel meezeult naar Campbeltown, waar hij het installeert in zijn studio.

Het eerste nummer dat hij daar opneemt is ‘Coming Up’. Na het vastleggen van een basistrack met drums, bas en gitaar, leeft hij zich uit als ‘een gekke professor, alsof ik in een laboratorium zat. Ik voel me dan net een verstrooide professor . Je gaat er zo in op – heel vreemd, gek… maar daar hou ik wel van. […] Ik werkte met een machine waarmee je de snelheid van de opnamen kunt regelen: je stem wat versnellen of vertragen. Daar komt het geluid van de zang vandaan: het is lichtjes versneld en dan door een echomachine gehaald. Ik deed er van alles mee en de helft daarvan ben ik vergeten, want ik deed maar wat. Wat ik goed vond, hield ik en de rest veegde ik weer af.’

In Schotland ontstaan er nog meer songs die min of meer conventioneel klinken: ‘One of These Days’ – zowaar gewoon akoestische gitaar en zang – is geïnspireerd door een bezoeker. ‘Er kwam een Hare Krishna kerel langs. Een sympathieke gast, heel zachtaardig. Toen hij weg was, ging ik naar de studio en de sfeer bleef hangen. Ik begon iets wat zachtaardiger te maken.’
‘Waterfalls’ is het enige nummer dat vooraf al geschreven was. In mei heeft hij er al een demo van opgenomen. Nu neemt hij een nieuwe versie op met elektrische piano, synthesizer en akoestische gitaar.

Einde juli heeft Paul, in zijn eentje, 19 nummers opgenomen – alles samen zo’n 80 minuten muziek.

Wonderfull Christmastime

Maar na de vakantie is het weer back to business. Er staat een wereldtournee met Wings op het programma: eerst een 20-tal concerten in Engeland, en dan, na nieuwjaar, naar Japan, dan China en Australië, Europa en tenslotte de gehele zomer touren door Noord-Amerika.
Paul presenteert zijn groep ook enkele nummers van zijn solo experiment: ‘Coming Up’ en ‘Wonderfull Christmastime’. Wings gitarist Laurence Juber bevestigt: ‘We leerden die beide nummers. Toen ik de solo versie van ‘Coming Up’ voor het eerst hoorde vond ik die wat te snel en grillig. Ik vond onze versie, met de band beter. Het was meer rock en het was erg fijn om te spelen. ‘Wonderful Christmastime’ was meer een novelty. Het is een leuke, vrolijke melodie – nog steeds een van de 25 bestverkochte Kerstplaten. Wat mij betreft had ik liever iets in de aard van ‘White Christmas’ gehoord, maar het is toch wel een originele invalshoek voor een Kerstliedje. Live zong ik backing vocals en kreeg daarbij steeds mijn mond vol van die namaaksneeuwvlokken die ze naar beneden lieten dwarrelen tijdens dat nummer.’

Vlak voor de aftrap van de tournee, verschijnt op 16 november 1979, de eerste solo-single van Paul McCartney sinds ‘Another Day’ uit 1971: ‘Wonderfull Christmastime’/’Rudolph The Red-Nosed Reggae’.
De b-kant is iets uit het archief. Het instrumentaaltje dat al in juni 1975 is opgenomen, tijdens een sessie in de Abbey Road Studios. Terwijl Paul er wat aan het inspelen was, kwam een koerier een viool afleveren. Paul vroeg de man of hij er op kon spelen. Dat kon hij toevallig. De man speelt een stukje van de Kerstklassieker. Paul betaalt hem het standaardtarief voor een sessie, maar niemand denkt er aan zijn naam te noteren.
Nadat de koerier vertrokken is, bouwt Paul een track op rond het vioolspel.

De dag van verschijnen brengt Paul met Wings door in de Fountain Inn in Ashurst, West Sussex. Daar draait Russell Mulcahy een promoclipje voor de single. ‘Fantastisch was dat,’ meent Juber. ‘We zaten de hele dag op café en dan was er ook nog vuurwerk toe.’

De Kerstsingle is catchy as hell en doet het dan ook goed in de hitlijsten: 6 in Engeland en 8 in de Verenigde Staten. Doordat het nummer voortaan elk jaar wordt heruitgebracht op allerhande compilatieplaten levert dat ene verdomde nummertje heeft Paul tot nog toe zo’n 11 miljoen euro aan royalties opgebracht.

Japanese Tears

Op 16 januari 1980 arriveert Wings in Tokio voor de eerste tournee van de band door Japan. De band zal er elf concerten spelen, vanaf 21 januari. Paul, die in 1976 geen visa kreeg, mag nu enkel het land in omdat hij maar 18 dagen blijft en daarna van plan is door te reizen naar China, waar Wings enkele onaangekondigde concerten zal geven.
Maar dan gaat het fout….
Bij aankomst in de vlieghaven vindt een douanier een zakje met 219 gram marihuana in Pauls bagage. De ex-Beatle wordt onmiddellijk gearresteerd, geboeid, ondervraagd en in de gevangenis opgesloten. Iedereen zit erg met de zaak verveeld. De promotoren hebben meer dan honderdduizend tickets verkocht. De politie wijst er op dat Paul zelfs niet kan worden uitgewezen, omdat hij officieel het land nog niet in was. Het Ministerie van Justitie meent dat een gevangenisstraf van zeven jaar niet onmogelijk is.

McCartney%20arrested

Wanneer vijf dagen later, er van vrijlating nog steeds geen sprake is, verlaten de andere muzikanten van Wings Japan. Laurence en Steve vliegen naar Amerika. Denny vliegt naar Cannes, waar hij een contract tekent voor een solo-elpee: Japanese Tears. In het titelnummer bekijkt hij het gebeuren vanuit het standpunt van een ontgoochelde Japanse fan.

Na negen dagen wordt Paul plots vrijgelaten en onmiddellijk uitgewezen. De autoriteiten zijn er van overtuigd dat de marihuana voor eigen gebruik was en dat Paul al genoeg gestraft is als resultaat van het incident. Op het vliegtuig wordt hij herenigd met Linda en de kinderen.

Ter compensatie aan de platenmaatschappij biedt Paul zijn recente solo-opnamen aan. Een demonstratie plaat, gedateerd maart 1980, toont aan dat er genoeg materiaal is voor een dubbel-elpee.

kant 1: ‘Front Parlour’, ‘Frozen Jap’, ‘All You Horse Riders’, ‘Blue Sway’, ‘Temporary Secretary’
kant 2:, ‘On The Way’, ‘Mr H Atom’, ‘Summer’s Day Song’, ‘You Know I’ll Get You Baby’, ‘Bogey Wobble’
kant 3: ‘Darkroom’, One of These Days’, ‘Secret Friend’, ‘Bogey Music’
kant 4: ‘Check My Machine’, ‘Waterfalls (I Need Love)’, ‘Nobody Knows’, ‘Coming Up’

Merk op dat ‘Wonderfull Christmastime’ ontbreekt. Dat nummer is immers al uitgebracht.

De platenmaatschappij ziet het echter niet zitten om, na de tegenvallende verkoopscijfers van Back To The Egg, een dubbelelpee te promoten. Daarom moet Paul een selectie maken zodat het materiaal onder de 45-minutengrens blijft.

Coming Up

Als smaakmaker voor de elpee verschijnt op 11 april 1980 ‘Coming Up’ met als b-kant een live versie van Wings, plus een oud instrumentaaltje uit de Venus and Mars sessies: ‘Lunch Box-Odd Sox’.
De single doet het erg goed en bereikt net niet de top in Engeland. In Amerika wel: daar prijkt de single die zomer drie weken lang bovenaan de hitlijsten. Omdat een live versie van Wings er echter meer gedraaid wordt op de radio en jukeboxen dan de soloversie van Paul McCartney, besluit Billboard de derde week die versie als topsingle te vermelden. Hierdoor wordt ‘Coming Up’ het eerste en enige nummer dat zichzelf opvolgt in de hitlijst in twee verschillende versies.

Die live versie is opgenomen in Glasgow, op 17 december 1979, tijdens het slotconcert van de Britse tournee. Wingsdrummer Steve Holley vertelt: ‘Het hoogtepunt [van mijn tijd bij Wings] was voor mij het optreden in Glasgow. Dat viel toevallig samen met de finale van het voetbal: Schotland tegen Engeland. Paul had zich voorgenomen om zich [voor de bisnummers] te tooien met de vlag van het winnende team. De Campbeltown Pipe Band was er, met kilts en alles, voor ‘Mull of Kintyre’. Het menigte ging helemaal uit de bol, zeker toen Schotland won.’
Dat is ook goed te horen aan de finale van het laatste nummer. Na het, voor iedereen dan nog total onbekende ‘Coming Up’, beginnen de fans Pauls naam te scanderen, zoals dat normal bij voetbalwedstrijden gebeurt. Paul doet vrolijk mee, alleen zingt hij “bloody rubbish”.
‘Dat was heel special,’ besluit Holley. ‘Een onbeschrijfelijk hoogtepunt. Ik kreeg er zelf tranen van in mijn ogen en ik ben niet eens een Schot. Het zegt veel over de absolute magie van die man.’

De hit is zeker voor een stuk ook te danken aan het erg leuke promofilmpje, waarbij Paul en Linda in een tiental vermommingen te zien zijn, als een imaginaire groep: The Plastic Macs. Zo is Paul tegelijkertijd Buddy Holly, Hank Marvin van The Shadows, David Gilmour van Pink Floyd, Ron Mael van The Sparks, Andy Mackay van Roxy Music en zijn jongere ik , als Beatle omstreeks 1964, complete met zijn Hofner bas.

McCartney II

Paul’s tweede solo-elpee McCARTNEY II wordt op 16 mei 1980 uitgebracht.
De Amerikaanse platenmaatschappij Columbia staat er op dat de liveversie van ‘Coming Up’ op de plaat zou staan. Paul komt met een compromis: in de Vernigde Staten wordt de Wings versie als bonus bij de elpee gestopt, op een extra singeltje.

Door het grote succes van de hitsingle, doet de elpee het erg goed in de verkoop, hetgeen leidt tot een eerste plaats in de Britse hitlijst en 3 in de VS.

‘Waterfalls’ – het beste nummer van de elpee – verschijnt op 13 juni 1980 als tweede single in het Verenigd Koninkrijk. Het erg repetitieve ’Check My Machine’ is de b-kant. De hoogste notering is 9.
Omdat ‘Coming Up’ het zo goed doet in de Verenigde Staten, wordt ‘Waterfalls’ er een maand later uitgebracht. Columbia voert er echter zo weinig promotie voor dat een maand na het uitbrengen een DJ aan Paul vraagt waarom het nummer niet als single is uitgebracht. Het resultaat is dan ook een erg magere 106de plaats. En dat ondanks een dure clip.

De derde single ‘Temporary Secretary’ wordt enkel in Engeland uitgebracht, op 15 september 1980. Bovendien verschijnt de 12” in een beperkte oplage van 25 000 exemplaren, die in 16 uur allemaal verkocht raken. Toch geen hitnotering.
De b-kant is het onuitgebrachte ‘Secret Friend’.

Deel 12 – Wings :: Back To The Egg
null

Opgenomen:
29 juni tot 27 juli 1978 in de Spirit of Ranachan studio, Campbeltown
11 tot 29 september 1978, in Lympne Castle in Kent
2 tot 11 oktober en 13 november tot 1 december 1978, in Abbey Road, Londen
december 1978 tot februari 1979, in Replica Studio, Londen

Uitgebracht:
8 juni 1979: Wings elpee Back To The Egg
kant 1 (Sunny Side Up): ‘Reception’, ‘Getting Closer’, ‘We’re Open Tonight’, ‘Spin It On’, ‘Again and Again and Again’ (Denny Laine), ‘Old Siam, Sir’, ‘Arrow Through Me’
kant 2 (Over Easy): ‘Rockestra Theme’, ‘To You’, ‘After the Ball/Million Miles’, ‘Winter Rose/Love Awake’, ‘The Broadcast’, ‘So Glad to See You Here’, ‘Baby’s Request’

15 (VS) en 23 (VK) maart 1979: Wings single ‘Goodnight Tonight’/’Daytime Nighttime Suffering’
5 februari 1990: ‘Same Time Next Year’ op 12” en cd-single ‘Put It There’.

Nieuwe vleugels

Twee jaar na het afsluiten van de Wings Over the World tournee begint het bij Paul opnieuw te kriebelen: hij wil graag opnieuw met Wings de wereld rond trekken. Onder meer Japan en China staan op het verlanglijstje. Daarvoor heeft hij wat steviger songs nodig, want de meeste songs van zijn meest recente elpeee, London Town, zijn eerder akoestisch. Om hem daarbij te begeleiden wil Paul graag een co-producer naast zich. De keuze valt op een oude bekende: Chris Thomas.
Chris begon zijn carrière zowat bij The Beatles. Tijdens de opnamen van de Dubbele Witte, in 1968, was hij assistent van George Martin en kreeg toen plots de opdracht de leiding, toen Martin er voor een vakantie tussenuit kneep. In de jaren daarna heeft Thomas naam gemaakt als producer van Procol Harum, Roxy Music, John Cale en recent… The Sex Pistols.

Na het vertrek van Jimmy McCulloch en Joe English is het noodzakelijk om Wings weer te completeren met een nieuwe drummer en leadgitarist. Dat worden respectievelijk Steve Holly en Laurence Juber. Beiden zijn studiomuzikanten, aangedragen door Denny Laine en na een auditie, uitgekozen door Paul.
‘Dat was eigenlijk best wel grappig,’ vertelt Juber. ‘Je hebt verdorie te maken met Paul McCartney! Maar hij was zeer vriendelijk en hij vond het niet erg dat ik geen nummers van Wings kende. Het verliep vlotjes.’
‘We speelden een uur of twee, drie,’ vult de drummer aan. ‘Plots zei Paul: “Prima. Dit is een goede groep. Klinkt goed. Laten we ervoor gaan!”.’

