straffe verhalen uit de rockannalen


Het verhaal is welgekend. Dick Rowe van Decca was de man die The Beatles niet wou tekenen, na hun auditie op 1 januari 1962. “Guitar groups are on the way out, Mr. Epstein.”

17 maand later is de man in de Philharmonic Hall in Liverpool. Hij zit er in een jury van een talentenwedstrijd: the Lancashire and Chesire Beat Group Contest. Naast hem zit George Harrison. Erg vervelend, natuurlijk.

Maar de man ziet zijn kans om zijn gezicht en misschien wel zijn carrière te redden. Hij vraagt aan George of die hem een tip kan geven voor een andere groep, voor zijn label. George raadt hem aan eens naar The Rolling Stones te gaan kijken. “Je kunt ze vinden in de Crawdaddy Club, in Richmond” voegt George er nog aan toe.

Volgens Stephen Davis in Old Gods, Almost Dead, reed Rowe in een ruk van Liverpool naar Londen, om er de band in actie te zien. In die tijd waren er nog geen snelwegen en was dat een rit van 7 à 8 uur. Diezelfde avond nog tekende Andrew Loog Oldham, de nagelnieuwe manager van de band, het contract.

In Rolling With The Stones, plakt Bill Wyman er de exacte datum op: 5 mei 1963.

Fantastisch verhaal, toch?

Nemen we er de boeken van Mark Lewisohn bij. De man heeft alle kranten van Liverpool en omstreken uitgeplozen om dag aan dag te kunnen weergeven wat The Beatles deden. Waar ze optraden enz. Hij heeft geen enkele advertentie gevonden voor die talentenwedstrijd.

Sterker nog: The Beatles waren niet eens in England op dat moment.

Op zondag, 28 april 1963, vlogen George, Paul en Ringo naar Santa Cruz, Tenerife, voor een vakantie met hun vrienden uit Hamburg. Ze keerden weer op 9 mei.

Het lijkt er dus op dat het één van de vele verhalen is, die verzonnen zijn door Andrew Loog Oldham, om zijn groep in de pers te krijgen.

 

 

Het lijkt een merkwaardige combinatie: Brian Wilson en Alice Cooper. Aan de ene zijde, de leider van de Beach Boys, met het door en door brave imago van de All-American Band.

Aan de andere kant een hardrocker, met een vrouwennaam, die in het pre-punk tijdperk het Amerikaanse publiek schockeerde met zware make-up en shows die veelal eindigden met de zanger op de elektrische stoel of aan de galg.

 

Toch zijn er een paar prachtige anekdotes waarbij beide muzikanten betrokken waren en waarbij het telkens Brian is die Alice verstomd doet staan. In beide gevallen is het niet duidelijk of de oudste van de broers Wilson werkelijk ver heen is, of gewoon de mensen in het ootje neemt.

 

Het eerste vooral vond plaats in 1974.

In maart van dat jaar vindt de uitreiking van de Grammy onderscheidingen plaats in Los Angeles. Iedereen die iets voorstelt in de muziekwereld is daarbij aanwezig.

 

van links naar rechts: David Bowie, Art Garfunkel, Paul Simon, Yoko Ono, John Lennon

 

Achteraf zit Lennon gezellig na te keuvelen, met een van de drinkebroers uit zijn Lost Weekend periode: Vincent Furnier, die dan net zijn naam heeft veranderd in zijn alter ego: Alice Cooper. Er zit nog een derde man aan tafel, met wie Cooper later een plaat zal maken: Bernie Taupin, de vaste tekstschrijver een andere goede vriend van Lennon, Elton John.

 

Terwijl ze aan het praten zijn, merkt Alice, dat Brian Wilson steeds weer in de buurt opduikt.  Uiteindelijk komt hij naar de tafel, buigt voorover naar Cooper en fluistert in zijn oor: “Hey Alice, stel me eens voor aan John Lennon.”

“Ik kon niet geloven dat die twee mekaar nooit hadden ontmoet,” vertelt Cooper. “Jarenlang waren ze beide lid geweest van de grootste bands ter wereld. Hun paden hadden zich toch ooit moeten kruisen?

Maar dan dacht ik: ‘Wow, als ze mekaar nog nooit hebben gezien, kan ik hun aan mekaar voorstellen. Daarmee verdien ik vast een plaatsje in de muziekgeschiedenis.”

Dus zegt hij: “Brian Wilson, dit is John Lennon. John Lennon, dit is Brian Wilson.”

Lenon reageert vriendelijk en beleefd. Hij staat op, schudt hem de hand en zegt: “Dag Brian, ik heb je altijd al willen ontmoeten. Ik bewonder je werk en Paul en ik vinden Pet Sounds een absoluut meesterwerk.”

Brian bedankt hem en gaat weer weg. Lennon weer zitten en vervolgt zijn gesprek alsof er niets is gebeurd. 

 

Een minuut of tien later, sluit Brian weer naar de tafel. Dit keer benadert hij Bernie Taupin. Tot zijn verbazing hoort Alice Cooper Bernie zeggen: “Brian Wilson, dit is John Lennon. John Lennon, dit is Brian Wilson.”

