1973 – Johnny Cash & Maybelle Carter – Pick The Wildwood Flower

In 1972 staat Maybelle Carter plots weer helemaal in de belangstelling. Dat heeft ze te danken aan een bende langharige folkies uit Californië. Na hun succesvolle cover van ‘Mr. Bojangles’ zijn The Nitty Gritty Dirt Band naar Nashville getrokken om er een plaat vol covers van nummers uit de beginperiode van de country en folk op te nemen. Voor een aantal songs zoeken ze zelfs de oude uitvoerders op: mensen als Doc Watson, Roy Acuff, Earl Scruggs, Jimmy Martin en Merle Travis. Maybelle Carter is prominent aanwezig op de driedubbele elpee, met maar liefst drie songs van The Carter Family: ‘Wildwood Flower’, ‘Keep On The Sunny Side Of Live’ en ‘Can the Circle Be Unbroken (By and By)’. Die laatste song geeft meteen de titel aan het geheel: Will The Circle Be Unbroken.

De platenmaatschappij Columbia Recorsd wil al die aandacht graag verzilveren en stelt een dubbel-elpee samen uit het werk van Mother Maybelle, zoals ze inmiddels wordt genoemd. Daarbij zouden ze ook graag enkele nieuwe nummers brengen. Johnny Cash, die getrouwd is met June Carter, een van haar drie dochters, wil zijn schoonmoeder graag daarbij helpen. De keuze valt – haast vanzelfsprekend – op een nummer van diens bassist, Joe Allen: ‘Pick the Wildwood Flower’. Het nummer wordt op 6 juni 1972 opgenomen in zijn eigen studio, Sound Spectrum Recording, in Hendersonville, Tennnessee. In 1973 verschijnt het nummer ook op single.

Maar het is Gene Watson die, zes jaar later, met zijn cover in de top 5 raakt van de Billboard country music singles lijst.

* * *

2008 – Emmylou Harris – How She Could Sing the Wildwood Flower

Emmylou Harris heeft zichzelf lange tijd enkel beschouwd als “… een vertolkster van songs. Iemand die songs vindt, ze verzamelt.” Halfweg de jaren negentig begint ze echter zelf ook weer songs te schrijven. Soms alleen, soms met de hulp van anderen. Mensen als David Olney, Daniel Lanois, Rodney Crowell of de Canadeese zussen McGarrigle.

In een interview aan The Sun, verklaart Emmylou over Kate en Anna: “Ik hou van hen. Ik was in de eerste plaats een fan van hun muziek. Ik ontmoette hen toen ze in [in 1989] meewerkten aan mijn plaat Bluebird. Toen is onze vriendschap begonnen.”
In 2007, wanneer ze All I Intended To Be aan het voorbereiden is, doet ze weer beroep op haar vriendinnen. “Toen het tijd werd om nieuwe songs te schrijven, dacht ik: ik ga naar Montreal. Als er niets uit komt, dan hebben we toch wat fijne gesprekken gehad… en een lekkere suikertaart. Ze kopen altijd suikertaart wanneer ik op bezoek kom.”

Op een avond is er een interessante documentaire op TV: The Carter Family: Will the Circle Be Unbroken. Daarin is, naast de carrière van het trio, ook aandacht voor het privéleven van de muzikanten.

De relatie tussen Sara en haar zwijgzame, norse en vaak afwezige man A.P. Carter, was nooit optimaal geweest. De verhouding werd bovendien nog bemoeilijkt doordat Sara omstreeks 1933 verliefd werd op een neef van haar man, ene Coy Bayes. Toen dit bekend raakte, greep A.P.’s familie in. Zij zorgden ervoor dat de geliefden geen contact meer hadden. Bayes werd naar Californië gestuurd en brieven die ze mekaar zonden, werden onderschept.
Sara en A.P. moesten noodgedwongen blijven samenwerken, ook na de scheiding in 1936. Maar Sara kan Coy niet vergeten. In 1939 doet ze een wanhopige poging om uit de patsituatie te raken. Tijdens een rechtstreekse radiouitzending vanuit Texas, die over het hele land wordt verspreid, draag Sara ‘I’m Thinking Tonight of my Blue Eyes’ op aan ”Coy Bayes in California’. Wanneer de man dat hoort, springt hij in zijn wagen en rijdt, de hele nacht, tot in Del Rio, Texas. Ze vinden elkaar weer en hij neemt haar mee naar Californië, waar ze trouwen.

Emmylou, Kate en Anna putten hieruit de inspiratie voor hun eerbetoon aan de zangeres van ‘Wildwood Flower’ – 35 jaar nadat de gitariste van de song zo’n eer te beurt viel. Dit wordt ‘How She Sang The Wildwood Flower’.

 

 

Deel 5 – Pieces Of The Sky

‘Grams dood was een traumatische ervaring voor mij,’ geeft Emmylou Harris toe. ‘Tussen zijn dood en het maken van mijn eerste elpee beleefde ik een vreselijk jaar (sic). Ik smeet me in mijn werk, maar hij hart was er niet bij.’

Ze ziet het als haar taak Grams werk verder te zetten. ‘Ik had geen keuze. Die muziek was te belangrijk  voor mij. En ik kon niets anders. Het was dat, of terug gaan opdienen. Dus vormde ik een kleine band in D.C..’

De kern van de vijfkoppige Angel Band bestaat uit Emmylou, Tom Guidera en steelgitarist Danny Pendleton.

‘Repeteren in een garage in de vrieskou en dan terug naar de zaaltjes waar ik voordien akoestisch had gespeeld – voor Gram. Het was een leerproces, maar ook een manier om te overleven.‘

Zes avonden per week, spelen ze vier sets in de Red Fox Inn, in Washington.

Op een avond zitten er twee mensen in de zaal die met meer dan gewone belangstelling lijken te luisteren. De man en vrouw blijven de hele avond. Ze hebben zelfs een casetterecorder bij, waarmee zij alles opnemen. Na afloop stellen ze zich voor, allebei met een Canadees accent. De vrouw is Mary Martin, A&R verantwoordelijke van Warner/Reprise. De man is Brian Ahern, producer.

Hun aanwezigheid is, voor een stuk te danken aan Linda Ronstadt. 

Die heeft Emmy en haar dochterje uitgenodigd om te komen logeren in Los Angeles. ‘Ze vroeg me om samen met haar op te treden in de Roxy,’ legt Emmylou uit. ‘Ze was een enorme steun voor me, na de dood van Gram. Ze hielp me om een platencontract te krijgen. Ze bemoederde me en was erg genereus.’

Don Schmitzer, een van de bazen van Warner Bros. heeft haar daarbij opgemerkt. Hij geeft Martin de opdracht om een mogelijkeke samenwerking te onderzoeken. Mary Martin werkte vroeger voor Albert Grossman, toen die manager was van Bob Dylan. Zij was het die de folkzanger in contact bracht met The Band. Later werd ze zelf manager van Leonard Cohen en Van Morrison.

Wanneer Mary Emmylou getraceerd heeft in Washington, belt ze Ahern in Toronto. De gitarist heeft countryzangeres Anne Murray ontdekt en haar versie van ‘Snowbird’ geproduceertd. Het plaatje was een dikke hit in Canada en de Verenigde Staten.

De beide toeschouwers zijn voldoende onder de indruk om Emmylou Harris een kans te geven. ‘[Ze zong nummers van] Merle Haggard, Gram Parsons… ,’ zegt Ahern. ‘Ik denk dat ik nog het meest gecharmeerd was van het feit dat ze haar band strak in de hand had.’ 

In oktober 1974 biedt Reprise, een dochterafdeling van Warner Records, Emmylou Harris een contract aan. De voorwaarde is dat Brian Ahern de opnamen zal leiden.

Ter voorbereiding nemen ze samen een groot aantal songs door. ‘Brian [liet me] naar bandjes met songs te luisteren,’ vertelt Emmylou. ‘We luisterden een hele dag, acht uur, naar spul dat me absoluut niets deed. Na een tijdje moesten we er om lachen; we dede nogal onnozel.’ Maar dan zet Brian een cassette aan van iemand die hij net onder contract heeft genomen bij zijn eigen muziekuitgeverij: Rodney Crowell. ‘Ik riep: Dat lijkt er meer op. Die kerel is fantastisch. Hij heeft duidelijk geluisterd naar George Jones. Het waren twee nummers: ‘Song For The Life’ en ‘Bluebird Wine’.’