‘Ik wist dat Paul een reputatie had,’ gaat Juber verder, ‘dat hij moeilijk zou zijn om mee samen te werken. Maar dat bleek geheel onterecht – integendeel zelfs. Over het algemeen was het heel fijn samenwerken. Ik heb er veel van geleerd. Het enige nadeel dat ik had door bij de band te gaan is dat ik een succesvolle carrière als studiomuzikant moest opgeven, omdat ik niet beiden kon blijven doen.’

De vuurdoop voor de nieuwe leden vindt plaats op 5 mei 1978. In de Londense RAK studio neemt Wings die dag een song op, op bestelling. ‘Same Time Next Year’ is bedoeld voor de gelijknamige film met Alan Alda en Ellen Burstyn.

Het nummer wordt de volgende dag afgewerkt in de Abbey Road Studios, met een 68-man sterk orkest, in een arrangement van Fiachra Trench.

Uiteindelijk vind de regisseur, Robert Mulligan, echter dat Paul in zijn tekst wat ‘teveel verraadt van de plot’. Daarom verkiest hij een ander nummer: ‘The Last Time I Felt Like This’ van Marvin Hamlisch.

Spirit of Ranachan

[Na die eerste sessies] trokken we naar Schotland om mekaar wat te leren kennen,’ vertelt Laurence Juber. Ze verblijven van 29 juni tot 27 juli 1978 in Pauls boerderij in Campbeltown, waar ze in een relaxte sfeer kunnen repeteren en jammen.

Er wordt ook gestart met de opnamen van de elpee, die dan nog de werktitel Wings In The Wild draagt. Die opnamen vinden plaats in de studio die Paul heeft laten bouwen in een schuur op het erf: Spirit of Ranachan.

Dit keer kiest Paul er voor om de basistracks van de nummers zoveel mogelijk live op te nemen. ‘De meeste tracks werden opgenomen als een band, met iedereen op zijn gebruikelijke instrument,’ bevestigt Juber. ‘Soms namen we iets op zonder de drums. Die kwamen dan later.
Er was geen uitgebreide productie nodig. Het was meer basic… Back To The Egg moet je dan ook zien back to basics. Producer Chris Thomas kwam rechtstreeks van The Sex Pistols. Hij deed ook The Pretenders [in diezelfde periode]… een heel andere aanpak [dan London Town] Dat was een vreemde plaat, haast een folkelpee.’

Twee van de hardste songs worden in één dag op band gezet: 23 juli, een zondag. Eerst ‘Spin It On’ en daarna ‘Old Siam, Sir’. Dat laatste is ontstaan uit een riff van Linda, gespeeld op haar toetsenbord. Paul werkt het verder uit, met de hulp van Denny Laine. Tijdens de sessie komt Steve Holly met een middenstuk. Dat leidt tot een hoogoplopende discussie met Laine, over wie de credits krijgt. Paul lost het op… door alleen zijn eigen naam er onder te zetten.

‘Spin It On’ noemt Laurence ‘een soort punk-rockabilly. Het heeft iets meedogenloos. Ik deed alle sologitaarspullen in zo’n twintig minuten. Zo voelde het tenminste aan. Ik zat in de controlekamer, naast Paul. Alleen wij twee.’

‘Arrow Through Me’ bestaat uit niet veel meer dan twee drumpartijen, een sax en een elektrische piano. Laurence Juber: ‘Ik herinner me dat Paul Simon op bezoek kwam in de studio. Toen hij dat nummer hoorde, vroeg hij: “Wow, hoe krijg je die fantastische basklank?” Hij kon echt niet geloven dat het met de linkerhand gespeeld was op de elektrische piano.’

Na vier weken zijn er basistracks opgenomen van een dozijn nummers. Naast de al eerder genoemden zijn dat: ‘To You’, ‘Winter Rose’, ‘Cage’, plus vroege versies van ‘Love Awake’ en ‘Ballroom Dancing’. Denny Laine heeft twee songs aangedragen: ‘Again and Again and Again’ en ‘Weep For Love’. Laurence Juber kwam met het instrumentale ‘Maisie’.

Daarnaast is nog een tweede filmsong opgenomen: ‘Did We Met Somewhere Before?’. Het is bedoeld voor Heaven Can Wait , van Warren Beatty and Buck Henry. Maar opnieuw wordt de song afgewezen – terecht, want het is niet erg sterk.
Twee jaar later krijgt het toch nog een tweede kans, wanneer Allan Arkush de song gebruikt als openingsnummer voor zijn film rond The Ramones: Rock & Roll High School. Hij heeft het op een akkoordje kunnen gooien met Macca: de regisseur mag de song gebruiken voor een schamele $500, maar het mag niet op de soundtrackelpee en Paul wil zijn naam niet op de aftiteling.

Tijdens de laatste week worden overdubs toegevoegd aan de beste takes.

Lympne Castle

Na een onderbreking van zes weken, worden de sessies hervat. Vanaf 11 september 1978 treffen we Wings aan in een geheel nieuwe omgeving: in Kent. Meer bepaald in Lympne, een dorpje op een half uurtje rijden van de nieuwe woonst van de McCartney’s in Rye, Sussex.
De RAK mobiele studio staat er gedurende drie weken opgesteld. ‘We hadden de beschikking over de nieuwste 24-sporen opnameapparatuur,’ vertelt Paul. ‘Maar ik heb niet het gevoel dat zoiets een meerwaarde is ten opzichte van vroeger, toen we maximaal vier sporen hadden. Je verliest snel het overzicht en dat wil ik niet.’

‘We namen het grootste deel [van Back to the Egg] op in een middeleeuws kasteel in Kent,’ gaat hij verder. ‘Een maand lang namen we het kasteel over. We werkten in de keuken, de traphal, de trappentoren en de grote inkomhall. […] Het was fijn. Interessant. We houden er wel van om op speciale plekken op te nemen. Dat zorgt voor een gezonde, frisse aanpak. Persoonlijk geloof ik niet in de mythes van goede akoestiek. Ik denk dat je met goede microfoons en goede nummers overal aan de slag kan.’
Zo wordt het drumstel opgesteld in de openhaard van de grote hal.

Nummers waaraan gewerkt wordt in het kasteel zijn: ‘We’re Open Tonight’, ‘After The Ball’, ‘Million Miles’ en een nieuwe versie van ‘Love Awake’. Het musical-achtige ‘Robber’s Ball’ belandt in het archief.
Voor twee andere nummers wordt de hulp ingeroepen van de bewoners. Harold Margary reciteert ‘The Sport Of Kings’ van Ian Hay en ‘The Little Man’ van John Galsworthy voor ‘The Broadcast’. Zijn echtgenote, Dierdre, zegt een kinderversje op: ‘The Poodle And The Pug’ voor het openingsnummer, ‘Reception’.

Rockestra

Begin oktober verkast Paul naar de vertrouwde omgeving van de Abbey Road Studio voor een speciaal project. Hij heeft het idee opgevat om, met de hulp van de crème de la crème van de Britse rockmuziek, een soort orkest te vormen: Rockestra. Het betreft leden van The Shadows, Pink Floyd, The Who, Led Zeppelin, The Faces en The Attractions.

Er ontbreken er een paar op het appel. Keith Moon was uitgenodigd, maar was helaas overleden voor het zover was. Ringo Starr sloeg de uitnodiging af wegens andere bezigheden in het buitenland. Jimmy Page had toegezegd, maar ‘Hij kwam niet opdagen,’ weet Laurence Juber. ‘Zijn versterker was er, maar hijzelf niet. John Paul Jones is op de plaat en John Bonham. Maar geen Jimmy Page.’
Jeff Beck wou dan weer wel komen, maar eiste vetorecht over zijn gitaarpartijen. Daar wou Paul niet van horen.

In drie uur worden twee nummers opgenomen: ‘So Glad To See You Here’ en het ‘Rochestra Theme’.
Zestig microfoons zijn verbonden met twee mixing consoles, zowel een 24 las een 16-sporen apparatuur werken gelijktijdig, dankzij een nieuw synchronisatiesysteem Tape Lock. Bovendien wordt alles gefilmd door regisseur Barry Chattington die vijf Pana-vision 35-mm cameras gebruikt, plus eigen opname apparatuur.
Volgens Jo Jo Laine wordt er in de toiletten aangeschoven om cocaine te snuiven.

Paul toont zich erg tevreden over het resultaat: ‘Verbazingwekkend hoe strak ze allemaal samen speelden. Met mensen als Pete Townshend, Gary Brooker, Hank Marvin, Ronnie Lane, Ray Cooper en Dave Gilmour zou je een ruwer, minder gecontroleerd geluid verwachten. Maar het draaide anders uit: 14 rockmuzikanten die voor het eerst samen spelen, klinken ongelofelijk strak.’

https://www.youtube.com/watch?v=8VxF7L3VVqs

Replica Studio

Na nog eens een onderbreking van een maand, werken ze opnieuw twee weken in de Abbey Road studio, om de opgenomen tracks af te werken. Paul maakt van de gelegenheid gebuik om twee nieuwe nummers op te nemen. ‘Getting Closer’ begint als een duet met Denny Laine. Het gaat echter niet over vriendschap, maar over een nachtelijke autorit, opgeleukt door muziek op de radio en een goede pretsigaret. Jammer genoeg is het precies een niet aflatende stroom van die sigaretjes die er voor zorgt dat Paulie zo slordig omgaat met zijn teksten: ‘Say you don’t love him, my salamander’ ?! Of nog: ‘Well now, why haven’t I had any dinner?’ – de complete tekst van het ‘Rockestra Theme’.

Het jazzy ‘Baby’s Request’ is een ander verhaal. Paul schreef het nummer na een optreden van The Mills Brothers, een a capella groep uit de jaren dertig, die hij die zomer aan het werk zag, tijdens een vakantie in het zuiden van Frankrijk. Paul maakt een demo met Wings. Wanneer hij hen de song aanbiedt, vragen ze echter geld om het op te nemen. Dus gebruikt hij de opname maar als slotstuk van de elpee.

Wanneer blijkt dat Studio Two van Abbey Road, vanaf begin december een paar maanden bezet is, omdat Cliff Richard er zijn nieuwe elpee (Rock ‘n’ Roll Juvenile) gaat opnemen, toont Paul zich erg ongeduldig. Hij laat de controlekamer helemaal opmeten en nabouwen. Het is een exacte kopie, compleet met valse wanden en andere namaakspullen.

‘We creëerden Replica Studio in de kelder van Pauls kantoor, aan Soho Square, voornamelijk voor het mixen’, vertelt Laurence Juber. ‘We maakten er ook wat opnamen.’ Zo krijgen ‘Spin It On’ en ‘So Glad To See You Here’ een nieuw einde.
‘Daarvoor werd het drumstel opgesteld in een kamer waar de koffiemachine stond. Daar speelde ik ook de akoestische gitaarsolo voor ‘Goodnight Tonight’. Zoiets geeft het een heel andere sfeer.’

‘Goodnight Tonight’ heeft Paul een jaar eerder, tijdens het afmixen van London Town, in zijn eentje opgenomen. De enige bijdrage van een van de andere bandleden is de prachtige Flamenco gitaarsolo van Juber. Tijdens het afmixen, kondigt Paul aan dat het de eerste single wordt van de vernieuwde Wings. Als iemand een sterk nummer kan schrijven tijdens het weekend, zullen ze dat op maandag opnemen voor de b-kant.
Iedereen schiet meteen in actie. Zelfs Linda doet haar best.

Maar ‘s maandags komt Paul zelf met ‘Daytime Nightime Suffering’ aandragen. Hoewel hij het pas heeft geschreven weet Paul al precies hoe het moet klinken. ‘Ik kreeg veel vrijheid,’ vertelt Juber. ‘De enige keer dat hij me zei wat ik moest spelen, was bij ‘Daytime Nighttime Suffering’. Dat had hij helemaal uitgeschreven. Dat en ‘Coming Up’. Die riff van ‘Coming Up’: diddlelittlelitditdit…Dat stukje, dat wou hij precies zo hebben.’

Het nummer staan dan ook in no-time op band. Het mixen verloopt heel wat moeizamer: daarvoor zijn niet minder dan 49 pogingen nodig. En dan blijft er nog een foutje hoorbaar: na twee minuten kun je, met een koptelefoon, baby James horen huilen.

Begin april 1979 – bijna 10 maanden na de eerste sessies, wordt eindelijk de laatste hand gelegd aan de tracks van Back To The Egg. ‘Winter Rose – Love Awake’ wordt ingezongen en voorzien van een brassband, de Black Dyke Mills Band, en er wordt synthesizer toegevoegd aan ‘Getting Closer’ en ‘Love Awake’.

Even wordt er gestoeid met het idee van een conceptelpee, onder de titel ‘We’re Open Tonight’. ‘Ik bedacht iets rond touren,’ vertelt Linda.’Op een regenachtige avond stapt een groep in het busje, op weg naar een optreden… Maar uiteindelijk zijn het gewoon wat songs.’

Hot Hits and Kold Kutz

Paul was nogal gepikeerd over het feit dat ‘Mull Of Kintyre’ in de Verenigde Staten haast onopgemerkt is gebleven, terwijl het in de rest van de wereld zo’n gigantisch succes kent. Hij verwijt Capitol, de platenfirma die er zijn muziek verdeeld, niet genoeg promotie te hebben gemaakt. Wanneer London Town er bovendien, als eerste elpee van Wings in jaren, niet de top bereikte, is voor hem de maat vol. Hij laat Capitol Records weten dat hij op zoek gaat naar een andere verdeler.