Lennon blijft even vriendelijk en beleefd als de eerste keer en zegt opnieuw ongeveer hetzelfde, over hoe graag hij Brian altijd al heeft willen ontmoeten.

 

Wanneer Brian weer weg is, kijkt John zijn tafelgenoten aan en zegt terloops, in zijn typische Liverpoolse accent: “Ik heb hem al honderden keren gezien. Hij is niet helemaal in orde, weet je.”

 

 

 

Alice Cooper introduceert Brian Wilson bij de Rock Music Awards, in 1976

 

 

Een andere ontmoeting tussen beide mannen verliep al even bizar.

 

Omstreeks 1978 geeft Alice Cooper een feest in zijn suite in het Beverly Wilshire Hotel in Hollywood. Brian staat op de gastenlijst, maar het is zijn vriend Danny Hutton (van Three Dog Night) die hem moet overhalen om te gaan. Al direct bij hun aankomst loopt het echter mis.

Brian Wilson  beschrijft het gebeuren in zijn autobiografie: “Ik was er haast zeker van dat ik ging sterven toen Danny me meenam naar het feestje […]. De muziek was bizar en luid, maar de mensen waren nog erger: sommigen droegen make-up of waren verkleed. Ik keek rond, verstijfd van schrik. Ik durfde gewoon de kamer niet binnengaan.

Opeens sprong een lange, magere man met een vreemde blik, van het ene meubelstuk naar het andere en belandde op de vloer voor mijn voeten.

“Boe!” riep hij.

Ik schrok en draaide me om.

Hij dacht dat ik het grappig vond en lachtte.

“Jij bent Brian Wilson,” riep hij. 

“Ja,” antwoordde ik, in de hoop dat hij zou weggaan.

“Ik ben Iggy,” zei hij. “Iggy Pop”.’

 

Omdat hij merkt dat Brian helemaal van de kaart raakt, haalt Danny er de gastheer bij. Hij legt uit dat het best is om Brian terug naar huis te brengen. Iggy en Alice besluiten mee te gaan.

 

Thuis aangekomen stelt Brian voor om naar de muziekkamer te gaan, om samen wat muziek te maken.

“Iggy en ik waren vol verwachting,” vertelt Cooper later. “Brian Wilson is immers een van de allergrootsten.”

Brian neemt plaats aan de piano en begint te spelen. Hij zingt een kinderliedje ‘Shortnin’ Bread’. Dan vraagt hij de andere muzikanten om mee te doen. Alice moet “mama, mama, mama” zingen en Iggy “shortnin’, shortnin’, shortnin'”.

Maar na een kwartiertje zijn ze nog steeds bezig: ‘Mama’s little baby loves shortnin shortnin, mama’s little baby loves shortnin bread.'” Brian lijkt niet van plan om over te schakelen naar iets anders.

De gasten houden het nog een hele tijd uit, maar dan vluchten ze de deur uit. Iggy neemt het op zich om hun vertrek te verklaren: “Dit is te erg, Brian. Echt vreemd.”

De kans is groot dat de naam Harry Nilsson vooral associaties oproept met zijn twee grootste hits: ‘Without You’ en ‘Everybody’s Talking’. Toevallig allebei covers. ‘Without You’ is een song van de Beatles protegees Badfinger en ‘Everybody’s Talking’ is een song van Fred Neil. Eigenlijk is die reputatie een beetje onterecht, want Nilsson heeft zelf ook vele prachtige nummers geschreven. Eentje daarvan is ‘Me And My Arrow’, uit zijn zesde elpee.

The Point! was een conceptplaat, over een jongentje: Oblio. Hij is de enige met een rond hoofd in een stad waar iedereen en alles wettelijk verplicht is, om puntig te zijn. “Ik had acid gebruikt”, legt Nilsson uit, “Ik keek naar de bomen en besefte plots dat ze allemaal op een punt uitliepen. Zelfs de takken eindigen allemaal in een punt… en de huizen. Ik dacht: Oh! Alles heeft een punt en als dat niet het geval is, dan wordt dat een punt!”

Oblio en zijn hondje Arrow, beleven samen allerlei avonturen.

 Van de plaat werd al snel een tekenfilm gemaakt, die op 2 februari 1971, in première ging op de Amerikaanse TV.  Vier jaar later werd het verhaal herwerkt tot een musical. Die versie had zoveel succes dat de show, vanaf 1977, ook in Engeland werd uitgevoerd, in een uitgebreidere versie.

 Dat jaar werd Nilsson benaderd door vertegenwoordigers van een Amerikaanse autofabrikant. Hoe kon Crysler beter hun nieuwe Plymouth Arrow lanceren dan met een song die wel in opdracht kon zijn geschreven: ‘Me And My Arrow’.

Nilsson  zag zoiets niet onmiddellijk zitten. Hij weigerde elk financieel aanbod. Uiteindelijk kwam hij met een eis: in plaats van geld wou hij een nieuwe wagen: een Mercedes!

Een link naar het fragment uit het tekenfilmpje.