Ahern laat de 22-jarige overvliegen naar Washington om er met Emmylou en haar Angel Band te spelen. ‘Na afloop gingen we ergens heen en speelden songs tot de vroege ochtend’, herinnert Rodney zich. ‘De klik was er meteen. Ik hield van oude muziek – zoals the Louvin Brothers – en zij ook. Het was een beetje archivaris-achtig. Musicologie, een hele nacht lang. Country-musicology. Ik denk dat Gram Parsons haar het wereldje ingeleid had. Ik denk ook dat het zo goed klinkte omdat ik uit Texas kwam en er mee opgegroeid was.’

In afwachting van grootsere dingen vindt alvast een eerste sessie plaats in de Track Recorders Inc in Silver Spring, Maryland. Met The Angel Band worden ‘Before Believing’ en ‘Queen Of the Silver Dollar’ van Shel Silverstein op band gezet. 

Kort daarna verhuizen Emmy en haar dochter naar Los Angeles, waar ze intrekken bij Linda Ronstadt.

Brian Ahern heeft er een huis gehuurd in Lania Lane, een bochtige, doodlopende straat in Coldwater Canyon. ‘We hadden geen beddegoed, dus moesten Linda en Emmy gaan winkelen. Ze kwamen terug met achterbak van Linda’s MGB volgestouwd vol spullen voor ons, de jongens van de techniek.’

Het huis wordt immers ook gebruik als studio. Voor de opnamen laat Brian zijn zelf ontworpen mobiele studio overkomen, vanuit Toronto. De Enactron Truck is een 19-ton zware vrachtwagen volgestouwd met opnameapparatuur. Hiermee kan hij om het even waar opnemen. Zoals gewoon bij hem thuis, dus, in de huiskamer voor de open haard.

‘Brian woonde in een slaakamer aan de achterzijde,’ vertelt Bernie Leadon, die ook aan de opnamen meewerkte.  ‘De rest van het huis was nu eens woonruimte en dan weer de plaats voor de opnamen. Zo werd de hele plaat gemaakt. Het was een constante: op elk uur van de dag konden ze opnemen. De truck stond geparkeerd voor het huis in de heuvels, bij Beverly Hills… maar niet in de dure buurt van Beverly Hills.’

Contact tussen de controleruimte en de ‘studio’ gebeurt via een gesloten TV-circuit. In de vrachtwagen is er ook een kleine geïsoleerde ruimte, waar solo’s kunnen worden ingespeeld.

De eigenlijke opnamen vinden plaats aan het einde van oktober 1974. Daarvoor wordt de hulp ingeroepen van de muzikanten van Gram Parsons soloalbums: drummer Ron Tutt, pianist Glen D. Hardin, bassist Emory Gordy Jr., sologitarist  James Burton en banjospeler Herb Pedersen. Daarnaast zijn er ook nog Fayssoux Starling op backing vocals en Bernie Leadon op verschillende snaarinstrumenten.

Door de aanwezigheid van Presley’s bandleden wordt het één van de duurste countryplaten tot dan toe. Om de kosten te beperken, blijven de eigenlijke opnamen beperkt tot twee dagen: woensdag 30 en donderdag 31 oktober. 

Door live op te nemen slagen ze er in om, in die beperkte tijd, een twintigtal songs op band te zetten. ‘We namen veel te veel op,’ legt Ahern uit. ‘Ik dacht dat, als we de zwakke eerste plaat konden overslaan, en rechtstreeks doorstoten naar nummer twee – bij wijze van spreken – de muziek veel beter zou zijn. Op die manier bespaarden we een pak tijd en geld zowel voor de platenmaatschappij als voor de artiest. […] In zekere zin was haar debuut meteen haar tweede plaat.’

Volgens Herb Pedersen heeft Ahern de touwtjes stevig in handen: ‘Hij wist hoe hij de arrangementen wilde hebben. Hij was een geschoold muzikant in Canada voor hij naar hier kwam. Hij speelde zelf heel wat slaggitaar op die plaat, maar dat staat nergens vermeld. Hij was erg zorgvuldig in de keuze van arrangementen, toonaarden en melodieën. Hij wou absoluut niet een plaatje met het zoveelste countryzangeresje afleveren.’

‘Ik liet haar [de songs] voorzingen,’ vertelt Ahern. ‘[…] Dan deed ik suggesties om de structuur te veranderen. Ik schreef de akkoorden neer en speelde het dan zelf, op mijn akoestische gitaar en beelde me het nummer in, in mijn hoofd.’

Maar ook Emmylou laat zich gelden, weet Pedersen: ‘Wanneer ik de tweede stem inzong, was zij er steeds bij, om te luisteren of  het was zoals zij het wou. Zij maakte evenveel de dienst uit als hij, denk ik.’

‘Het is moelijk uit te leggen wat ik wou,’ blikt Emmylou terug, ‘het was heel intuitief. Ik was zeer sterk geïnspireerd door de muziek van Gram. Op mijn manier probeerde ik die voort te zetten.’

De songs zijn met opzet geselecteerd uit een heel breed gamma. Dat gaat van klassiekers uit de country/rock als ‘Coat Of Many Colors’ van Dolly Parton en ‘The Bottle Let Me Down’ van Merle Haggard tot nummers van The Beatles: ‘For No One’ en ‘Here, There And Everywhere’. Natuurlijk mag een song van Parsons helden, Charlie en Ira Louvin niet ontbreken. De keuze valt op ‘If I Could Only Win Your Love’.

Voor één nummer  heeft Emmylou de tekst zelf geschreven: ‘Boulder To Birmingham’ is een erg persoonlijke song, waarin ze afscheid neemt van Parsons.

De producer zorgt er voor dat Emmylou’s klaterheldere stem centraal komt te staan. Ondanks de aanwezigheid van steelgitaar, fiddle en mandoline is het resultaat meer pop dan country. Toch staat het ver van de gelikte country-rock die The Eagles in die tijd zo populair maken.

Harris geeft toe dat ze geen idee had hoe de plaat zal worden ontvangen. ‘Ik was behoorlijk nerveus. Ik dacht dat niemand de plaat zou snappen. Ik wist dat een aantal mensen, van wie de mening voor mij belang was, het goed zouden vinden. Mensen als John Starling, van wie ik wist dat hij  ‘If I Could Only Win Your Love’ prachtig zou vinden. Het was allemaal nieuw voor mij, zo’n echte plaat maken. Het was nogal eclectisch.’

 

Op 7 februari 1975 verschijnt Pieces of the Sky.  De plaat is genoemd naar een regel uit ‘Before Believing’, een nummer van Danny Flowers.

Als eerste single kiest de platenmaatschappij voor ‘Too Far Gone’. Het nummer van Billy Sherrill was in 1967 een hit voor Tammy Wynette. Emmylou’s versie verschijnt op 26 februari 1975. Glen D. Hardin verzorgde het strijkers  arrangement en James Burton schittert op elektrische gitaar. De single maakt niet echt brokken en komt niet hoger dan een 73ste  plaats in de Countrylijst.

– – –

Ter promotie van de elpee doet Emmylou enkele optredens, als voorprogramma van de Earl Scruggs Revue. Ze wordt daarbij begeleid door Bernie Leadon en Herb Pedersen. ‘Het was puur akoestisch,’ vertelt Leadon, ‘met driestemmige zang. Herb heeft een ongelofelijke stem. Het werkt inspirerend om te zingen met  twee van die fantastische stemmen.’

Eddie Tickner, die het management van Emmylou heeft overgenomen, meent dat een doorbraak het best kan geforceerd worden in Europa. De platenmaatschappij wil er wel geld instoppen, op voorwaarde dat ze een “hot band” heeft.

Emmylou zou graag de mensen achter zich krijgen waarmee ze de plaat heeft opgenomen. ‘Glen D Hardin was meteen akkoord. We speelden een paar keer samen en we amuseerden ons geweldig. Het was een fantastische bende, die mekaar allemaal goed aanvoelen. Rodney Crowell kwam er bij en we wisten meteen dat er magie in de lucht zou hangen van zodra we een podium op kropen.’