Op 1 januari 1979 tekent Paul één van de beste contracten in de popgeschiedenis. Columbia Records (CBS) biedt hem, voor de volgende drie jaar, een voorschot van 1,5 miljoen euro per jaar. Als tegenprestatie moet hij elk jaar één album aanleveren. Verder krijgt hij 22% royalties, plus een extraatje. Zijn muziekuitgeverij MPL krijgt de rechten van Frank Music, de muziekcatalogus van Frank Loesser, bekend van o.a.Guys and Dolls.
Pas in 2006 raakt bekend dat Paul in het contract heeft laten opnemen dat hij opnamen mag maken met ‘John Lennon, Richard Starkey and George Harrison recording together as The Beatles’.

Om de periode af te sluiten, wil Capitol graag een verzamelaar uitbrengen. Paul komt met het voorstel om er een dubbelelpee van te maken: Hot Hits and Kold Kutz. Het Hot Hits aspect is duidelijk: een verzameling van zijn grootste hits. Kold Kutz (Cold cuts zijn prakjes of kliekjes) zijn zoals de naam het aangeeft, b-kantjes en outtakes.

De voorgestelde tracklist van Kold Kutz is:
kant 1: ‘Mama’s Little Girl’, ‘I Would Only Smile’, ‘Tragedy’, ‘Night Out’, ‘Oriental Nightfish’, ‘Lunch Box/Odd Sox’, ‘My Carnival’
kant 2: ‘Send Me The Heart’, ‘Hey Diddle’, ‘Wide Prairie’, ‘Tomorrow’, ‘Proud Mum’, ‘Proud Mum Reprise’, ‘Same Time Next Year’, ‘Did We Meet Somewhere Before?’

‘I Would Only Smile’ en ‘Send Me The Heart’ zijn songs van Denny Laine. ‘Oriental Nightfish’ en ‘Wide Prairie’ zijn gezongen door Linda. ‘Tragedy’ is een cover van een nummer van The Fleetwoods uit 1961.
De beide niet-gebruikte soundtracknummers vervolledigen de tracklist.

‘Oriental Nightfish’ wordt in oktober 1978 vertoond in Britse bioscopen, als voorfilmpje bij Driver. De tekenfilm is het werk van Ian James, naar een song van Linda McCartney.

Capitol geeft echter de voorkeur aan een enkele elpee: “dat verkoopt beter”.
Dus verschijnt, netjes op tijd voor de Kerstperiode, Wings Greatest in november 1979.

null

Singles
null
De eerste release van Columbia is de single ‘Goodnight Tonight’/’Daytime Nighttime Suffering’ die verschijnt op 15 maart 1979. Het nummer doet het goed en behaalt zowel in Engeland als in Amerika de top 5. De single versie is een edit en voor de volledige opname kun je terecht bij de 12” versie.

Columbia dringt er dan ook bij Paul op aan om het nummer op zijn volgende elpee te zetten, maar die weigert dat. Back To The Egg verschijnt in mei 1979. De titel geeft al aan dat Paul het album ziet als een nieuwe start.
‘Het was zo’n beetje terug naar af voor ons’, verklaart Paul, ‘nieuwe dingen proberen. Die titel vat het zowat samen.’

Maar ondanks genoeg melodieën in elke song, waarmee anderen een hele elpee mee zouden kunnen vullen én een TV-special met promofilmpjes van 7 nummers, doet de plaat het na, een sterke start, niet zo goed in vergelijking met zijn vorige elpees. De top 5 wordt net niet bereikt. Het gebrek aan een echte hitsingle speelt daarin zeker mee.
De platenmaatschappij had nochtans erg hoge verwachtingen. ‘Ik hoorde onlangs dat er drie miljoen exemplaren van Back To The Egg liggen te wachten in een stockageruimte,‘ verklapt Paul. ‘Dat klinkt als een enorme flop. Maar voor elke andere groep is een verkoop van één miljoen – en dat hebben wij – een succes. Het is een goede plaat. Het is onze eerste plaat. De niet-verkochte platen zijn er omdat de platenmaatschappij er teveel heeft geperst. ‘
Ook volgens Juber waren de voortuitzichten van Columbia niet realistisch. ‘De overeenkomst was geregeld met Walter Yentikoff, Bruce Lundvall, Don Devito, Paul Atkinson aen nog een paar anderen – allemaal legendarische figuren in de muziekwereld op dat moment. Paul McCartney bij je label hebben verhoogde je status zeker. Maar tegen dat de plaat uitkwam in juni 1979 ging het economisch niet te best en de platenverkoop was achteruit gegaan. De platenlabels hadden het in hun hoofd gehaald dat iedere plaat het beter zou moeten doen dan Rumors of Saturday Night Fever. Dat was een fase die snel weer voorbij was en de verkoop viel snel terug tot de normale omzet. […] In elk geval: Back to the Egg deed het tamelijk goed en het zou nog beter zijn gegaan als hij ‘Goodnight Tonight’ er op had gezet. […] Het zou het verschil hebben gemaakt van triople platina in plaats van platina.’

Als eerste single is ‘Old Siam, Sir’ in Engeland en Europa, terwijl voor Noord-Amerika de keuze valt op ‘Getting Closer’. De b-kant is wel overal hetzelfde: ‘Spin It On’. En het resultaat ook: gestrand buiten de top 20!
Eenzelfde lot zijn de volgende singles beschoren: ‘Arrow Through Me’ in de VS, ‘Getting Closer’/‘Baby’s Request’ in het VK en ‘Rockestra Theme’ in een aantal Europeese landen.


5 juni 1979: in de hangar van een klein prive vliegveld in Kent, worden beelden geschoten voor ‘Spin It On’ en ‘Getting Closer’. In een veld in de buurt wordt ‘Again And Again And Again’ verfilmd. Er wordt gewerkt tot het donker wordt.
‘Ik herinner me de opname van dat filmpje nog goed, ‘mijmert Laurence Juber. ‘We droegen van die namaak vliegeniersjassen: leder, gevoerd met bont. We filmden in een vliegtuighangar in de koude Britse lente, maar achter ons stonden een heel pak schijnwerpers. We werden zowat gebraden. Toen ik die avond thuis kwam, hing ik de jas te drogen. Dagenlang droop het zweet er nog uit – zo heet was het daar.’

13427280cf617b1786cb8c68392295d01b562bbc

Opgenomen: tussen februari 1977 en januari 1978, op diverse locaties

Uitgebracht: Wings elpee London Town – 27 maart 1978 (VS) en 31 maart 1978 (VK)

kant 1: ‘London Town’, ‘Cafe On The Left Bank’, ‘I’m Carrying’, ‘Backwards Traveller’, ‘Cuff Link’, ‘Children Children’, ‘Girlfriend’, ‘I’ve Had Enough’
kant 2: ‘With A Little Luck’, ‘Famous Groupies’, ‘Deliver Your Children’, ‘Name And Address’, ‘Don’t Let It Bring You Down’, ‘Morse Moose And The Grey Goose’

11 november 1977: Wings single ‘Mull of Kintyre’/’Girl’s School’.

En ook nog:
6 mei 1977: Holly Days van Denny Laine
kant 1: ‘Heartbeat’, ‘Moondreams’, ‘Rave On’,’I’m Gonna Love You Too’, ‘Fool’s Paradise’, ‘Lonesome Tears’
kant 2: ‘It’s So Easy’/’Listen to Me’, ‘Look at Me’, ‘Take Your Time’, ‘I’m Looking for Someone to Love’

31 mei 1977: ‘Seaside Woman’/’B Side To Seaside’, single van Suzy and the Red Stripes (enkel in de VS). In Engeland verschijnt de single twee jaar later, op 10 augustus 1979.

Vanaf november 1976 geniet Wings van drie maanden rust. De voorbije jaren zijn dan ook behoorlijk hectisch geweest voor de band: een uiterst succesvolle tournee van meer dan een jaar, waarbij drie continenten zijn aangedaan, plus twee studio elpees en verschillende nummer één singles.

Zelfs tijdens een break in de tournee, gedurende de zomermaanden, heeft Paul niet stil gezeten. Voor een live-elpee Wings Over America en een film Rockshow , beluistert hij de meer dan 90 uren opnamen die in Amerika zijn gemaakt. Elk van de 34 concerten is er opgenomen. Daarvan zijn telkens de beste vijf versies van elk nummer uitgekozen. Paul maakt de selectie en verzorgt de mix. Naar verluidt werkt hij 14 uur per dag, zeven dagen per week, gedurende zes weken, om alles op tijd klaar te krijgen.
De opnamen worden uitgebreid bijgewerkt. Volgens drummer Joe English waren er heel wat overdubs nodig, omdat ‘mensen vals zongen en dan heb ik het niet over Paul.[…] Aan de toetsen was het meeste werk, dan Denny’s partijen en dan de backing vocals. Paul moest een paar dingen opnieuw inzingen, door een slecht werkende micro, maar de zang van de anderen… We zaten in een gigantische studio en je zag jezelf zingen of spelen op het scherm. Dan moest je proberen om de zang te laten overeenkomen met de mimiek op het scherm. Het was grappig, een speciale ervaring.’

Zodra dat werk klaar is, trekt Paul zich met zijn familie terug op de boerderij in Schotland. Daar maakt hij, in zijn Rude Studio, Holly Days. De plaat met covers van Buddy Holly songs wordt gepresenteerd als een solo elpee van Denny Laine, maar eigenlijk is diens inbreng beperkt tot het inzingen.
Wel maken ze van de gelegenheid gebruik om samen een aantal nummers te schrijven, waarvan er vijf op de volgende Wings elpee zullen verschijnen.

Die paar maanden vakantie zijn dus meer dan welkom.

7 tot 19 februari 1977 – Abbey Road studios, Londen

Wanneer de band op 7 februari 1977 verzamelt in de Abbey Road studio, is dat om te beginnen aan de derde elpee op rij met dezelfde bezetting: Paul en Linda McCartney, Denny Laine, Jimmy McCulloch en Joe English. Zelfs de geluidstechnicus Pete Henderson is er weer bij.
Hoewel: de blazerssectie die het geluid van Wings heeft opgeleukt op de laatste twee elpees en de wereldtournee is er niet meer bij. In plaats daarvan heeft Paul een nieuw speeltje: de Yamaha CS-80. De synthesizer die de muziek van de jaren tachtig zal overheersen, is voor gewone stervelingen pas beschikbaar vanaf 1978. Maar een ex-Beatle kun je moeilijk beschouwen als een gewone sterveling. Macca heeft een van de allereerste exemplaren te pakken gekregen. Het nummer ‘London Town’ drijft vooral op deze klanken. Al zijn er ook enkele korte, maar krachtige gitaarsolo’s van Jimmy te horen.
(Veel) meer elektrische gitaar is te horen op ‘Girls’ School’. De tekst is gebaseerd op de titels uit een advertentie van een krant. Een advertentie voor … pornovideo’s. De titels van de aangeboden waren inspireren Paul voor de karakters uit zijn song: ‘Sleepy Head’, ‘School Mistress’, ‘Oriental Princess’ …

Het opzet is om snel een elpee in te blikken en daarna weer op tournee te vertrekken. Maar dan blijkt dat Linda in verwachting te zijn. De baby is uitgerekend voor september.
Daarom besluiten Paul en Linda om het even kalm aan te doen. Al na amper twee weken repeteren en opnemen, trekken ze er tussen uit voor een vakantie op Jamaica, met de kinderen.

16 tot 31 maart 1977 – Abbey Road studios, Londen

De sessies worden half maart hervat, met Geoff Emerick achter de knoppen. Emerick was de vaste geluidstechnicus van The Beatles, van Revolver tot Abbey Road.
Hij vertelt enthousiast over Hawaii, waar hij net George Martin heeft geassisteerd bij opnamen met de groep America. Om belastingtechnische redenen spreekt het idee om in het buitenland op te nemen Paul sterk aan. Denny komt met het voorstel om op een boot te gaan werken, in internationale wateren.

Paul laat uitzoeken of zoiets praktisch uitvoerbaar is. ‘Na een paar telefoontjes naar Record Plant in L.A. bleek het mogelijk om opnameapparatuur te installeren op een schip,’ vertelt hij. Een geschikte boot wordt gevonden in de buurt van de Maagdeneilanden, in het Caribisch gebied.

In afwachting wordt verder gewerkt. Het tempo ligt erg laag, want aan het einde van de maand staan er slechts een handvol songs op band. Typisch Macca: allemaal heel verscheiden van aanpak. Naast ‘London Town’, met een prominente rol voor de Yamaha CS-80 en de stevige rocker ‘Girl’s School’, wordt ‘Deliver Your Children’ voortgestuwd door de akoestische gitaren van Paul en Denny. Joe en Jimmy komen er zelfs niet aan te pas.
Dat is ook zo voor ‘B-Side To Seaside’. Paul bespeelt alle instrumenten in zijn eentje, waarna Linda het inzingt.
Het nummer is speciaal geschreven als b-kant van – de naam zegt het al – ‘Seaside Woman’, een solo-single van Linda. Dat reggaedeuntje is al jaren geleden opgenomen, maar nooit uitgebracht. Dat komt er nu eindelijk van, onder de groepsnaam Suzy and the Red Stripes, naar de naam van een Jamaicaans bier.

londontowngroupphoto

2 tot 31 mei 1977 – aan boord van de Fair Carol, Maagdeneilanden

Op 30 april vliegen de bandleden, technici en de kinderen van Paul en Linda naar het eiland Sint Thomas, een van de Amerikaanse Maagdeneilanden, die liggen tussen Puerto Rico en de Bovenwindse eilanden. ‘Van daar voeren we naar Sint John, een nabijgelegen eiland’, vertelt Paul. ‘Vlak na zonsondergang meerden we aan in Watermelon Bay, dat was uitgekozen als de minst woelige plek in de buurt.’