De Hot Band  bestaat uit gitarist James Burton, pianist Glen D. Hardin en bassist Emory Gordy – allemaal uit de tourband van Elvis. Drummer is John Ware, singer-songwriter Rodney Crowell speelt slaggitaar, Hank de Vito pedal steel. Gelukkig voor haar had Elvis Presley in die periode geen optredens gepland. ‘Ik betwijfel of Elvis besefte dat zijn band met iemand anders rondtrok. We deden het niet achter zijn rug, maar hij was zo afgeschermd dat ik bewtijfel of hij er iets van merkte.’

Eigenlijk kan Emmylou zich zo’n band niet veroorloven. ‘Ik ging voor een kwart miljoen dollar in het rood met de Hot Band. Gelukkig maakte de verkoop van de plaat veel goed. Ik had geen garantie dat ik er uit zou raken, maar ik greep de kans om met de muzikanten waarmee Gram gewerkt had met beide handen aan. Ik wou zoveel mogelijk Grams werk uitdragen. Plus natuurlijk het feit dat ze fantastisch waren en dat ze me de moed gaven om naar buiten te treden.’

Door verplichtingen bij Elvis Presley kan er slechts één keer gerepeteerd worden voor de band de baan op trekt.

‘We speelden in The New Vic [in London] voor een uitverkochte zaal. Je voelde de verwachtingen voor die band. James Burton was er bij, mensen die vereerd werden. Het publiek hier kenden de achtergrond. Ze kennen de songwriters, ze weten wie op de plaat speelt, ze kennen de muzikanten …ze weten alles!

Het was fantastisch om die opwinding te voelen voor wat ik deed. Dat sloeg over naar de andere kant van de Atlantische Oceaan. En toen had ik een echte Top 5 plaat op de country lijst met een oud nummer van de Louvin Brothers.

Dat opende de deuren van Nashville en country radio, maar blijkbaar was er ook interesse vanuit de popwereld.Mensen die mijn nplaten kochten, kochten ook platen van Talking Heads. Dat trok de aandacht: er is hier iets gaande!’

Drie maanden touren met The Hot Band werpt zijn vruchten af en de tweede single krijgt dan ook veel meer aandacht.  

Emmylou’s versie van het Louvin Brothers nummer ‘If I Could Only Win Your Love’ verschijnt  op 4 juni 1975. De solo op mandoline contrasteert sterk met de heersende muzikale trends: prog rock, jazz fusion, disco, urban cowboy en de eerste aanzetten tot punk. Desondanks wordt het duet met Herb Pedersen die zomer een top 5 hit in de Amerikaanse countrylijst en zelfs een notering in de poplijst.

Door een countrysong aanvaardbaar te maken voor een groot publiek vervolledigt Emmylou Harris het levenswerk van Gram Parsons.

Deel 4 – Sleepless Nights / Grievous Angel

De opnamen voor de tweede soloplaat van Gram Parsons, verlopen een stuk vlotter dan de sessies voor GP.  Dat komt omdat  arrangementen van een aantal songs al vastliggen. ‘Veel van dat materiaal was on the road uitgewerkt,’ verduidelijkt Emmylou, doelend op de tournee die ze dat voorjaar hebben afgewerkt. ‘Die plaat is geboren op de bus. De zang van ‘Love Hurts’ is uitgewerkt op de bus. We brachten het elke avond. Tegen die tijd zat onze frasering perfect. Ik wist precies wat Gram zou doen, voor hij het deed. […]  Dat ging volledig zonder er bij na te denken.’

Nochtans volgen de opnamen na een zeer turbulente periode in het leven van Gram Parsons.

Die zomer is zijn huis afgebrand. De juiste oorzaak wordt nooit vastgesteld, maar de zanger meent dat zijn jonge vrouw, Gretchen, onvoorzichtig is geweest met een sigaret. Ze trekken even in bij haar vader, maar de spanningen en emoties blijken te veel voor hun toch al niet zo schitterende relatie.

Gram trekt er uit en Gretchen laat een abortus plegen. 

De gebeurtenissen, gecombineerd met zijn zware druggebruik, maken dat Gram weinig tijd heeft gehad om songs te schrijven. Hij heeft dan ook slechts twee nieuwe nummers klaar.

‘In My Hour of Darkness’ is een eerbetoon aan drie goede vrienden die in de afgelopen maanden zijn omgekomen. Over Clarence White hadden we het al in deel 4. Brandon de Wilde was een voormalig kindacteur met wie Parsons een elpee heeft opgenomen, met zijn toenmalige groep, de International Submarine Band.  Sid Keiser uit de band van Delaney & Bonnie, was een drugbuddie, die Gram steeds aan de beste kwaliteit beste spullen kon helpen.

Het tweede nieuwe nummer is ‘Return Of The Grievous Angel’. De tekst is gebaseerd op een gedicht dat Gram Parsons kreeg van een student in Boston, Tom Brown. Gram herkende er zich zelf in en zette het op muziek.

Bij gebrek aan nieuw materiaal zoekt Parsons wat overblijvers bij elkaar. ‘Brass Buttons’, waarin hij het heeft over het alcoholprobleem van zijn moeder is al acht jaar oud. ‘$1000 Wedding’ is wat jonger, maar werd toch ook al geschreven toen hij nog bij de Burrito’s was. Daarnaast is er een ook nog nieuwe versie van zijn bekendste nummer, ‘Hickory Wind’.

Net als op de eerste elpee vult hij die eigen nummers aan met countryklassiekers. ‘Cash on the Barrelhead’ en ‘The Angels Rejoiced Last Night’  zijn van The Louvin Brothers, ‘Brand New Heartache’, ‘Sleepless Nights’ en ‘Love Hurts’ komen van The Everly Brothers, uit het songbook van Felice en Boudleaux Bryant. ‘I Can’t Dance’ tenslotte is van Tom T. Hall.

Daarnaast is er ook nog  een song, die door Emmylou wordt aangedragen. ‘Ik kwam met ‘Hearts On Fire’ aanzetten omdat ik zoveel hield van Walter [Egan]’s nummer.’ Emmylou’s partner Tom Guidera, werkt het nu verder uit.

Geluidstechnicus Hugh Davies is opnieuw van de partij. Behalve de techniek, neemt hij ook weer de productie op zich.

Ook de kern van de studioband blijft, in grote lijnen, dezelfde: uit Presley’s TCB band komt naast gitarist James Burton, pianist Glen D. Hardin en drummer Ronnie Tutt nu ook bassist Emory Gordy. Al Perkins bespeelt de steelgitaar.

Herb Pedersen komt uit de bluegrassband The Dillars. Daarnaast zijn er gastrollen voor goede vrienden als Bernie Leadon, N.D. Smart, Byron Berline en Linda Ronstadt.

Gram heeft beloofd heeft zich te concentreren en zelfs van de heroïne voor de duur van de sessies. Toch gaat het al meteen fout.

‘Ik herinner me dat [Gram] veel te laat kwam voor de eerste sessie,’ weet Pedersen nog. ‘ We zaten in de studio van Wally Heider in Los Angeles en hij kwam binnen samen met Emmylou. Dat was de eerste keer dat ik samen met hem opnam.

We hadden een lijstje met twaalf songs af te werken en er was heel weinig studiotijd.’

‘De basistracks stonden er in één week op,’ bevestigt Emory Gordy. ‘Gram speelde ons alle songs voor. Glen [D. Hardin] had de basisakkoorden genoteerd voor we de studio ingingen. We vertrokken met die basis. Er waren geen formele arrangementen vastgelegd – we speelden wat we dachten dat goed was voor de song. Het viel allemaal netjes op zijn plaats. Als er iets fout liep, hoorden we dat bij het beluisteren  en dan verbeterden we dat met een nieuwe take.’

Soms is zo’n tweede take echt wel nodig.

‘Michael Clarke zat achter het drumstel toen we ‘$1,000 Wedding’ opnamen – die van mij waren nooit  zo goedkoop,’ lacht Herb Pedersen. ‘Johnny ‘Guitar’ Watson en Larry Williams waren er bij, in de controleruimte. Ze waren hilarisch! Wij maar ons best doen om zo’n vreselijk sloom nummer te spelen en zij maar commentaar geven als Wolfman Jack.’

‘De opnamen gebeurden volledig live,’ vult Emmylou aan. ‘Iedereen speelde samen en Gram en ik  zongen ondertussen,’ vertelt Emmylou. ‘Meestal [waren er] maar een paar takes nodig.‘ De zang wordt later wel opnieuw ingezongen, met wat hulp van Linda Ronstadt.

‘Elke avond kregen we ruwe mixen van het werk van die dag. Die namen we mee en beluisterden we dan keer op keer. We waren heel enthousiast, stonden te huppelen van plezier. GP was een strijd geweest, maar Grams zang was zoveel beter nu, na een jaar spelen.’

Toch ligt niet alles vooraf vast: ‘Grams manier van werken was: aan een aantal songs beginnen en dan het afwerken uitstellen tot op het allerlaatste moment,’ gaat Emory verder. ‘Hij werkte dikwijls een idee uit dat pas bij hem opgekomen was en liet het dan verder rusten tot de song moest worden afgewerkt.’

Zo staat Emmylou vermeld als mede-auteur van ‘In My Hour of Darkness’. Zelf wijt ze dit aan de vrijgevigheid van Gram. Zij zegt enkel verantwoordelijk  te zijn voor het arrangement, dat ontstond in de studio.

De opnamen verlopen vlotter en de resultaten zijn ook beter dan bij de eerste elpee. Zowel de zang als het spelen getuigen van een groter vertrouwen. Een paar hardere nummers zorgen voor wat meer afwisseling.

Gram zelf is zeer in zijn nopjes met wat er op band staat. Over de telefoon vertelt hij aan zijn zus in Tennessee: ‘GP was goed, maar Sleepless Nights is meer zoals ik meer hetgeen ik wilde bereiken.’

– – – –

Na afloop van de sessies, vraagt Gram de scheiding aan en trek dan naar het Joshua Tree Memorial Park in het zuid-oosten van Californië. Hij houdt van de plek. Hij houdt er van om, in zijn eentje  de Mohave Desert tedoorkruisen, op zoek naar UFO’s.

Ondertussen is Emmylou terug gekeerd naar Washington, om er haar dochter op te halen voor de geplande definitieve verhuizing naar de Westkust. In oktober staat er immers alweer een tournee gepland.

Maar dan krijgt ze vreselijk nieuws: op 19 september 1973 is Gram Parsons overleden aan een overdosis drugs, in combinatie met alcohol. Hij was pas 26.

In de pers krijgt het overlijden niet veel aandacht, vooral ook omdat de volgende dag de veel bekendere singer/songwriter Jim Croce omkomt bij een vliegtuigcrash.

Harris betreurt dat ze niets heeft kunnen doen om Parsons dood te voorkomen. ‘Daar heb ik verschrikkelijk veel spijt van. Had ik het niet moeten zien aankomen? Hij was zo jong, zo’n sterke persoonlijkheid. Ik kon niet begrijpen dat hij er niet meer zou zijn.’

‘Ik had de indruk dat het beter met hem ging. Hij dronk niet meer. Het leek mij dat hij meer een meer sobere momenten had. Hij zag er gezonder uit. Al herinner ik me dat Bernie Leadon langskwam… We waren wat een dollen met een bal, gewoon een stelletje hippies die doen alsof  ze baseball kunnen spelen. Phil Kaufman was scheidsrechter – gewoon wat pret, in de zon. Ik hoorde Bernie zeggen: “Gram ziet er vreselijk uit.” Ik dacht: dat is niet waar. Voor mij, omdat ik zo dicht bij hem stond en omdat hij nuchter was, zag ik hem beter worden. Misschien was het gewoon dat ik het niet wou zien, dat kan.’

Hoewel Parsons de echtscheidingenformulieren had ingevuld, alvorens naar Joshua  Tree te vertrekken, bleel achteraf dat Kaufman de papieren nog niet had ingediend op het tijdstip van overlijden. Daardoor blijft Gretchen de wettige erfgename, samen met dochter Polly en Grams zus Avis en hun halfzus Diane.

Emmylou blijkt niet welkom op de begrafenisplechtigheid. Gretchen ziet haar nog steeds als een concurrente. ‘Ik kreeg de kans niet om te rouwen,’ meent Emmylou. ‘Ik kon niet anders dan er voor op de vlucht gaan. Ik sprong in mijn autootje en trok door Amerika, maandenlang… Op zoek naar mensen die Gram gekend hadden, die me konden troosten… op zoek naar iets om me aan op te trekken.’

Wanneer Grams tweede soloelpee verschijnt, in januari 1974, blijkt dat Gretchen ook daar Emmylou’s bijdrage heeft geminimaliseerd. Zo zijn een aantal duetten weggelaten, waaronder het titelnummer ‘Sleepless Nights’. De plaat heet daarom nu Grievous Angel. Ook de hoes heeft ze veranderd. Gram had de plaat willen laten verschijnen als ‘Gram Parsons with Emmylou Harris’. Een foto van hen samen, zittend op de Harley Davidson van Phil Kaufmann,  zou op de  voorzijde prijken. Gretchen vond die foto echter ‘aanstootgevend’.

Daarom liet ze die vervangen door een foto van Grams hoofd in een zee van blauw.

Vooral het ontbreken van één nummer voelt Emmylou aan als een gemis. ‘Wat betreft mijn mooiste duet met Gram: iedereen zal meteen denken aan ‘Love Hurts’, maar ik wil ‘The Angels Rejoiced Last Night’ daar graag meteen aan toevoegen.’  Niet toevallig selecteert zij dit nummer ook voor haar boxset Songbird.

Toch is het Gram zelf die dit nummer niet op de plaat wou: ‘Die komt op de volgende. Er zijn al genoeg nummers over engelen op deze.’

de oorspronkelijke hoes, gepubliceerd in Rolling Stone

– – – –

De hamvraag blijft: hebben gram en Emmy ooit iets met elkaar gehad?

Phil Kaufman stelt het zo: ‘Als Gram niet getrouwd was, dan zouden er zeker iets gebeurd zijn tussen hen.’

In een recent interview geeft Emmylou toe: ‘Reken maar! Als hij niet gestorven was. Het ging die kant uit. Enkele weken daarvoor had ik voor mezelf toegegeven dat ik verliefd was geworden. Maar, ik wou hem nog niets zeggen. Ik wou even afwachten. Er was tijd genoeg… maar toen ging ie dood. Dus, heb ik het hem nooit kunnen vertellen. […] Ik wou het niet over de telefoon zeggen. Ik wou hem zien, maar ik kreeg de kans niet meer.’

Kaufman voegt er aan toe: ‘Als Gram en Emmylou een koppel waren geworden, zou het zijn leven hebben gered. Zij had geen slechte gewoontes. Zij had hem op het rechte pad gebracht. Ze zouden nu nog samen zijn en nog lang en gelukkig geleefd hebben.’

Wordt vervolgd, in deel 5: Pieces Of The Sky.

Deel 3 – The Fallen Angels

Emmylou  spendeert het geld dat ze kreeg voor haar bijdrage aan de opnamen van Gram Parsons solodebuut aan een splinternieuwe Martin D28 akoestische gitaar.  Die kan ze meteen gebruiken tijdens de maandlange tournee die Grams manager Eddie Tickner organiseert in het voorjaar van 1973.

Presley’s muzikanten zijn veel te duur, dus moet Parsons op zoek naar andere begeleiders. ‘We probeerden Waddy Wachtel te krijgen, op gitaar,’ weet Phil Kaufman, ‘maar hij wou niet op tournee. We vroegen [ex-Byrds ] Clarence White, die kon niet. Dus namen we een vriend van Emmylou: Gerry Mule.’

Verder bestaat de band uit twee oudere sessiemuzikanten uit Nashville: bassist Kyle Tullis en steelgitarist Neil Flanz. De ‘psychotic redneck ‘ drummer komt uit The Remains.

De band krijgt de naam The Fallen Angels (Parsons had The Turkeys voorgesteld, maar dat werd weggelachen).

Road manager Kaufman reist mee om toe te zien dat Parsons uit de buurt van  verboden spullen blijft. Ook Grams vrouw Gretchen trekt mee rond, vooral omdat ze erg jaloers is op Emmy. Emmy zelf heeft haar dochtertje mee.

De geplande repetities draaien uit op feesten, al doet Emmylou nog zo haar best om hen bij de les te houden.

Meteen bij het eerste concert gaat het dan ook goed fout. ‘In Boulder bleek dat [Gerry Mule, de sologitarist] het niet kon,’ weet Kaufman. ‘Hij was een beetje als een baseball coach: hij kon het uitleggen, maar hij kon niet samenspelen. Dus trokken we de stad in en vroegen: “Kan hier iemand gitaar spelen?” Zo vonden we Jock Bartley, ergens in een winkeltje in Boulder. We huurden hem in en vertrokken. Heel bizar.’