McCartney heeft er vier boten gehuurd: hij en zijn familie verblijven op de El Toro, de andere mannen op de Wanderlust , de Samala is voor eten en ontspanning en de Fair Carol is het schip waarop de opnamen zullen plaatsvinden. ‘De boot die we huurden wordt normaal gebruikt voor mensen die met vakantie gaan’, legt Paul uit. ‘De kapitein was niet blij toen hij al die instrumenten zag. We verbouwden zijn boot zowat en dat vond hij maar niks. De verblijfsruimte werd omgebouwd tot studio en op een ander dek kwam de controlekamer.’

‘Het was fantastisch! […] ’s Nachts plezier maken: van het bovenste dek in het water springen en zo. Op een avond had ik wat te veel gedronken en brak ik bijna iets bij een sprong van de ene boot naar de andere. Maar zoiets hoort bij een vakantie, niet?’
Er zijn nog meer van die voorvalletjes: Denny heeft te lijden van zware zonnebrand, Jimmy wordt tijdelijk doof, assistent Alan Crowder valt van een trap en breekt zijn hiel en Geoff Emerick tenslotte krijgt een stroomstoot door zijn voet.
Daarenboven krijgen ze de Amerikaanse douane op bezoek. De mannen vinden geen drugs, maar geven toch een waarschuwing.

Daartegenover staat dat de 24-sporen apparatuur uitstekend werkt. ‘We hadden geen last van zoutwater in de apparatuur of aanvallen van haaien of zo,’ bevestigt Paul. ‘De studio werkte fantastisch. Meteen de eerste dag hadden we al een nummer klaar.’
Die eerste song is ‘Cafe On The Left Bank’ – typisch genoeg, een observatie van hoe Engelsen zich in het buitenland gedragen.

Assistent technicus Mark Vigars licht toe: ‘[Al snel ontstond] een patroon: drie tot vier uur durende sessies in de voormiddag en dan nog eens in de late namiddag tot avond, met daartussen tijd om te zwemmen, waterskieën en heerlijk lekker eten op de Samala. Daarvoor zorgde niemand minder dan de kapitein zelf, Tony Garton, een stoere zeebonk, maar ook een uitstekende chef.’

Na vier weken staan er een twaalftal songs op band: ‘I’m Carrying’, ‘I’ve Had Enough’ (dan nog puur instrumentaal), ‘With A Little Luck’, ‘Famous Groupies’, ‘Don’t Let It Bring You Down’ en ‘Morse Moose And The Grey Goose’. Paul waakt er voor dat de synthesizer niet te fel de bovenhand haalt, door een aantal songs puur akoestisch op te nemen.
Daarnaast zijn er ook een aantal songs of jams die de plaat niet zullen halen: ‘Boil Crisis’ (een punknummer), ‘El Toro Passing’, ‘Running Round The Room’, ‘Standing Very Still’, ‘After You’ve Gone’ en ‘Fairy Tale’.

1977x-londontown

Sratch in zijn Black Ark studio

Sratch in zijn Black Ark studio

20 juni 1977 – Black Ark studio, Jamaica

In juni gaan Paul, Linda en de kinderen opnieuw met vakantie naar Jamaica. Ze maken van de gelegenheid gebruik om er de legendarische Lee ‘Scratch’ Perry te gaan opzoeken. De bizarre producer van ondermeer Bob Marley en The Congos is dan op zijn hoogtepunt met hits als ‘Police and Thieves’ van Junior Murvin en ‘War Ina Babylon’ van Max Romeo.
Linda, die al lang een grote reggaefan is, wil graag wat tracks met hem opnemen voor haar solo-elpee. Perry trommelt wat muzikanten op: Billy Gardner (slaggitaar), Boris Garner (bas), Miky Boo (drums) en Winston Write (toetsen). Jammer genoeg hebben Paul en Linda geen nummers geschreven. Daarom worden op 20 juni wat covers opgenomen van Linda’s favorieten uit de jaren vijftig: ‘Mr. Sandman’en ‘Sugartime’. Het resultaat stelt teleur, zoals kan worden beluisterd op de postume cd Wide Prarie.

***

Paul+McCartney+and+Wings+-+Mull+Of+Kintyre+-+7'+RECORD-286319

Mull of Kintyre – juli – augustus 1977 – Spirit of Ranachan studio, Schotland

Het afwerken van de reggae opnamen gebeurt in de Spirit of Ranachan studio. Linda (en Paul) zingen de nummers in en Paul speelt ook elektrische gitaar.

Spirit of Ranachan is een plechtige naam voor de nieuwe studio die Paul heeft laten inrichten in een schuur van zijn boederij in Schotland. Hij had er al de Rude Studio, maar die had slechts 4-sporen apparatuur. De nieuwe is uitgerust met 24-sporen apparatuur.

Paul maakt er ook een hele resem demo-opnamen, van nieuwe nummers. Daarbij zitten ook wat songs die al een tijdje geleden zijn geschreven, maar waar nog niets mee is gebeurd. ‘Mull Of Kintyre’ is er zo een. Paul had de aanzet al in 1974.
‘Ik was echt verliefd geworden op Schotland. Op een dag bedacht ik dat er al een tijdje geen Schotse songs meer werden geschreven. Al die nummers voor doedelzak stamden uit de vorige eeuw. Dus bedacht ik iets over de omgeving daar: het [eiland] Mull bij Kintyre. Het was helemaal niet de bedoeling om een hit te schrijven. Ik wou gewoon iets schrijven over die streek.’

Hij roept er zijn maat Denny bij om het verder uit te werken. ‘We schreven het nummer samen, met een fles whiskey, op een namiddag, buiten, tussen de heuvels van Kintyre. Paul had het refrein al. De rest schreven we samen en de tekst kwam vooral van mij. […] Mull, daar stond een oude vuurtoren, verder was er total niets te zien. […] Een vuurtoren, een kerkhof en een luizig hotel waar de bandleden soms verbleven.’

‘Ik maakte dus een demo van wat ik had,’ gaat Paul verder, ‘En toen dacht ik: hier horen doedelzakken bij.’ Daarvoor doet hij een beroep op de plaatselijke band. ‘Het was een fantastisch idee om de Campbeltown Pipe Band er bij te halen,’ meent Denny. ‘Het bleek wel dat we de toonaard moesten aanpassen voor de drone van de doedelzakken’

Een van de blazers van de Campbeltown Pipe Band, de 16-jarige Ian McKerral blikt later terug: ‘Onze bandleider, Tony Wilson, vertelde op de bijeenkomst dat hij benaderd was door Paul McCartney om dat nummer op te nemen. Wij dachten dat het een grap was. Tony was met hen gaan praten en Linda had hem de melodie voorgespeeld op toetsen, zodat hij een arrangement kon uitwerken. We kregen zowat een maand de tijd.’

Er wordt een datum geprikt: 9 augustus.
Omdat de opnamen in de open lucht zullen doorgaan – als het weer het toelaat – op de boerderij in Campletown, huurt Paul een mobiele studio in: RAK. Geoff Emerick wordt er bij gehaald om de opnamen in goede banen te leiden. Hij wordt bijgestaan door Mark Vigars en Tim Summerhayes van RAK. ‘Als ik me goed herinner, dan brachten we de mobiele studio al een paar dagen op voorhand naar de boerderij,’ meent Summerhayes. ‘We maakten alles in orde in de controleruimte [een koeienstal] en de zone waar de opname zou plaatsvinden.

De dag voor de opname arriveren ook de andere bandleden, Jimmy en Joe, plus nog wat roadies.
Het is een hele opgave om al dat volk te huisvesten. Summerhayes vertelt: ‘Mark en ik deelden een caravan, op de boerderij en Geoff lag in een kleine caravan, naast die van ons. Zo’n 50 meter verder, op een begraasde heuvel, was een huisje waarin de band was ondergebracht . Denny had zijn eigen caravan en woonde kort bij de plaats waar werd opgenomen!’

Jo Jo Laine, de vrouw van Denny is niet te spreken over de levensomstandigheden op de boerderij. ‘Dat gebouw waarin we werden verondersteld om te gaan verblijven leek meer op een stal dan op een huis. De muren, vloer, alles: puur cement. Ik weet nog dat Jimmy het had over ‘de bunker’. Er lag geen tapijt of zo. Er stonden enkel een paar stoelen en een oude matras.’

Ook het huisje, waarin de roadies verblijven, is niet veel beter. Er is daar wel warm water. ‘Daar aten we meestal allemaal samen,’ verklaart Tim Summerhayes, ‘behalve dan Paul en zijn familie. Die aten in hun eigen huisje, een paar kilometer verderop.’

‘Ik dacht: Paul en Linda zitten daar mooi in luxe, aan de andere kant van de heuvel’, gaat Jo Jo verder. ‘Maar toen bleek dat zij nog enger behuisd waren dan wij. Zowat het enige verschil was dat zij er een TV hadden. Verder waren de omstandigheden er niet beter dan bij ons. Ik denk dat ze –op de een of andere manier – wilden bewijzen dat geld niet belangrijk was. Ik bedoel: hun kinderen droegen soms verschillende sokken. En veel van de kleedjes die Stella droeg, had ik Mary het vorige jaar mee zien rondlopen. Al moet ik toegeven dat de kinderen wel gelukkig waren – of er tenminste zo uitzagen.’
‘Het was geen luxe,’ geeft Denny toe, ‘maar echt slecht was het niet.’

De avond voor de opname is er een gezamenlijk diner. De geluidstechnici kruipen vroeg onder de wol, maar Jimmy en de roadies blijven doen een nachtje door, met veel drank en allerhande pillen.

Wanneer Linda ‘s ochtends vers geraapte eitjes komt brengen, treft ze een puinhoop aan. Jimmy, heeft behoorlijk dronken, de keuken “versierd” door het eten tegen de muur en het plafond te gooien.
‘Linda begon te huilen,’ weet Jo Jo. ‘Ze was helemaal overstuur. Dus kwam Paul er bij om de gemoederen te bedaren. Maar toen hij de rotzooi zag, ging hij zelf uit de bol: “Verontschuldig je bij Linda!” riep hij tegen de kleine, zatte Schot, Of maak dat je weg komt.’ “Rot zelf op, smeerlap. Ik blijf hier niet langer op die smerige klote boerderij. Ik ben jullie allebei meer dan beu”.’

Summerhayes vult aan: ‘Er was duidelijk iets aan de hand. Er moet een ‘rock and roll’ incident hebben plaatsgevonden, een tijdje na het eten. Het zag er niet uit, met overal voedselresten op plaatsen waar dat niet hoorde. […] Er was een ‘band meeting’. Ik weet niet wat er gezegd werd, of wat er die nacht is gebeurd, maar ik herinner me dat Jimmy vertrok en dat hij niet aanwezig was bij de sessie die dag, of bij om het even welke daarna…’

In zijn boek Blackbird / The Life & Times Of Paul McCartney (1991), vertelt Geoffrey Giuliano hoe Jimmy die nacht naar het huis van de McCartneys strompelt, met in zijn zak een kleine revolver. Hij is vastbesloten Paul en Linda in hun slaap te vermoorden. Hij slaagt er in binnen te dringen tot in hun slaapkamer, maar dan ontbreekt hem de moed. Hij loopt terug naar buiten en wil zelfmoord plegen. Net op het moment dat hij de loop in zijn mond stopt, komen Denny en Jo Jo aan rijden. Gevangen in de koplampen van hun busje, laat Jimmy de revolver vallen.
Hoewel Denny het voorwoord van dat boek heeft geschreven, ontkent hij in 2010 het hele gebeuren.
‘Daar herinner ik mij niets van. […] Ik heb het verhaal ook gehoord, maar het zegt mij niets. Als ik hem had moeten tegenhouden, zou ik dat zeker nog weten. Jimmy dronk nogal en… op een moment had hij echt wel iets tegen Paul. Geen idee waarom… Maar zo was Jimmy: hij zocht altijd ruzie… de drank, he. Er is zeker iets gebeurd, maar ik heb hem niet moeten tegenhouden of zo.’

In ieder geval: exit Jimmy McCulloch.

wings02

De geplande opname van ‘Mull of Kintyre’ gaan door, met de Campbeltown Pipe Band. Er zijn zeven doedelzakspelers en evenveel drummers.
De jonge Ian McKerral vertelt verder: ‘We waren uitgenodigd op de boerderij. Paul was er en Linda. Paul was heel ontspannen. Hij droeg een jeans, een vest en een hemd met ruitjes. Linda was in verwachting van haar zoon James, toen. Ze waren allebei erg vriendelijk.’

Er worden verschillende takes opgenomen en de opnamen lopen uit tot in de vroege avond.
‘We kregen iets te eten – sandwiches en bier voor de jongens – en het werd een feestje. Maar we konden niet lang blijven, want de volgende dag moesten we weer naar school. Op die leeftijd was het heel wat om naast een vroeger lid van the Beatles te staan.’

Denny toont zich erg tevreden over het resultaat: ‘Het haar op je armen komt overeind op het moment dat de doedelzakken er bij komen. Toch?’

Maar bij Paul slaat de twijfel toe. In 1977 staat punk immers op zijn hoogtepunt. ‘De Sex Pistols deden ‘Pretty Vacant’ en ‘God Save The Queen’. Ik vond dat prima, maar het idee om op dat moment met een Schotse wals te komen…’
Hij overweegt daarom om het hardste nummer van de sessies, ‘Girl’s School’, als single naar voor te schuiven. De mensen van EMI zien echter potentieel in dat nummer met de doedelzakken.
Het compromis is een dubbele a-kant. ‘Mull of Kintyre’/’Girl’s School’ verschijnt op 11 november 1977.

EMI blijkt gelijk te hebben: de single raakt een gevoelige snaar bij een groot deel van de Britse bevolking. Alle verkoopcijfers sneuvelen. Er gaan zelfs meer plaatjes van de hand dan van ‘She Loves You’ van The Beatles: meer dan twee miljoen exemplaren De single blijft er maar liefst negen weken lang onafgebroken op 1 staan.

Ook in de rest van Europa en Australië worden records verpulverd.
In Amerika daarentegen slaat de single absoluut niet aan. ‘Mull of Kintyre’ wordt er genegeerd en ‘Girl’s School’ komt niet hoger dan een 33ste plaats.


13 oktober 1977 – regisseur: Michael Lindsay-Hogg

Om niet steeds hetzelfde filmpje te moeten uitzenden, wordt een tweede clipje gemaakt.


9 december 1977 – regisseur: Nicholas Ferguson

***

25 oktober tot 1 december 1977 – Abbey Road studios, Londen

Op 11 september 1977 wordt officieel meegedeeld dat Jimmy McCulloch Wings verlaten heeft om te gaan spelen bij de opnieuw opgerichte Small Faces.
Een dag later, bevalt Linda van een zoontje: James Louis McCartney.

Anderhalve maand later worden de sessies hernomen, in de Abbey Road studio. Wings is opnieuw gereduceerd tot een trio. Na het ontslag van Jimmy, had Joe verwacht dat Paul een nieuwe gitarist zou zoeken, om weer op tournee te vertrekken. Toen dat niet gebeurde, liet hij weten niet terug te keren uit Amerika, om er full time bij zijn familie te blijven. ‘Ik vond het fijn bij Wings,’ verklaart hij. ‘Ik heb er veel geleerd, maar ik was het beu om maandenlang opnamen te maken. Ik wou thuis blijven en kijken of ik het kon maken als Joe English, zonder het toevoegsel “van de band van Paul McCartney”.’
Denny kan wel begrip opbrengen voor zijn visie: ‘Joe wou profiteren van zijn geld en op een boerderij gaan wonen. De muziekindustrie is prima, tot je op een punt komt waarop je zo druk bezig bent, dat je je familie kwijt dreigt te raken.’

Op zich is het niet erg dat de gitarist en drummer ontbreken op het appel. De sessies zijn immers bedoeld om de songs af te werken: overdubs, inzingen en zo. Wanneer de sessies echter aanslepen, blikt het drietal ook een half dozijn nieuwe songs in.

Zo is ‘Girlfriend’ speciaal geschreven door Paul voor Michael Jackson… in 1972, toen die nog bij The Jackson Five zat. Toen de twee mekaar voor het eerst ontmoetten, tijdens de presentatie van Venus and Mars, in Los Angeles, heeft Paul het nummer aangeboden aan Michael. Die vond het wel leuk, maar heeft er niets mee gedaan.
Daarom neemt Paul het nu zelf op, met gebruik van een falset stem, die hij zelden laat horen.
Gek genoeg komt het later toch nog goed. Quincy Jones, dan de producer van Michael, hoort het nummer op London Town en vindt het geknipt voor Michale. Wanneer hij het laat horen, herkent die het nummer dat Paul hem een paar jaar geleden heeft voorgezongen. Hij neemt het op en brengt het uit op zijn elpee Off The Wall. Maar over Michael Jackson later meer…

Helemaal anders is ‘Name And Address’, een pastiche/eerbetoon aan de pas overleden Elvis Presley.

‘Children Children’ is een nummer van Denny, over zijn kinderen. Volgens Jo Jo heette het dan ook oorspronkelijk ‘Laine and Heidi’, maar die titel vond Paul ‘te sentimenteel’. Ook een andere bijdrage van Denny aan de plaat gaat over kinderen: ‘Deliver Your Children’. Beide nummers, gedragen door akoestische gitaren, geven de plaat een wat folkachtig karakter.

Andere titels zijn: ‘Backwards Traveller’, ‘Cuff Link’ en het uitstekende, maar onuitgegeven ‘Waterspout’.

3-14 december 1977 – AIR studios, Londen

Voor het toevoegen van strijkers aan een aantal songs worden de sessies, vanaf 3 december, verplaatst naar de AIR studio van George Martin. Voor de arrangementen doet Paul beroep op drie mensen: Mike Vickers van Manfred Mann, Bobby Richards en Will Malone. Die laatste is de man die jaren later zowel ‘Unfinished Sympathy’ van Massive Attack als ‘Bittersweet Symphony’ van The Verve tot grotere hoogten zal tillen.

4-23 januari 1978 – Abbye Road studios, Londen

Na nieuwjaar werken Paul en Geoff nog drie weken aan het mixen van het materiaal. Eindelijk, na een jaar is London Town klaar. In het totaal zijn er 26 songs opgenomen.

London Town en singles

‘With a Little Luck’/’Backwards Traveller’-‘Cuff Link’ verschijnt in maart 1978. De a-kant is daarbij met meer dan twee minuten ingekort.
Volgens Wikipedia is ‘With a Little Luck’ het eerste synth-pop nummer dat op de radio wordt gedraaid en zeker het eerste dat in de hitlijsten opduikt. Ondanks het toch wat ijle geluid bereikt het plaatje de top 5 in Engeland en prijkt het zelfs twee weken an de top van de Amerikaanse hitlijst.

De elpee zelf verschijnt einde maart. De werktitel, Water Wings heeft het niet gehaald. In plaats daarvan is de plaat genoemd naar het openingsnummer: London Town.
Enkel Paul, Linda en Denny zijn te zien op de hoes.

De muziekcritici ontvangen de plaat over het algemeen gematigd positief. Hier en daar wordt er op gewezen dat Paul de melodieën met het grootste gemak uit zijn mouw blijft schudden, maar dat hij echt wel wat meer moeite mag doen om de zaakjes ofwel af te werken (‘Backwards Traveller’ duurt nauwelijks één minuut) of op tijd te stoppen (twee songs gaan over de zes minuten grens).

Toch zijn de menigen, met het verstrijken van de jaren, wat positiever geworden. Zo schrijft Stephen Thomas Erlewine van Allmusic: ‘[London Town is] een relaxte, haast moeiteloze verzameling van professionele pop en, als dusdanig, één van zijn sterkste platen.’

Het publiek lijkt zich van de kritiek niet veel van aan te trekken, al zit een eerste plaats er net niet in. Hoogste noteringen zijn: 4 in Engeland en 2 in de VS.

Omdat een aantal critici mopperen dat er veel te weinig gerockt wordt op London Town, kiest Paul voor ‘I’ve Had Enough’ als tweede single. Nochtans staan er veel sterkere songs op de elpee, of zelfs de outtake ‘Waterspout’.
De plaat blijft hangen rond een 25ste plaats.

De keuze voor de laatste single is veel beter: het titelnummer, ‘London Town’. Het komt echter te laat en de plaat strandt buiten de top 40.

PS 1 – Jimmy McCulloch
Jimmy deed een korte tournee door Engeland met Small Faces en werkte ook mee aan de elpee ’78 In the Shade. Daarna richtte hij eerst de band Wild Horses op, met Thin Lizzy guitarist Brian Robertson en drummer Kenney Jones. Maar al snel stapte hij over naar de band The Dukes.
Op 27 september 1979, twee jaar na zijn vertrek uit Wings, overleed hij aan een hartstilstand ten gevolge van een overdosis heroine. Hij was 26 jaar oud.

PS 2 – Joe English
Joe richtte eerst de groep Tall Dogs op en ging dan aan de slag bij Sea Level. In 1981 werd hij een herboren Christen en maakt enkel nog religieuze muziek, in Nashville.
Hier geeft hij zelf tekst en uitleg:
http://www.wordoffaithfellowship.org/testimonies/joe-english

PS 3 – Denny Laine en ‘Mull of Kintyre’

In het boek van Geoffrey Giuliano (1991) wordt Denny Laine geciteerd, alsof hij zich te kort gedaan voelt door Paul wat betreft de verloning voor zijn bijdrage aan de song.
‘Paul had het refrein, maar de rest schreven we samen. De tekst kwam vooral van mij. Het nummer bracht hem veel geld op. Het stond 16 [sic] weken op 1 en er werden er miljoenen van verkocht. Maar ik kreeg daar weinig van. Ik werkte op loonbasis toen – niet op percent. Natuurlijk werd er meer beloofd, maar dat heb ik nooit gezien. Toen ik Paul vroeg om iets te regelen, kreeg ik te horen: “Ik ben Paul McCartney. Je mag blij zijn dat je met mij mag samenwerken.” […] Ik werd behandeld als een goedbetaalde sessieman – een zware belediging.’

In 2009 staat hij daar heel anders tegenover: ‘Het was de grootste hit in Engeland allertijden – tot Live Aid kwam. […] Ik ben er dus best wel trots daarbij betrokken te zijn geweest. Veel mensen denken dat mijn rechten verkocht heb. Dat is niet zo: ik heb een gedeelte verkocht, omdat ik vond dat Paul er meer recht op had. We hebben een afspraak gemaakt dat ik een deel behoud en hij een deel terugkrijgt.’

Die verkoop gebeurde omstreeks 1986-87. Denny dreigde failliet te worden verklaard en ging bij Paul aankloppen voor hulp. Via zijn muziekuitgeverij MPL werd overeengekomen dat Denny zijn publicatierechten van het nummer verkocht voor £ 100,000. Denny behoudt dus helft van de auteursrechten – net als Paul: elk 25%. MPL heeft de andere 50%. ‘Ik had het geld toen hard nodig,’ verklaart Denny.

77750109ad2e404e5806acb5c531c942343618ae

WATSOSCover

Opgenomen: januari-februari 1976 in de Abbey Road Studios, Londen.

Uitgebracht: 26 maart 1976 – Wings elpee: Wings At The Speed Of Sound
Kant 1: ‘Let ‘Em In’, ‘The Note You Never Wrote’, ‘She’s My Baby’, ‘Beware My Love’, ‘Wino Junko’ (Jimmy McCulloch/Colin Allen)
Kant 2: ‘Silly Love Songs’, ‘Cook Of The House’, ‘Time To Hide’ (Denny Laine), ‘Must Do Something About It’, ‘San Ferry Anne’, ‘Warm And Beautiful’

Denny Laine

Denny Laine

Wings Over The World

Een goede voorbereiding is het halve werk
In september 1975 eindelijk aan de langverwachte wereldtournee: Wings Over The World. Hoewel Wings meer dan vier maanden intensief heeft gerepeteerd, staat Paul er op langzaam op te bouwen. De eerste concerten, in Engeland, zijn nog in concertzalen van drie tot zesduizend man. Daarna trekken ze naar het verre oosten waar ze in sportarena’s spelen voor twaalf tot zestienduizend fans. Om daaraan, wanneer als perfect geolied verloopt, door Noord Amerika te touren, in de echt grote arena’s.
Met een licht- en lasershow, achtergrondprojecties en vuurwerk zet Wings een nieuwe standaard – een voorbeeld dat zal worden gevolgd door bands als Led Zeppelin en The Rolling Stones…

Op 12 november, slechts enkele dagen voor het geplande vertrek naar Japan, weigeren de autoriteiten Wings de toegang tot het land, omwille van Paul en Linda’s drugveroordelingen. De McCartney’s gebruiken de vrijgekomen tijd om wat te gaan bruinen in Hawaï. Paul schrijft er ‘Silly Love Songs’. ‘Ik kreeg steeds weer het verwijt te veel over de liefde te zingen. Ik dacht: wacht eens, er is toch niets mooiers. […] Dus schreef ik dat nummer, rond de vraag: Wat is er mis met liefdesliedjes?’
‘Ik zie liefde niet vanuit het standpunt van “dat oude gezeik over de liefde”. Ik zie het meer als: je trouwt en krijgt een kind en zo. Dat aspect. Ik bedoel: dat zijn sterke gevoelens. Het gaat niet over oppervlakkig gedoe. Het gaat dieper.’

woab

Wings in de studio

In januari 1976 neemt Wings de opvolger van het succesvolle Venus and Mars op in de Abbey Road Studios, in Londen. Omdat er niet veel tijd is, voordat de tournee verder trekt, is niet gekozen voor een studio in het buitenland.

Bovendien is, voor het eerst, de samenstelling van de band ongewijzigd voor twee elpees na mekaar. Om dat ook zo te houden, wil Paul de groepsleden een grotere inbreng geven. Zo brengt Denny Laine niet alleen een eigen nummer, ‘Time To Hide’, maar laat Paul hem ook ‘The Note You Never Wrote’ inzingen.
Net als op Venus And Mars heeft Jimmy weer een tekst van Colin Allen op muziek gezet. Was het vorige keer nog een waarschuwing om van de pillen te blijven, dan gaat het nu over alcoholmisbruik.
Maar ook de andere groepsleden worden niet vergeten. Drummer Joe English brengt ‘Must Do Something About It’ en Linda – als tiener al wild van rock ‘n’ roll – krijgt een jarig vijftig pastiche: ‘Cook Of The House’. Voor de gelegenheid bespeelt Paul de akoestische bas van Bill Black, de begeleider van Elvis Presley in zijn Sun periode. Om het geheel nog wat meer authentiek te maken, mixt Paul het nummer in mono.