Een paar optredens zijn als voorprogramma van The Eagles. Bernie Leadon bevestigt Emmylou’s bezorgdheid over de samenhang van de band: ‘Ik had met Gram gewerkt en wist dat hij niet veel zin had in repeteren. Dat hield in had hij er geen graten in zag om songs te herschikken als hij dat nodig vond. De lengte van een intro, het aantal strofen, het hernemen van een refrein, dat kon allemaal zomaar veranderen.’

Hij herinnert zich wel de prachtige combinatie van de stemmen van Gram en Emmy . ‘Dat was volledig haar verdienste,’ meent hij.  ‘[Op het podium stond] Emmy vlak bij hem en keek naar zijn gezicht, naar zijn mond. Het was haast telepathisch hoe ze wist wat hij zou gaan doen. Als je goed luistert naar die opnamen, zou het me niet verbazen dat haar zang een microseconde achter de zijne volgt.’

Na afloop van een optreden blijven Gram en de muzikanten vaak, tot een stuk in de nacht, plaatjes draaien en countryliedjes zingen. ‘Hij liet me kennismaken met The Louvin Brothers,’ vertelt Emmylou.

Deze spoedcursus country is voor Harris een openbaring. ‘Een nieuwe wereld ging voor me open. […] Daarvoor had ik altijd het idee gehad dat country politiek incorrect was. […] Natuurlijk hou ik van the South. Ik ben er geboren, ik heb er familie van wie ik ontzettend veel hou, maar die waarschijnlijk nooit zullen begrijpen dat blank en zwart naast samen kunnen leven. Het zijn goede mensen, maar ze zijn zo opgegroeid. De muziek van the South stond voor mij voor al dat foute spul. Daarom verloochende ik mijn afkomst, omdat zoveel daar belachelijk was: die kapsels en die kostuums… Ik luisterde nooit naar country muziek.’

In Houston, mogen The Fallen Angels vier avonden openen voor Neil Young. Die trekt rond met zijn Time Fades Away tour. Linda Ronstadt en haar band spelen vormen het voorprogramma.

Chris Hillman – hij weer – stelt de beide zangeressen aan mekaar voor. ‘Jullie zouden goed met mekaar kunnen opschieten,’ meent hij.  En gelijk heeft hij. ‘Toen ik haar voor het eerst ontmoette, dacht ik: Ik wel met haar zingen,’ vertelt Linda Ronstadt: ‘Ik zag ons al de Everly Sisters. Ze had natuurlijk al Gram om mee te zingen en dat was een fantastische combinatie. Ik weet nog dat ik tegen mijn toenmalige vriend zei dat Emmy hoger en langer kon zingen dan ik, en luider en zachter en dat haar frasering beter was. Ze was op-en-top country–rock. Country–rock was tot dan toe mijn specialiteit, maar ze waren mij hard aan het pushen om meer de rocktoer op te gaan. En ik vond: ‘Ze doet dat zo goed, ik geef het op.’ Niemand kan tegen haar op.’

‘Het opzet was om country en rock & roll te spelen in de betere hippie honky tonks van de natie,’ vat Emmylou de tour samen. ‘Het publiek was er. De zalen waren klein, maar het was intens. Misschien niet in dezelfde mate in Chicago als in Austin, maar de energie was er wel altijd.

Ze kwamen om die jonge man te zien en zijn stem te horen, een stem die kon breken en kraken, puur en prachtig, zoetgevooisd, maar ook vol pijn. Er werden niet bepaald records verbroken aan de kassa, maar diegene die er bij waren zullen het nooit vergeten…’

Een optreden voor een radiozender in Long Island, opgenomen in maart 1973, verschijnt negen jaar later, als Gram Parsons & The Fallen Angels Live 1973. De live versie van ‘Love Hurts’ krijgt dan zelfs een nominatie als ‘Beste opname door een country duo.

Zowel op als naast het podium, wordt Emmylou steeds met veel respect behandeld, door de andere muzikanten. ‘Misschien wilden ze haar beschermen omdat ze van de oostkust kwam en al een kind had,’ meent Leadon. ‘Ik denk dat iedereen om haar gaf omdat ze er zo onschuldig en oprecht uitzag.’

Minder goed ligt Emmy bij Gretchen. Hoewel alle betrokkenen volhouden dat er nooit iets is gebeurd tussen die twee, is mevrouw Parsons razend jaloers op de goede verstandhouding tussen de beide zangers. De spanningen lopen zo hoog op, dat de tourmanager Gretchen op een bus zet, richting L.A.

– – –

Enkele maanden na de tournee van The Fallen Angels zijn er plannen voor een “All Star World Tour”. Ter voorbereiding heeft Warner Bros. Records alvast een mini-tour opgezet in het eerste weekend van juni 1973. Het geheel wordt aangekondigd als een “country-rock festival”. De verschillende deelnemende bands zijn allemaal opgebouwd rond ex-leden van The Byrds: Clarence White, Gene Parsons, Sneaky Pete Kleinow en Chris Ethridge.

Op 14 juli wordt Clarence White echter omvergereden door een dronken chauffeur. Hij overlijdt een dag later.

De plannen voor de wereldtournee komen hiermee abrupt ten einde.

 

 

Wordt vervolgd:

Deel 4 – Sleepless Nights : Grievous Angel

 

 

 

Deel 2 – GP

 Gram Parsons

Ingram Cecil Connor III wordt geboren op 5 november 1946 in Winter Haven, Florida. Zijn moeder is van zeer rijke afkomst en bezit uitgestrekte citrusplantages. Vader is een held uit de Tweede Wereldoorlog. Maar allebei hebben ze problemen, die ze trachten te verdringen met alcohol. Na de zelfmoord van haar man, hertrouwt zijn moeder met Robert Parsons. Een aantal jaren gaat het goed, tot Robert een buitenechtelijke affaire blijkt te hebben. Moeder drinkt zich letterlijk dood.

Gram Parsons, zoals hij zich inmiddels is gaan noemen, vlucht in de muziek. Eerst is Elvis zijn grote held, later sluit hij aan bij de folkbeweging. Maar wanneer hij, aan de universiteit van Harvard, in de ban raakt van de countrymuziek van Merle Haggard, vindt hij zijn roeping. Hij besluit zijn studie filosofie op te geven om ‘Cosmic American Music’ op de kaart te zetten, een vermenging van alle Amerikaanse muzieksoorten: rock en country, met soul en folkinvloeden.

Een eerste elpee met de International Submarine Band komt niet van de grond. Via Chris Hillman komt hij bij The Byrds terecht, als jazzpianist (!). Hij drukt zijn stempel op het baanbrekende Sweetheart Of The Rodeo. Tijdens een Europese tournee met de groep, komt hij in contact met the Rolling Stones. Zijn passie voor countrymuziek maakt grote indruk op Keith Richard.

Terug in Los Angeles richt hij, samen met Hillman The Flying Burrito Brothers op. De eerste elpee, The Gilded Palace Of Sin brengt de Bakersfield Sound naar een rock publiek. Maar zijn druggebruik maakt hem onberekenbaar en in juni 1970, kort na het verschijnen van de tweede elpee, wordt hij uit de groep gezet.

Zoektocht naar een zangeres

 

Terwijl Gram probeert een solocarrière uit de grond te stampen, gaat de groep door met een aantal nieuwe mensen. Maar het loopt niet zoals het hoort. Na een geflopte derde plaat denkt Chris Hillman er zelfs over om op het aanbod van Stephen Stills in te gaan om samen een nieuwe groep op te richten.

 

Na afloop van een concert in Washington, DC, krijgt Rick Roberts, de nieuwe gitarist van de band, bezoek van een oude kennis. Ze staan te praten wanneer Chris Hillman er bij komt staan. Die meent dat er iets moet gebeuren om de band weer wat schwung te geven. Een zangeres zou misschien een oplossing kunnen zijn.

Wanneer Hillman weg is, vertelt Roberts vriend hem over een zangeres die hij onlangs aan het werk heeft gezien. Ze heeft niet alleen een mooie stem, maar ziet er ook heel goed uit. 

Roberts is geïnteresseerd en samen trekken ze naar Clyde’s. Daar merkt hij dat zijn vriend niet heeft overdreven. De zangeres maakt indruk. Zeker wanneer ze, met een cover van ‘It Wasn’t God Who Made Honky Tonk Angels’ van Kitty Wells, ook blijkt country te kunnen brengen. Emmylou Harris zou wel eens precies kunnen zijn waarnaar The Flying Burrito Brothers op zoek zijn.

De volgende avond brengt Roberts, Chris Hillman mee. Ze blijven hangen tot Emmylou’s set afgelopen is en vragen dan aan de zangeres of ze zin heeft om de volgende dagen enkele nummers mee te komen doen, bij hun verdere optredens in de club. Dat gebeurt een keer of twee, drie.

– – –

Enkele weken later zijn de Burrito’s weer in de buurt van Washington: ze spelen in Baltimore, zo’n veertig kilometer van de hoofdstad. Gram is net terug van Europa, waar hij rondgehangen heeft met Keith Richards en Anita Pallenberg. Er is afgesproken dat hij komt  meespelen bij het concert.

In de kleedkamer vertelt Parsons over zijn soloplannen en dat ie op zoek is naar een geschikte zangeres. Iemand met wie hij close harmony kan zingen, in de stijl van zijn geliefde Louvin Brothers, zoiets als George Jones met Tammy Wynette.

Hillman vertelt hem over het zangeresje dat enkele keren met hen heeft meegezongen. ‘Chris Hillman was zo enthousiast, toen hij me vertelde over Emmylou dat ik haar wel moest zien,’ getuigt Parsons.

Alleen: niet weet hoe met haar in contact te komen.

Opnieuw komt het toeval ter hulp. Een van de meisjes die backstage rondhangen is de babysit voor Emmy’s dochtertje. Zij komt met het telefoonnummer dat het leven van Emmylou Harris een heel nieuwe wending zal geven.

‘Ik wist niet eens wie hij was,’ lacht Emmylou, terugdenkend aan het telefoontje van Gram Parsons. ‘Hij wou dat ik naar Baltimore kwam. Maar dat ging niet: ik moest spelen. Dus kwam hij met de trein naar D.C.

We spraken af aan het station. Gram was daar met zijn nieuwe vrouw, Gretchen. Zo’n charmante Southern boy, met uitstekende manieren en een brede glimlach. Ik speelde die avond in Clyde’s. Tussen twee sets deden we een paar songs samen, voor die paar aanwezigen.’

Parsons is onder de indruk: ‘Ik was er kapot van toen ik haar hoorde. Ik wou uittesten hoe goed ze was, of ze de manier van zingen en het gevoel van country kon oppikken. … We zongen één van de moeilijkste countryduetten die ik ken: ‘That’s All It Took’ [van George Jones en Gene Pitney]. Emmy zong het alsof ze nooit iets anders had gedaan.’

‘Gram zei dat het goed klonk,” vertelt Emmylou, ‘en dat hij me zou bellen. Ik dacht: Dat zal wel.’

 

GP

Zowat een jaar gaat voorbij.

Het heeft even geduurd eer Gram doorhad dat een platencontract met Rolling Stones Records er niet in zat. Daarna ging hij aankloppen bij Warner Brothers/Reprise Records. Mo Ostin wou hem wel tekenen. Een van Parsons idolen, Merle Haggard zou als producer optreden. Maar Haggard vindt Gram een hippie en grijpt zijn huwelijksproblemen aan om de zaak af te blazen.

Haggards geluidstechnicus, Hugh Davies, ziet de samenwerking wel zitten. Op zoek naar een andere producer, laat Parsons Ric Gretch overkomen. Hij is met de bassist van de Britse groep Family bevriend geraakt tijdens de Europese tournee met The Byrds. Hij heeft van Gretch zelfs een countryfan gemaakt.

Het is augustus 1972, wanneer Emmylou een vliegtuigticket voor Los Angeles in de bus krijgt. ‘Ik verwachtte niet dat de elpee er echt zou komen. Maar ik dacht: Ik neem dat vliegtuig, voor het avontuur. […] Ze boden me $500 om mee te doen aan de sessies. Dat was een berg geld voor iemand die moeite had om $100 per week te bij elkaar te krijgen.’

Parsons heeft een uitstekende groep muzikanten bij elkaar kunnen krijgen. Naast zijn vriend Barry Tashian op bas, treffen we de kern van Elvis Presley’s TCB Band: pianist Glen D. Hardin, drummer Ronnie Tutt en gitarist James Burton. ‘Gram kon echt onder de indruk raken van sommige mensen,’ meent Al Perkins. ‘Mensen als Elvis en Merle… Daarom wou hij hun muzikanten er bij betrekken.’ 

Emmylou is niet onder de indruk: ‘Weet je, ik had geen idee wie die mensen waren. Muzikaal was ik helemaal geïsoleerd. Ik had wel wat country gezongen, maar ik snapte er eigenlijk niks van. Ik wist toen ook niets van wat er in de popmuziek gebeurde.’

In de studio gaat het echter al meteen mis: Gretch heeft nierproblemen en moet de tweede dag verstek geven. Gelukkig zijn de muzikanten zo ervaren dat het gebrek aan een producer geen probleem vormt.

Erger is het drankmisbruik van Gram zelf. Emmylou schrikt als ze merkt hoeveel hij drinkt. ‘Zoiets had ik nog nooit meegemaakt. Zo stevig doordrinken…. en de drugs… Ik zal niet beweren dat ik nog nooit iemand had zien gebruiken…‘ 

Volgens Parsons manager Phil Kaufman was zijn client er slecht aan toe: ‘Cocaine en alcohol. Op een bepaald moment hebben we de zaak moeten stil leggen. We hadden de band van Elvis, we hadden een paar opnamen gemaakt, we hadden Emmylou daar, maar hij was te ver heen om iets te presteren.

Dus nam ik hem even apart en zei hem waar het op stond. Ik zei: “Zo komt er geen plaat.” […] Helemaal nuchter werd ie niet, maar toch voldoende om een beetje samenhangend te werken.

Zijn huwelijk was toen al naar de botten. Dat hielp zeker niet. [Gretchen] was een probleem. […] Ze was, weet je… een feeks. Ze wou de vrouw/vriendin van een rockster zijn. En dat lukte niet echt.’

Daarna verliepen de sessies in de Wally Heider’s Studio in Los Angeles, over het algemeen, tamelijk vlot. Glen D. Hardin werpt zich op als leider van de muzikanten. ‘Ik vond de muziek echt goed,’ meent Davis. ‘Ik amuseerde me. Het was country, maar tegelijk funky… niet echt rock, maar toch zeker geen traditionele country.’ 

Hoewel zijn muziek wordt geklasseerd als country–rock, had Gram, volgens Emmylou, een hekel aan de term. ‘Dat hield voor hem in iets in dat minder voorstelde dan de som van de delen. Ik weet dat hij erg hield van schoonheid van de traditionele muziek, maar daar wou hij dan zijn eigen poëzie aan toevoegen. Neem een nummer als ‘Sin City’: de structuur is zoals die van een van die prachtige songs van The Louvin Brothers, maar de tekst kon enkel geschreven zijn door iemand van zijn generatie en met zijn ervaringen.’

In het begin is Emmylou nogal nerveus, maar daarna wordt ze zowat de mascotte van het team: de chick-singer!. ‘Zij was gewoon een lief meisje,’ weet Phil Kaufman. ‘Ze zat daar maar te breien. Ze had haar dochtertje bij.’

Haar aanwezigheid werkt kalmerend. 

Gram laat het uitwerken van de harmoniezang helemaal aan Emmylou over. ‘We bespraken niets op voorhand. We begonnen er gewoon aan. Gram zei me nooit om zo of zo te zingen. Af en toe stelde hij iets voor: ‘Aan het einde van de song kun je misschien omhoog gaan, in plaat van naar beneden.’ Dat was bij ‘We’ll Sweep Out The Ashes In The Morning’, maar er werd nooit iets gerepeteerd. Hij begon te zingen en ik viel in. Ik ontdekte dat ik een aangeboren aanleg had voor harmoniezang. Omdat ik geen opleiding had gevolgd, koos ik nooit een bepaalde noot omdat het zo moest […] Ik zag het gewoon als een tweede melodie.’