‘Dit is meer een groepselpee,’ verklaart Paul. ‘Ik vond altijd dat Denny een grootser nummer verdiende dan waar hij zelf mee kwam. Dus schreef ik iets speciaal voor hem. Dat werd ‘The Note You Never Wrote’. Van daaruit vertrok het en toen kwam de rest van de groep aan bod. Voor Denny was zingen iets natuurlijks, want hij zong natuurlijk al lang. Ik vond het jammer dat hij altijd als tweede stem moest zingen, achter mij. Er zit meer in hem.
Met de anderen was het meer een gok. Als het niet lukte, dan gooiden we het weg. Ik kon altijd wel met iets anders komen. Maar het leek allemaal best mee te vallen.’
Zelfs de blazers mogen hun eigen arrangementen bedenken. ‘Zo zijn ze er meer bij betrokken’, meent Macca.
Een van hen, Steve Howard, blikt terug: ‘Ik herinner me vooral ‘Silly Love Songs’, omdat dat de dikke hit was van de plaat. Toen we het zouden opnemen had Paul niets op papier gezet. Hij ging gewoon aan de piano zitten en speelde wat voor. Wij werkten dat dan verder uit met de blazerssectie en beslisten wie wat ging spelen.
Voor een paar stukjes mochten we zelf wat voorstellen doen – ik heb bijvoorbeeld wat stukjes aangedragen. We deden wat we in vaktaal noemen ‘head arrangements’.
Ik ben ook te horen op ‘Let ‘Em In’ en op ‘San Ferry Ann’. Dat laatste werd gewoon een albumtrack, een nummer dat je niet vaak op de radio hoort. Toch is het mijn favoriet, omwille van de mooie melodie en de bugelsolo die ik daar breng. Zoiets kom je niet vaak tegen in rock- of popmuziek. Als blazer krijg je niet vaak een solo – hooguit als sax speler , af en toe. Dat was dus een fijne ervaring.’

Het enige nieuwe gezicht in de studio is de jonge geluidstechnicus Peter Henderson. De 20 jarige heeft twee jaar meegelopen met Geoff Emerick, als assistent-producer. Daarna heeft hij George Martin mogen bijstaan bij de opname van Wired van Jeff Beck. En nu mag hij, voor het eerst op eigen benen, het geluid verzorgen voor Wings.
‘Kijk,’ legt hij uit, ‘Dat ging zo bij AIR (de firma van George Martin): je liep zo’n 18 maanden mee als assistent en daarna was je opeens geluidstechnicus. Je deed wat reclamespotjes en orkestopnamen en na verloop van tijd mocht je met steeds grotere namen werken.’
Het systeem blijkt te werken, want na de vuurdoop bij een ex-Beatle, mag Henderson de productie doen voor Supertramp… en wint meteen een Grammy voor ‘Best Recording Package’ voor Breakfast in America.

Hoewel ‘Silly Love Songs’ op piano is geschreven, speelt Paul bij de opname de melodie op zijn bas. ‘We brachten de bas en drums helemaal naar voren [in de mix]. Dat gaf het nummer een lekkere drive. We wilden iets dansbaars, dus dat hielp wel.’ Hoewel disco nog niet echt is doorgebroken, is er wel al Philly-soul: dansbare muziek uit Philadelphia, waarvan de sound zeker als inspiratie diende voor zowel ‘Silly Love Songs’, ‘She’s My Baby’ als ‘Let ‘em In’. Niet toevallig de drie songs met prominente bas op de plaat. ‘Shithot bass,’ noemt Paul het zelf, ‘’The bass in your face!.’

‘Let ‘Em In’ nummer had Paul eigenlijk geschreven voor Ringo, maar hij besluit het zelf te houden. Het was een soort van lijstje van mensen die hij zou uitnodigen voor een feestje. ‘Dat is het eigenlijk. Het vertelde zoiets als: er klopt iemand op de deur. Laat hem dan binnen. We maken er een feestje van. […] Dus bij het opmaken van het lijstje, kwam ik vanzelf bij tante Gin, broer Michael – dat is mijn eigen broer en tante Gin is ook echt mijn tante. Ik bedoel: ze bestaan allemaal. Phil en Don zijn de Everly [Brothers].’
Verder noemt hij ook nog: Martin Luther (King), Brother John (Lennon?) en Sister Suzie. In die laatste herkennen we vrouwtje Linda, die in 1977 een single zal uitbrengen onder de naam Suzie and the Red Stripes.

Voor de strijkersarrangementen van twee tracks (‘The Note You Never Wrote’ en’ Warm and Beautiful’) doet Paul beroep op een goede vriend: Fiachra Trench. De Ierse muzikant heeft Linda leren pianospelen. Hoewel zijn naam geen belletje doet rinkelen, ken je vast wel zijn werk. Hij is verantoordelijk voor de arrangementen van ‘I Don’t Like Mondays’, ‘Fairytale of New York’ en ‘Nothing Compares 2 U’.

Er is slechts één outtake van deze sessies bekend: een studioversie van ‘Soily’. Maar deze is nog steeds niet opgedoken, noch officieel, noch op bootlegs.

Wings at the Speed of Sound

Einde februari 1976 worden de opnamen afgerond en een maand later al, net voor het hervatten van de tournee, ligt Wings at the Speed of Sound bij de platenboer.

De kritieken zijn eerder lauw te noemen. Terwijl eerder geopperd werd dat Wings toch eigenlijk enkel een vehikel is voor Paul, moppert men nu dat de inbreng van de andere groepsleden de kwaliteit naar beneden haalt: ‘Wie laat er zijn vrouw of zijn drummer zingen?’
De criticus van dienst bij Rolling Stone meent er zelfs een conceptelpee in te ontwaren, opgebouwd rond het thema “A Day with the McCartneys”. Hij roemt de arrangementen en productie, maar waarschuwt Paul toch wat meer aandacht aan de songs zelf te besteden.

Mede gesteund door de succesvolle Amerikaanse tournee, de hernieuwde belangstelling voor The Beatles, door de verzamelaar Rock and Roll Music en het opnieuw uitbrengen van alle originele singles van de groep, plus twee dikke hits, wordt Wings At The Speed of Sound Pauls best verkochte post-Beatles elpee: zowat een hele zomer lang aan de top van de Amerikaanse hitlijsten. Ondanks een uitstekende verkoop, met 35 weken in de hitlijsten, zit de absolute top er in Engeland net niet in.

De eerste single is ‘Silly Love Songs’ met ‘Cook Of The House’, uitgebracht in april 1976. De prominente bas, het prachtige arrangement met strijkers en blazers, plus het driestemmig gezongen refrein maken het nummer tot een onweerstaanbare oorwurm. Het is dan ook een dikke hit voor Wings: 2 in Engeland en maar liefst vijf weken lang op 1 in de Verenigde Staten, waar het ook wordt uitgeroepen tot hit van het jaar.
Misschien omwille van die alomtegenwoordigheid, die zomer, krijgen vele een afkeer van het nummer. Vooral het ‘discoritme’ moet het ontgelden. Misschien ontgaat hen ook de ironie waarmee Paul zichzelf parodieert.

Ook de b-kant krijgt de nodige kritiek. Zo vraagt een journalist aan Linda of ze echt vindt dat ‘…haar plaats in de keuken is?’ Linda laat zich niet uit het lood slaan en antwoordt: ‘Daar wil ik het volgende over zeggen: Fuck off!’

Paul overweegt om ‘Warm And Beautiful’ als tweede single uit te brengen. Net als bij ‘Silly Love Songs’ zijn de meningen over dit nummer erg uiteenlopend. Elvis Costello noemt het ‘één van Pauls allermooiste songs voor Linda’, terwijl Stephen Holden het in Rolling Stone bestempelt als ‘één van zijn Pauls aller slechtste nummers ooit’.

In plaats daarvan volgt in juni ‘Let ‘Em In’. Ook die single bereikt de top 3 aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Mooi is dat Billy Paul – de man van ‘Me And Mrs. Jones’ – Pauls eerbetoon aan de Philly Soul, bevestigt met een cover, die op zijn beurt de Amerikaanse top 10 induikt.

Over de b-kant, ‘Beware My Love’, vertelt Paul dat Wings het live in de studio heeft opgenomen: ‘’[We wilden een] opwindende backing track. Je voelt dat het leeft, dat we er allemaal zijn.’

‘Het opzet van Wings At The Speed of Sound was om alle bandleden aan bod te laten komen,’ kijkt Denny Laine terug. ‘om zo minder de klemtoon op Paul te leggen. Vandaar geen ‘Paul McCartney and Wings’ meer. Hij wou naar buiten treden als een echte band. Hadden we nog een plaat kunnen maken met die bezetting dan was het misschien helemaal gelukt. Wie zal het zeggen?’

Wings1976

VenusandMarsalbumcover

Opnamen:
– november 1974 – Abbey Road Studios, Londen
– 16 januari tot 24 februari 1975: Sea-Saint Studios, New Orleans, Louisiana
– 25 februari tot 24 maart: Wally Heider Studios, Los Angeles, Californië

Uitgebracht:
27 mei 1975 – Wings elpee Venus and Mars
Kant 1: ‘Venus And Mars/Rock Show’, ‘Rock Show’, ‘You Gave Me The Answer’, ‘Magneto And Titanium Man’, ‘Letting Go’
Kant 2: ‘Venus And Mars (reprise)’, ‘Spirits Of Ancient Egypt’, ‘Medicine Jar’(Jimmy McCullough/Colin Allen), ‘Call Me Back Again’, ‘Listen To What The Man Said’, ‘Treat Her Gently/Lonely Old People’, ‘Crossroads Theme’(Tony Hatch)

11 april 1980 – Paul McCartney single (b-kant van ‘Coming Up’): ‘Lunch Box/Odd Sox’
13 november 1985 – Paul McCartney single (b-kant van ‘Spies Like Us’): ‘My Carnival’
26 October 1998 – Linda McCartney cd Wide Prairie: ‘New Orleans’

Abbey Road, Londen

Na eerder bescheiden tournees van Wings door Europese en Engelse zalen is de tijd rijp voor een schaalvergroting. Het streefdoel is een grootschalige tournee langs de stadiums van Noord-Amerika. Om er wat in te komen is alvast een tournee gepland door Australië, Nieuw Zeeland en Japan.

De volgende elpee staat dan ook helemaal in het teken van die tournee: veel elektrische gitaren, grootse gebaren, pompende bas…
Paul heeft zijn huiswerk goed gedaan: ‘Ik had zo goed als alles al geschreven voor we [de studio introkken]. Jimmy had ook een nummer geschreven met een vriend van hem. We waren met vakantie gegaan naar Jamaica en voor het eerst had ik alle nummers al geschreven: een rol van hier tot daar. […] Ik zette het ene nummer hier en het andere daar. Een beetje schuiven en zo. De enige keer dat ik zoiets had gedaan was de mini-opera van Abbey Road. Nooit eerder zat ik met vier papieren te verschuiven om ze in een goede volgorde te leggen.’

Om belastingtechnische redenen wil Paul graag weer in het buitenland gaan opnemen en de keuze valt op New Orleans, Louisiana. ‘Daar was ik nog nooit geweest. Ja, op tournee [met The Beatles], maar toen zagen we niets anders dan de binnenkant van een geblindeerd busje. Het enige dat ik me herinner van New Orleans is een vibrerend bed in het motel en dat het er snikheet was.’

Maar dan blijkt dat Denny Laine problemen heeft om een werkvergunning te krijgen voor de Verenigde Staten. Dus trekt Wings begin november 1974 maar naar de Abbey Road studio’s in Londen. Oude getrouwe Geoff Emerick is weer paraat om de techniek in goede banen te leiden.

Een week later krijgt Denny dan toch een bevestigend antwoord. Inmiddels staan basistracks op band van ‘Letting Go’, ‘Love In Song’, ‘Medicine Jar’ en een vroege versie van ‘Rock Show’. ‘Medicine Jar’ is geschreven door Jimmy, op een tekst van Colin Allen, de vroegere drummer van Stone The Crows.

Sea Saint, New Orleans

Op 10 januari 1975 vliegen de McCartney’s naar New York. Paul en Linda gaan er John bezoeken, om hem uit te nodigen te komen meespelen bij de opnamen van de nieuwe Wingselpee in New Orleans. Het idee om Paul weer aan het werk te zien in de studio spreekt John erg aan.
Terwijl ze daar zijn, belt David Bowie. Hij is in de Electric Lady studio’s en wil een cover opnemen van ‘Across The Universe’. John besluit even langs te gaan en vraagt Paul en Linda mee. Johns vriendin May Pang vertelt: ‘Bowie wou ons de tracks van zijn nieuwe elpee laten horen. Young Americans wou hij hem noemen. Hoewel John en ik de plaat al een paar keer hadden gehoord, liet hij de nummers horen aan Paul en Linda …Ik zag dat Paul zenuwachtig werd toen Bowie de nummers voor een derde keer wou afspelen. ‘Kun we naar iets anders luisteren?’ vroeg hij. David negeerde hem maar John greep in: ‘Hebt je niets anders dat ons zou kunnen interesseren?… David mompelt: ‘Als jullie mij even willen excuseren’ en verlaat de zaak.’
Om zich te excuseren biedt John later aan om mee te spelen op Davids coverversie.

Maar dit natuurlijk geheel terzijde. Back to business.

Na een weekje familiebezoek bij Linda’s vader in New York, verzamelt Wings in New Orleans, om er te repeteren en op te nemen in de Sea-Saint Studio. Geluidstechnicus is Alan O’Duffy.

Paul heeft speciaal voor de Sea-Saint Studio gekozen, omdat ‘Lady Marmalade’, de hit van Labelle er is opgenomen (beter gekend als ‘Voulez vous coucher avec moi, ce soir?’. Paul is vooral onder de indruk van de drumklank die producer Allen Toussaint heeft weten vast te leggen. Tousaint is trouwens mede-eigenaar van de studio.

Het materiaal is echter nog niet goed uitgepakt of het rommelt alweer binnen de gelederen: Geoff Britton stapt op. Het heeft nooit geklikt tussen hem en de twee gitaristen: Denny Laine en Jimmy McCulloch.
‘Ik was depressief,’ verklaart de drummer. ‘Ik zag er echt tegen op om naar New Orleans te gaan met hen. Het had een hoogtepunt in mijn leven moeten worden, maar ik voelde me rot en haatte het echt. Elke dag opnieuw was het een strijd om te overleven, om overeind te blijven. Denny kon erg wreed zijn. Hij en Jimmy waren zogezegd beste maatjes, drinkebroers, altijd samen op stap. Maar wanneer hij wat teveel op had, probeerde hij Jimmy een mes in de rug te steken. Een rotzak. Ik had hem op zijn bakkes moeten slaan. Ik heb spijt dat ik het niet gedaan heb.’

Jo Jo Patrie, de vrouw van Denny meent: ‘Het was een lieve kerel, maar hij had zich moeten beperken tot karate [zijn favoriete sport]. Hij was veel te braaf voor die bende, geloof me. Ik bedoel: hij rookte niet eens. En in de ogen van non-stop gebruikers als Paul en Linda is zoiets alleen al redden voor ontslag!’

Geoff geeft toe: ‘Ze vonden me te braaf. ‘[Denny en Jimmy] waren onbenullen. Goede muzikanten, maar ook niet meer. Ze hielden zich vooral bezig met zuipen en drugs gebruiken en daar deed ik niet natuurlijk aan mee. Op feestjes lagen de lijntjes coke klaar op tafel… al wat je wou was er. Na afloop kon niemand nog op zijn benen staan en dan mocht ik hun naar huis brengen. […] Misschien had ik McCulloch en Laine eens onder handen moeten nemen… Dan leefde Jimmy misschien nog en dan zaten we allemaal nog bij Wings.’

Op aanraden van Tony Dorsey wordt Joe English, een drummer uit Macon, Georgia, ter hulp ingeroepen. Met zijn band, Jam Factory heeft hij voorprogramma gespeeld voor Jimi Hendrix, the Grateful Dead en Janis Joplin. Die groep is echter gesplitst en nu was hij net aan het repeteren met Bonnie Bramlett.

Nu kunnen de opnamen eindelijk van start gaan. Er wordt iedere dag gewerkt vanaf 4 uur in de namiddag tot vroeg in de ochtend.
De nieuwe drummer voelt zich meteen op zijn gemak. ‘In de studio stond het je vrij om elke dag te komen en mee te doen aan de opnamen, het mixen, ideeën inbrengen… Paul gaf ons heel wat vrijheid. Natuurlijk, als hij vond dat iets op een bepaalde manier moest, zei hij het ook. In 99% van de gevallen volgde ik hem, omdat hij meestal gelijk had. Maar als ik een beter voorstel had, zei ik dat en dan deden we het zo.’

Ook Jimmy McCulloch bevestigt dat hij veel vrijheid heeft: ‘[Wat mijn gitaarspel betreft] voel ik me als een vis in het water. De gitaarpartijen zijn nooit vooraf vastgelegd. Je speelt puur op het gevoel, wanneer je een beetje in moet houden om de zang tot zijn recht te laten komen, of wanneer je eens lekker loos kunt gaan. Enkel het akkoordenschema staat vast, al de rest is improvisatie: je kunt je eigen interpretatie geven […]. Er is veel vrijheid. Je hebt een houvast: een harmonische structuur en de rest is gewoon uitproberen tijdens de repetities. Mocht iets niet passen, dan probeer je gewoon iets anders. Zo ontwikkel je – ik dus, feitelijk – iets dat past bij de band.’

Op een avond gaat Jimmy kijken naar een optreden van Dave Mason, de vroegere gitarist van Traffic. Na afloop gaat hij de man backstage opzoeken en nodigt hem uit naar de studio.
Er wordt er wat gezellig gejamd. Daaruit komt een outtake: ‘Crawl Of The Wild’.
Daarna wil Paul graag van zijn aanwezigheid gebruik maken om wat gitaar toe te voegen aan ‘Listen To What The Man Said’, een nummer waarin hij een geheide hit ziet, maar waarvan de opname maar niet wil klikken. Net zoals George Harrison dat in de laatste jaren van the Beatles graag placht te doen, wordt daarbij het geluid van Masons gitaar vervormd door het door een roterende speaker van een Leslie orgel te sturen.
Dan vragen ze zich af wat ze kunnen doen voor de solo. Iemand merkt op dat de bekende saxofonist Tom Scott in de buurt woont. Hij blijkt bereid om langs te komen. Sterker nog: een halfuurtje later is hij er al.
‘Daar was hij, met z’n sax,’ vertelt Paul. ‘Hij zette zich neer en speelde. De geluidstechnicus nam het op. Na afloop kwam hij [naar de controlekamer] en vroeg: ‘Heb je dat?’ We luisterden en het was fantastisch. Niet te geloven! We probeerden nog een paar takes, maar niets was zo goed als die eerste take.’
Achteraf blijven ze nog een paar uur napraten.

Dave en Paul

Dave en Paul

Ook andere bezoekers komen wel eens een potje meejammen, zoals Dr. John of Professor Longhair. Allen Toussaint speelt zelf ook mee op de nieuwe versie van ‘Rock Show’. Een jam met The Meters resulteert in het b-kantje ‘My Carnival’.
Andere outtakes zijn vooral instrumentaal ‘Sea Dance’, ‘Lunch Box/Odd Sox’, een nieuwe versie van ‘Tomorrow’. Wel zang hebben een nummertje van Linda: ‘New Orleans’ en een cover van ‘Baby Face’, opgenomen met de Young Tuxedo Brass Band.

Door het toevoegen van een blazerssectie aan vrijwel alle tracks krijgt het geheel een soulvol sausje. Trombonist Tony Dorsey, die Paul heeft overgehouden van de sessies in Nashville krijgt hierbij de leiding. Hij verzorgt de arrangementen en selecteert ook de muzikanten, voornamelijk uit New Orleans. Steve Howard bijvoorbeeld, is de man die trompet speelt op ‘Lady Marmalade’ en de elpee Southern Nights van Toussaint. Thaddeus Richard is te horen op alt sax, fluit en sopraan sax.

De sessies zijn afgelopen op 24 februari.
Jammer genoeg is John Lennon nooit komen opdagen. Die is inmiddels weer bij Yoko en zoekt geen enkel contact meer met andere muzikanten.

tijdens het Mardi Grass in New Orleans

tijdens het Mardi Grass in New Orleans

Wally Heider, Los Angeles

Voor het afwerken van het materiaal verhuist de hele bende naar de Westkust. In de Wally Heider Studios in Los Angeles worden backing vocals en strijkers toegevoegd. Daarna kunnen de tracks gemixt.

Paul besteedt veel aandacht aan de overgangen tussen de verschillende songs, vooral tussen ‘Listen To What The Man Said’ dat onafgebroken doorgaat in ‘Treat Her Gently/Lonely Old People’. Dat laatste bestaat op zichzelf al uit twee nummers.
‘Ik hou wel van dat stukje,’ verklapt Paul. ‘Ik dacht: niemand zal aanstoot nemen aan zo’n extra stukje.’
De laatste song ‘Crossroad Theme’ is een cover… van het thema van een populaire soapserie. ‘Een grapje,’ geeft Paul toe. ‘Britse humor. Misschien een beetje te Brits, maar ik wou het er toch graag op. Als je er niets van af weet, is het gewoon een afsluiter. […] Maar als je mee bent… Het komt vlak na ‘Lonely Old People’. […] Wat doen oude mensen? In Engeland kijken ze naar Crossroads. Het had net zo goed Coronation Street kunnen zijn, maar we kenden toevallig de akkoorden van Crossroads. Ik vond het gewoon grappig.’

De zender ITV kan er alvast mee lachen en gebruikt de versie van Wings zelfs even in plaats van hun gewone eindtune.

Op 24 maart viert Wings het afronden van het werk met een feest in stijl: aan boord van het cruiseschip Queen Mary, in de haven van Long Beach, Californië. Onder de 200 gasten treffen we George Harrison, Bob Dylan, Joni Mitchell, Carole King, Marvin Gaye, The Faces, Phil Everly, The Jackson Five, Led Zeppelin, Dean Martin, Ryan en Tatum O’Neil, Tony Curtis, Cher, de vroegere Monkees Mickey Dolenz en Davy Jones, Derek Taylor en Mal Evans. Voor het muzikaal vermaak zorgen Lee Dorsey, Ernie K-Doe, Professor Longhair, The Meters en Chocolate Milk. De set van Professor Longhair wordt later uitgebracht op de elpee Live On The Queen Mary.

Live-On-The-Queen-Mary-cover

Venus and Mars

Na het succes van Band on the Run zijn de verwachtingen hoog gespannen voor de opvolger. Vooral ook omdat die zolang op zich heeft laten wachten: bijna anderhalf jaar.

De eerste tekenen zijn alvast positief: de eerste single, ‘Listen To What the Man Said’ verschijnt midden mei 1975. Topnotering in de Verenigde Staten, 6 in Engeland en top 20 in Nederland en Vlaanderen.

https://www.youtube.com/watch?v=kRT3V-q_gBI

Paul heeft alvast voldoende vertrouwen herwonnen om de groepsnaam weer in te korten tot Wings. ‘Paul McCartney and Wings heb ik altijd vervelend gevonden. Het was ook nooit Paul McCartney and the Beatles, Paul McCartney and the Quarrymen, of Paul McCartney and the Moondogs. Wings is korter en gemakkelijker uit te spreken. Iedereen weet trouwens wel dat ik in de groep zit.’

De elpee Venus and Mars verschijnt twee weken later. De recensies zijn overwegend lovend (alhoewel hier en daar toch wordt geopperd dat Band on the Run beter was.) De verkoop is schitterend: weliswaar maar één week wereldwijd de best verkochte elpee, maar wel 77 weken lang in de Amerikaanse hitlijst.

Er volgen nog twee singles (‘Letting Go’ en ‘Venus and Mars/Rock Show’), maar die doen het minder goed.

https://www.youtube.com/watch?v=2Rjq0mT3p_I

https://www.youtube.com/watch?v=sn-Cu_NoH4U

De voornaamste kritiek behelst de dikwijls niets-zeggende teksten. Zo zijn Magneto, Titanium Man en Crimson Dynamo slechteriken uit de Marvel stripverhalen.
Over de titelsong vertelt Paul: ‘Het nummer ‘Venus and Mars’ gaat over een niet-bestaande vriend die een vriendin heeft die geïnteresseerd is in astrologie – zo eentje die eerst je sterrenbeeld moet weten voor ze goeiendag zegt. Meer moet je er niet achter zoeken.’
‘Letting Go’ is dan weer de zoveelste ode aan vrouwtje Linda.

Kortom, vrij vertaald luidt de kritiek: “too many silly love songs”.

Juniors_farm_spain

Opgenomen: juli 1974 in Sound Shop studio in Nashville, Tennessee

Uitgebracht:
18 oktober 1974: The Country Hams single: ‘Walking In The Park With Eloise’ ( James McCartney)/’Bridge Over The River Suite’
25 oktober 1974: Paul McCartney and Wings single: ‘Junior’s Farm’/’Sally G’

6 december 1980: op Denny Laine elpee Japanese Tears: ‘Send Me The Heart’
26 oktober 1998: op Linda McCartney cd Wide Prairie: ‘Wide Prairie’

Met zowel Band On The Run als een aantal singles wereldwijd aan de top van de hitlijsten is de tijd rijp voor een tournee door de Verenigde Staten. Als trio is Wings echter wat te mager voor zo’n grootscheeps project. Dus moet Paul op zoek naar nieuwe bandleden: een sologitarist en een drummer.

De Schot Jimmy McCulloch is pas 20, maar heeft er toch al een hele carrière opzitten. Als 16-jarige had hij een dikke hit met Thunderclap Newman: ‘Something in the Air’. Vervolgens was hij even de sologitarist bij John Mayall, stapte dan over naar Blue en verving Les Harvey in Stone the Crows.
Over hoe hij bij de band kwam, vertelt Jimmy: “Ik heb Paul voor het eerst ontmoet in de Kingsway Studio waar hij Band on the Run aan het mixen was (oktober 1973). Ik was er aan het werk aan een solo elpee. […] Iemand van de studio vertelde me dat Paul op zoek was naar een gitarist voor sessiewerk. Ik ging met hem mee om eens te babbelen, maar het was als in een droom. Paul was honderduit aan het praten en ik bleef maar staren: Christus! Een echte Beatle! En hij praat tegen me alsof ik belangrijk ben. ”
Jimmy gaat graag in op het aanbod van Paul: ‘Ik ben het beu om van band naar band te verhuizen. Ik wil iets vastleggen dat succesvol is, in plaats van maar aan te modderen in telkens in van die bandjes te zitten waar maar een paar mensen naar luisteren.’

Voor een plaats achter het drumstel wordt een Ier gerekruteerd: David Lutton, uit de band van Steve Ellis, die op zijn beurt vooral bekendheid verwierf als zanger van Love Affair.

Paul beslist niet over één nacht ijs te gaan en de bandleden wat aan mekaar te laten wennen. Naast twee sessies in Parijs, waarbij enkele nummers van Linda worden vastgelegd, test hij de vernieuwde Wings ook uit bij de opnamen van de elpee McGear*. Mike McGear heet eigenlijk Mike McCartney en is de jongere broer van Paul. Samen de Liverpoolse dichter Roger McCough en John Gorman maakt hij deel uit van de groep The Scaffold (vooral bekend van de noveltyhit ‘Lily The Pink’ – het origineel van de carnavalskraker ‘Drinke totteme zinke’). Voor de elpee schrijven de broers samen vijf songs, Paul schrijft er bovendien twee in zijn eentje, plus één met de McGough. Paul doet ook de productie, en de muziek wordt verzorgd door Wings.

Na afloop van die sessies stapt Lutton echter op. Hij krijgt een aanbod om te gaan drummer bij T. Rex, de band van Marc Bolan. Dus houdt Paul, op 26 april 1974 audities voor een nieuwe drummer. Geoff Britton wordt geselecteerd uit de vijftig kandidaten. De man is karate-expert en houdt er een gezonde levensstijl op na: niet roken, niet drinken.