‘Het was allemaal nogal chaotisch,’ weet ze nog. ‘Gram was al een tijdje niet meer aan het werk geweest, in een studio. Ik zag geen lijn in wat we bezig waren. Eigenlijk was het de aanzet tot een fenomenale muzikale opvoeding voor mij. Achteraf bekeken snap ik niet hoe ik er door ben geraakt. Ik denk dat het louter naïviteit was.‘ 

‘De songs hadden geen begin of einde,’ gruwt  Emmylou. ‘Ik dacht eerst nog dat het zo hoorde. Gram zong iets en schakelde dan over op een ander nummer. Ik had een cassetterecorder en nam alles op, om het dan te leren. Het was absoluut niet plezierig, dat mag je weten.

Op een dag beluisterde ik een opname van de vorige avond. Ik hoorde hem zingen – we deden ‘The Angels Rejoiced Last Night’, van de Louvin Brothers – en ik dacht: Lieve help, die man kan zingen! Opeens drong het tot me door. Daarvoor was ik zo geconcentreerd bezig geweest met mijn eigen zang, het leren van de liedjes, mijn gitaarspel en het samenspel met de band  – ik had nog nooit met een band gewerkt. Ik was dus altijd druk bezig geweest met mijn eigen ding en had nooit echt geluisterd. Opeens hoorde ik het en ik werd verliefd op zijn stem. Toen begon ik het te snappen.’

‘Ze deed het perfect,’ meent Kaufman. ‘’Ze had haar huiswerk gedaan en had aandacht voor wat Gram wou. Ze kon de beide partijen zingen. Ze ving zijn tekorten op, gewoon door hem te volgen [lacht].’

De samenwerking levert hartverscheurende duetten op, met als hoogtepunt  ‘We’ll Sweep Out the Ashes in the Morning’, een cover van een nummer van Joyce Allsup. De oorspronkelijke versie is van Carl and Pearl Butler uit ’69. Het is een van de drie countrycovers. De anderen zijn ‘Streets of Baltimore’ van Tompall Glaser en Harlan Howard – vooral bekend in de versie van countryzanger Bobby Bare. En ‘That’s All It Took’, een pure countrysong, uit  ’62 gezongen door George Jones in duet met Margie Singleton.  

Daarnaast is er een nummer van Ric Gretch en een cover van een recente rocksong van de J. Geils Band. De zes overige nummers zijn eigen composities van Gram.  Het bekendst daarvan is waarschijnlijk ‘She’, een gospel-getint nummer, dat hij enkele jaren eerder geschreven heeft met de bassist van The Flying Burrito Brothers.

GP verschijnt in januari 1973 bij Reprise Records. Ondanks de kwaliteit, de verschillende enthousiaste besprekingen en het succes van volgelingen als The Eagles en Poco blijft de plaat een commerciële flop. 

Geen van beide singles (‘She’ en ‘Cry One More Time’) maakt brokken, noch in de rock-, noch in de countrylijsten.

 

Emmylou Harris

Op Hard Bargain, de recente cd van Emmylou Harris, staat een eerbetoon aan Gram Parsons. In ‘The Road’ bezingt ze haar omgang en relatie met de zanger. Het is dan ook niet de eerste keer dat ze terugblikt op haar mentor. In 1975 was er al ‘Boulder to Birmingham’ – één van de weinige nummers die ze tijdens de eerste twintig jaar van haar carrière zelf schreef.  En in 1985 was er The Ballad of Sally Rose. Dat was zowaar een conceptalbum, over een jong zangeresje, dat opkijkt tegen haar minnaar en grote voorbeeld: een muzikant die zwaar leeft en omkomt tijdens een tournee. Je moet echt geen kenner zijn om er het verhaal van Gram en Emmylou in te herkennen.

In 1999 was Emmylou de drijvende kracht achter Return of the Grievous Angel: A Tribute to Gram Parsons, waarop mensen als Elvis Costello en Chrissie Hynde nummers van Parsons coverden.

Gram is ondertussen al bijna veertig jaar geleden overleden. Wat is dat toch dat de grote dame zo onder de indruk blijft van die paar maanden dat ze samengewerkt heeft met die man?

Zelf legt ze het zo uit, tijdens een recent interview met Rolling Stone: “Het is vreselijk dat Gram zo jong stierf, maar ik ben blij dat onze wegen hebben gekruist. ‘The Road’ is mijn dankwoord aan hem en tegelijk een boodschap aan de wereld: ‘Ik ben nog steeds hier en ik kreeg al deze prachtige dingen omdat ik die mens mocht ontmoeten’.”

Deel 1 – Folkzangeres

Emmylou Harris wordt geboren op 2 april 1947, in Birmingham, Alabama. Haar ouders zijn Walter “Buck” Harris en Eugenia Murchison. Vader is afkomstig uit New Jersey. Hij is chemicus van opleiding maar verkoos, na de oorlog, om in het leger te blijven, als officier bij de marine. In Birmingham is hij getrouwd met een plaatselijke schone, uit een boerenfamilie afkomstig uit Chilton bij Clanton. De kleine Emmy is het tweede kind van het gezin. Ze hebben ook al een jongetje: Walter Rutland Harris, Jr.

Vaders job houdt in dat het gezin regelmatig verhuist, van basis naar basis. Pas wanneer de kinderen aan hun middelbare school moeten beginnen, komt er wat standvastigheid.  De familie vestigt zich in Woodbridge, Virginia.  ‘Het was geen hechte gemeenschap. De mensen kwamen van overal. Er was dus geen cultuur.’ Daardoor heeft ze, ondanks haar zuidelijke omgeving, niet echt een zuiders accent en is ze ook niet groot gebracht met country-and-western muziek.

Emmy volgt korte tijd pianolessen, maar schakelt al snel over op klarinet en speelt sax in de fanfare van Woodbridge High. Voor haar zestiende verjaardag krijgt ze van haar grootvader een kleine akoestische gitaar. Met de hulp van boekjes leert ze zichzelf gitaar spelen. Het is dan 1963 en folk is volop in de mode. ‘Als tiener was ik geobsedeerd door Bob Dylan. En Joan Baez! Ik bedoel: welk meisje wilde toen niet Joan Baez zijn?’

‘Er zat pit in [die folk],’ gaat ze verder, ‘er was iets romantisch aan die ballades. Country vond ik vervelend. Je moet eerst opgroeien, huur betalen en dan, wanneer je hart gebroken wordt, kun je pas country verstaan.’ Ze oefent veel en treedt regelmatig op tijdens feestjes. Ze krijgt zoveel lof dat ze zelfs even overweegt van school te gaan ‘om Woody Guthrie’ te worden.

Emmy is een verlegen meisje, altijd met haar neus in de boeken. Aan het einde van haar High School wordt Emmy uitgeroepen tot beste student van haar jaar. Ze krijgt een beurs om naar de universiteit te gaan. Achteraf bekeken omschrijft ze zichzelf als een strevertje.

Toch is ze ook cheerleader en wint zelfs een schoonheidswedstrijd. ‘Erg politiek correct was ik niet als tiener,’ geeft ze toe. ‘Ik wou gewoon populair zijn, zoals alle tienermeisjes. Het stelde niet zo veel voor, hoor. We hebben hier over Woodbridge, Virginia. Ik bedoel: er deden zeven meisjes mee. …  Ze hebben me gevraagd om mee te doen. Ik wou verder studeren en vertelde hen dat ik niet verder zou gaan, als ik zou winnen. Dat vonden ze niet erg. Ik won en kreeg een geldprijs.. en een kroontje natuurlijk.’

Ze gaat toneelschool volgen. ‘Ik wou actrice worden. Ik las scripts en speelde toneel in school. Toen ik een kleine beurs kreeg om naar de universiteit van North Carolina te gaan, ging ik ter voorbereiding toneelles volgen aan de universiteit van Boston. Daarna zou ik dan overstappen.

Omdat ze die studies zelf moet betalen, gaat ze opdienen in een restaurant in Virginia Beach, nabij Norfolk.
‘Ik trad er wat op in kleine folkclubs en leerde er wat muzikanten kennen.‘

Een van hen is Mike Williams, die met zijn 12-snarige gitaar haar optredens wat opleukt. Het repertoire is erg uiteenlopend: van Hank Williams tot the Beatles. Als het maar niet te moeilijk is en de teksten haar aanstaan. Ze zingt vooral omdat de school saai is en ze het geld kan gebruiken.