Zeven weken in Nashville

In mei 1974 krijgt Buddy Killen, directeur van de muziekuitgeverij Tree Publishing een telefoontje van zijn advocaat, Lee Eastman . Eastman is op zoek naar een tijdelijk verblijf voor zijn schoonzoon, Paul McCartney. “Wat zou je er van vinden als Paul naar Nashville kwam? En zou jij hem kunnen opvangen?’
Killen moet vooreerst op zoek naar een geschikt onderkomen voor zijn gasten. ‘Ze zochten iets op de buiten – een farm’, zegt hij. ‘Maar wanneer je op zoek gaat naar iets voor zeven weken, dan weten ze niet voor wie het is, maar wel dat het iemand is met geld. Iemand zei: “Natuurlijk kun je mijn farm afhuren voor zeven weken. Ik vraag $200,000 dan kan ik het ineens afbetalen.”

Ten einde raad wendt Killen aan een van zijn beste schrijvers, Curly Putman. De man zit er warmpjes in, dankzij successen als ‘The Green, Green Grass of Home’, D-I-V-O-R-C-E’ en (samen met Bobby Braddock) ‘He Stopped Loving Her Today’. Putman heeft een farm van 54 ha in Lebanon, zo’n 40 km buiten Nashville. Killen stelt Curly en diens vrouw voor om, met het geld, eens lekker lang met vakantie te gaan in Hawaii. Dat zien ze wel zitten.

De bedoeling van Paul is om, in een relaxte omgeving, mekaar wat te leren kennen, wat te repeteren voor de wereldtournee en tegelijk wat van de sfeer van de omgeving op te snuiven.

Het gezelschap arriveert op 6 juni 1974. Paul, Linda en hun drie dochters verblijven in het hoofdgebouw, terwijl Denny, Jimmy en Geoff, plus road manager Alan Crowder in een bijbouw worden ondergebracht. De garage is ingericht als repetitielokaal.

Het is er erg rustig. ‘Ze leken het er naar hun zin te hebben‘, meent Putnam, die hen ontvangt. ‘Ze konden er paardrijden, zwemmen in de vijver die ik er had laten aanleggen….’
Niet iedereen is echter even enthousiast. ‘We zaten in een plaats met de naam Lebanon’, vertelt Geoff, ‘Droog gebied: sterke drank was er verboden, dus werd er in de bergen overal illegaal gestookt. In het stadje zag je kerels met versleten pick-up trucks, die de hele dag niets beters te doen hadden dan wat in een stukje hout te kerven. Het was alsof we in een film terecht kwamen.’

Misschien speelt de verveling een rol, maar ze zijn amper een week samen of er zijn al spanningen tussen de groepsleden. ‘Tijdens het repeteren ontstond er een controverse,’ gaat Geoff verder. ‘Iedereen was wat stoned en het liep uit de hand. Jimmy beledigde Linda en er vloeiden traantjes. Ik heb Jimmy gezegd wat ik van hem dacht.’
McCulloch geeft toe: ‘Ik doe soms wat raar. Onvolwassen, denk ik. Met muziek heb ik hopen ervaring, maar levenservaring… met mensen omgaan, weten wanneer je je mond moet houden en zo, daar ben ik niet goed in. […] Dat kan mensen al eens op stang jagen.’
De drummer heeft genoeg van dat branieventje en wil onmiddellijk opstappen. Maar Paul en Linda dringen er bij hem op aan niets overhaast te beslissen. Om het groepsgevoel te versterken verhuizen de groepsleden ook naar het hoofdgebouw. Dat helpt om de spanning wat te verminderen.

Denny Laine, Linda McCartney, Paul McCartney, Geoff Britton en Jimmy McCulloch

Denny Laine, Linda McCartney, Paul McCartney, Geoff Britton en Jimmy McCulloch

* * *

Paul maakt van de gelegenheid gebruik om wat collega’s die in de buurt wonen, te gaan bezoeken. Johnny Cash bijvoorbeeld, Bill Monroe – de vader van de Bluegrass – en Chet Atkins, de legendarische gitarist en producer die, samen met Owen Bradley een van de architecten is van de Nashville Sound. Paul en Linda gaan ook een regelmatig naar de legendarisch concertzaal Grand Ole Opry, waar ze Monroe aan het werk zien en het allerlaatste optreden bijwonen van Dolly Parton en Porter Wagoner.

De familie McCartney bij Dolly en Porter.

De familie McCartney bij Dolly en Porter.

* * *

Vanaf begin juli werkt Wings gedurende twee weken in de Sound Shop studio in Nashville, aan een half dozijn songs.
‘Eigenlijk mocht hij geen opnamen maken,’ weet Killen, ‘want ze hadden geen werkvergunning. Maar ik had toevallig een studio ter beschikking. Het was niet de bedoeling om de wet te overtreden. Het kwam zo uit.’
‘Buddy kennende heeft hij er zeker voor gezorgd dat Paul wist dat hij een studio ter beschikking had, mocht hij willen opnemen’, lacht Ernie Winfrey, de vaste geluidstechnicus van de studio.
Winfrey is er aan het werk, wanneer hij plots oog in oog staat met de ex-Beatle. ‘Ze kwamen langs de achterdeur. […] Paul wuifde eens en hij en Linda gingen zitten, wachten tot we klaar waren. Na afloop van de sessie introduceerde Buddy me. Ik stond te bibberen op mijn benen.’

De directe aanleiding voor de sessies is een bezoekje aan gitarist Chet Atkins. Paul en Linda zijn er uitgenodigd voor een diner. Na het eten komen er gitaren te voorschijn. Afwisselend brengen beide muzikanten wat nummers. Daarbij brengt Paul ‘Walking in the Park with Eloise’, een nummer in Dixielandstijl. ‘Dit is er eentje dat mijn vader heeft geschreven’, legt Paul uit. ‘Lang geleden.’
‘Hij vertelde me dat hij het ooit wou opnemen’, herinnert Atkins zich in 1998. ‘Ik zei hem dat zoiets een prachtig cadeau zou zijn voor zijn vader.’

Paul op bezoek bij Chet

Paul op bezoek bij Chet

Enkele dagen later belt Paul hem op, om te zeggen dat hij zijn raad gaat opvolgen. ‘Ik trommelde wat muzikanten op’, gaat Chet verder, ‘mensen waarvan ik dacht dat ze goed zouden zijn voor het nummer.’

De muzikanten die Chet er bij haalt zijn niet van de minsten: pianist Floyd Cramer (de man die de toetsen beroerde op ‘Heartbreak Hotel’) en Bobby Thompson op banjo en slaggitaar. Winfrey vertelt dat Paul, behalve bas, ook nog iets anders bespeelde tijdens de sessie. ‘Hij had een oud wasbord gevonden in een klein winkeltje naast het Loveless Café.’ Naar skiffletraditie gebruikte hij ‘[…]het als een ritme instrument door met vingerhoedjes op zijn vingers over het geribbelde oppervlak te schrapen.‘

De geluidstechnicus die nochtans ervaring heeft met countrysterren als Marty Robbins, Eddy Arnold, Dolly Parton, Johnny Rivers en Willie Nelson, maar ook met rhythm & blues artiesten als Otis Blackwell, Wilson Pickett, is onder de indruk van Paul: ‘Als zanger is hij absoluut top. […] Hem daar zo zien staan aan de microfoon, zoals je je hem herinnert van bij de Ed Sullivan Show… Ik kon het haast niet geloven: gebeurt dit echt? En zijn basspel… ongehoord! […] Elke noot was kristalhelder. Ik hoefde niets bij te regelen. Het kon zo op band.‘

Winfrey verklaart dat Paul pas relaxte wanneer het werk er op zat: ‘Na afloop kwam hij bij me zitten om naar de playbacks te luisteren. Dan pas kwam er een glas whisky-cola bij te pas.’

De sfeer van Nashville inspireert Paul tot het schrijven van een song in de countrytraditie: ‘Sally G’. Voor het op band zetten daarvan, vult hij Wings aan, met enkele muzikanten uit het A-team: banjospeler Bobby Thompson kennen we al, maar nieuw is steel gitarist Lloyd Green – een man die 400 sessies per jaar doet, voor iedereen van Faron Young tot The Byrds. Backing vocals worden verzorgd door The Cates Sisters: Marcy en Margie.
Fiddles mogen natuurlijk niet ontbreken. Daarvoor zorgen de adelijke heren Johnny Gimble (King of Texas Swing) en Vassar Clements (King of Hillbilly Jazz). De samenwerking verloopt prima. Volgens Winfrey stond Paul open voor suggesties. ‘….dat stelde de spelers uit Nashville op hun gemak. Iedereen kwam met ideeën.’

‘Hij was verrast door de snelle manier van werken in Nashville’, meent Green. ‘In de regel deden we drie à vier songs in een drie-uur durende sessie. Het was fijn om nu eens de hele tijd te bekunnen besteden aan één enkel nummer.’

Na afloop van de sessie stelt Paul aan Green voor om met Wings op tournee te gaan. ‘Dan brengen we samen elke keer een kwartiertje lang uitsluitend country. Jij en ik samen. Maximaal vier muzikanten en pure country.’
Green legt echter uit dat zoveel sessiewerk heeft dat hij onmogelijk zoveel tijd kan vrijmaken om op tournee te gaan. Achteraf heeft hij spijt van zijn antwoord: ‘Ik weet nog niet waarom ik er niet op in ben gegaan. Ik denk dat ik schrik had om er twee maanden tussen uit te zijn en dan vast te moeten stellen dat de mensen me niet meer nodig hadden.’

Anders zit het met de man die de arrangementen voor de blazers verzorgt. Tony Dorsey is een trombonist uit New Orleans, die steeds present is om de R&B opnamen in de Sound Shop op te leuken. Hij gaat graag in op Pauls aanbod en zal de leiding van de blazerssectie op zich nemen tijdens Wings Over The World tournee.

Verder wordt er ook nog wat nummers van Linda en Denny opgenomen. Dat van Linda heet ‘Proud Mum’ en die van Denny Laine, ’Send Me The Heart’ – ‘Sentimenteel genoeg om door te gaan voor een echt countrynummer,’ meent Winfrey.
Verder worden enkele oudere opnamen afgewerkt. Green voegt steelgitaar toe aan ‘Hey Diddle’ (van de Ram-sessies) – ‘Het meest Beatlesachtige nummer waaraan we werkten,’ volgens Winfrey.
‘Bridge Over The River Suite’ en ‘Wide Prairie’, twee nummers van de sessies in Parijs (november ‘73) krijgen overdubs van een zeskoppige blazerssectie, onder leiding van Tony Dorsey.

Het belangrijkste nummer van de sessies is echter een pittige rocker: ‘Junior’s Farm’, geïnspireerd door Bob Dylans ‘Maggie’s Farm’ en hun tijdelijke verblijfplaats – de bijnaam van Curly Putman is ‘Junior’. De tekst, geeft Paul toe, is niet meer dan ‘wat goed klinkende zinnen’, met verwijzingen naar Eskimos, zeeleeuwen en Oliver Hardy.

Winfrey herinnert zich dat Paul en Linda erg close waren. ‘Wanneer ze naar een playback luisterden, zat de een steeds bij de ander op schoot. Ik denk dat Pauls houding ten opzichte van Linda veel over hem verteld. Hij was bereid al die kritiek er bij te nemen omdat hij zijn vouw bij de band wou. Ik heb van dichtbij meegemaakt hoe geduldig hij was met haar. Van de andere kant: ze pikte snel iets op: hij zong iets voor en zij kon het meteen nazingen.’

Over Jimmy McCulloch is Winfrey minder te spreken: ‘Uitstekend gitarist, maar een enorme klootzak.’ De jongeman heeft problemen met drugs, loopt regelmatig weg tijdens een sessie, werpt een cola flesje naar het raam van de controle kamer en wordt gearresteerd voor roekeloos rijden. Killen kan vermijden dat hij achter de tralies verdwijnt, maar het incident zal hem later heel wat problemen bezorgen om de States binnen te mogen voor de Wings Over America tournee.

* * *

Half juli vliegen de bandleden weer naar Londen. Paul en zijn familie passeren eerst langs New York, waar ze John Lennon en diens vriendin May Pang een bezoekje gaan brengen.

* * *

Het resultaat van de Nashvillesessies verschijnt in oktober 1974 op twee 45-toeren plaatjes.

‘Junior’s Farm’/’Sally G’ is de krachtige nieuwe single van Paul McCartney and Wings. In Engeland is een 16de plaats de hoogste notering.
Het plaatje doet het een stuk beter in de Verenigde Staten waar het de top 3 haalt. Bovendien bereikt de b-kant er ook een mooie 17de plaats.

Een week eerder dan de nieuwe Wingssingle verschijnen ‘Walking In The Park With Eloise’ en ’Bridge Over The River Suite’ onder de noemer The Country Hams. Omdat niemand weet dat het om Paul McCartney gaat verdwijnen de twee instrumentaaltjes geruisloos in de koopjesbakken.

In 1984 vertelt Paul aan Playboy: ‘Ik zei tegen mijn vader: Jij krijgt alle auteursrechten. Jij hebt het geschreven, we gaan het voor je uitgeven en dus krijg jij de cheques. Maar hij antwoordde: ‘Ik heb het niet geschreven, jongen.’
Ik dacht: verdorie. Daar komen problemen van.
Maar toen zei hij: ‘Ik heb het bedacht, maar ik heb het niet geschreven.’ Hij bedoelde dat hij geen muziek kon noteren. Ik ook niet trouwens. Ik kan ook geen muziek neerschrijven. Ik bedenk het ook maar.’

Volgende pagina »