De acteerlessen blijken niet helemaal wat ze er van verwacht had. ‘Toen ik dan naar de universiteit ging, merkte ik al snel dat ik niet hetzelfde talent had voor acteren als voor muziek. Ik deed het allebei  graag, maar ik besefte dat muziek echt mijn ding was. Ik  blonk niet uit door acteertalent. Ik was alleen maar de beste actrice in onze kleine school geweest, snap je?

Emmy in 1966 aan het UNC van Greensboro

New York, New York

Halfweg het tweede jaar besluit ze haar studies te laten vallen en in Tanglewood toneellessen te gaan volgen. ‘Ik kon zelfs die zes weken niet volhouden – en ik had er zelf voor betaald.” Ze beseft dat een toekomst als actrice er niet in zit. ‘Wanneer ik zong, kon ik me echt inleven. Maar als ik acteerde, speelde ik gewoon een rol.’

Daarom trekt ze naar New York, waar ze het wil gaan maken in de folkwereld. Om kosten te sparen verblijft ze in een YMCA. Overdag gaat ze opdienen in restaurants, om ’s avonds te kunnen optreden in Greenwich Village. Maar de optredens zijn schaars en de inkomsten navenant. Het is inmiddels 1967 en de folkrage is helemaal voorbij. Psychedelische muziek is nu de mode.

Na een tijdje krijgt ze een vaste avond bij Gerde’s Folk City, een club waar Bob Dylan nog heeft gespeeld. Ze vindt er haar plaats in een groepje songwriters waaronder Jerry Jeff Walker, Paul Siebel en David Bromberg. Ze komt een paar keer op TV, bij plaatselijke uitzendingen. Maar echt doorbreken zit er niet in. Daarvoor is ze niet soepel genoeg: vertegenwoordigers van platenmaatschappijen zien geen brood in wat ze doet. ‘Ik had een tamelijk interessant repertoire, maar ze snapten er niets van.’

‘Ik zong nummers van Paul Siebel en Joan Baez, wat van Simon and Garfunkel en een paar nummers die ik zelf had geschreven. Erg uiteenlopend. Ik deed wat van Buck Owens, I deed een paar nummers van Hank Williams, maar dan meer als grap, moet ik toegeven. Ik begreep ze niet echt.’

Haar voornaamste bron van inkomsten blijft opdienen. Ook  werkt ze een tijdje in een boekenwinkel.

 

Begin 1969 trouwt ze met een collega songwriter Tom Slocum. Die helpt haar om een haar songs onder te brengen bij een muziekuitgeverij: Jay-Gee Record Company. Ze bieden haar 3% op de netto verkoopprijs voor zelfgeschreven nummers. Het copyright wordt ondergebracht bij haar eigen muziekuitgeverij Hannah Brown Music, Nanshel Music en Jubilant Music.

Het folklabel Jubilee wilde opnamen wel uit te brengen. ‘Niemand had interesse in waar ik mee bezig was. Mijn manager bracht me in contact met  Jubilee. Ik maakte de fout blindelings te tekenen, zonder vooraf een advocaat te raadplegen. Ik was nogal passief – nu nog trouwens, zij het iets minder  –  ik tekende gewoon het contract en was gebonden aan een firma die niet veel voor me kon of wilde doen.’

Die zomer neemt ze, tijdens drie sessies van drie uur, de songs op voor haar debuutplaat: Gliding Bird. Het is een onschuldige, onopvallende folkplaat, duidelijk gemodelleerd op Clouds van Joni Mitchell. De zang is erg onzeker. Emmylou geeft toe: ‘Het was richtingloos. Ik had geen echte eigen stijl. Ik deed zomaar wat.’ Het titelnummer is geschreven door haar kersverse echtgenoot. Daarnaast zijn er vijf eigen composities, de rest zijn covers. ‘Dat is nog het beste van die plaat,’ meent Emmylou: ‘het toont dat ik songs wou schrijven. De helft van de songs had ik zelf geschreven. Het zijn niet de beste nummers ter wereld, maar ik ben hoef me er ook niet voor te schamen. De helft van de plaat heb ik zelf geschreven!’

De cover van het Bacharach/David nummer ‘I’ll Never Fall In Love Again’ is er op verzoek van de producer, Ray Ellis – en zwaar tegen haar zin. De andere covers zijn wel haar keuze: nummers van Fred Neil, Bob Dylan en Hank Williams. ‘Ik vind dat de covers nogal goed gekozen waren. … Het waren de eerste sporen van wat zou volgen.’

‘I’ll Be Your Baby Tonight’ / ‘I’ll Never Fall In Love Again’ wordt naar voren geschoven als debuutsingle. En verdwijnt spoorloos.

In februari 1970 verschijnt Gliding Bird. Er worden slechts 1 300 exemplaren van verkocht en Jubilee schuift haar een kostennota van $8,000 onder de neus. Tot overmaat van ramp gaat het label dan ook nog eens over kop.

Emmy is inmiddels zwanger, maar zolang haar toestand het toelaat werkt ze als model in een kunstschool (‘met mijn kleren aan en met een paraplu in mijn handen – vraag me niet waarom!’ en gaat weer opdienen.

Er volgt nog een tweede single: ‘Paddy’ / ‘Fugue For The Ox’. De a-kant is geschreven voor de gelijknamige film, gebaseerd op de populaire voetballer George Best. Het is een zwak nummer, maar Emmylou doet haar best.

Nashville, Tennessee

Op 15 maart 1970 bevalt Emmylou van haar eerste dochtertje: Mika Hallie Slocum.  New York lijkt plots een vuilee en gevaarlijke stad. Bovendien is het huwelijk met Tom niet echt denderend. Ze besluiten hebben en houden in hun aftands autootje te stoppen en weg te trekken. ‘Omdat ik, eigenlijk meer voor de grap – een paar countrysongs bracht in mijn show, dacht ik dat ik het als countryzangeres kon gaan maken in Nashville. (lacht) Niet erg doordacht, he! Maar ja, ik was nog zo jong. Als het niet goed gaat – we hadden niet veel geld, mijn carrière zat in het slop en ons huwelijk was ook al niet geweldig – dus was mijn filosofie: we verhuizen!’

De verandering van omgeving brengt echter niet de verhoopte verbetering in de relatie en al na enkele weken, besluit Tom terug te liften naar New York. Emmylou blijft alleen achter, in een vreemde stad en met een baby. Er volgen maanden van zwoegen en armoede, vooral door de hoge schuldenlast. Ze moet zien rond te komen met voedselbonnen.

Clarksville, Maryland

Na een paar miserabele maanden in de Music City keert ze terug naar haar ouders, die inmiddels op een kleine boerderij wonen in Clarksville, Maryland, niet ver van Washington. Ze wordt er hartelijk opgevangen. ‘Ze zeiden: “Je kan blijven zolang je wilt”.’

Ze vindt werk bij een bouwbedrijf in de buurt. Als hostess moet ze in een modelwoning de potentiële klanten rondlijden. ‘Ik had het huis voor mij alleen. Ik verstopte mijn gitaar in de wc en als er niemand was, speelde ik er op. Het was een fijne job… tot ze ontdekten dat ik niet kon typen. Gelukkig had ik dan al wat vrienden leren kennen die muziek maakten in Washington, DC.’

Via zanger/gitarist John Starling (oprichter van de Seldom Scene) en diens vrouw, Fayssoux komt ze in contact met een ander muzikaal koppel. Bill Danoff en Taffy Nivert vormen de band Fat City (na de flop van hun elpee Welcome To Fat City richten ze de Starland Vocal Band op en hebben een hele dikke hit met ‘Afternoon Delight’). Die moedigen haar aan om verder te gaan. Ze stellen haar voor aan de gitarist Gerry Mule en bassist Tom Guidera. Ze zorgen er ook voor dat het trio aan de bak komt in een van de vele rock en folkclubs in het  Georgetown District.

Na een paar maanden vinden ze een vaste stek bij Clyde’s. Het stelt niet veel voor: het is een achterkamer van een vrijgezellenbar in de uitgaansbuurt van Washington. Maar ze kunnen er zes dagen per week spelen, drie sets per avond. Aan het publiek dat toch niets beters te doen heeft dan te luisteren, kunnen ze het repertoire van ‘vreemde en obscure’ songs kwijt.  ‘Washington is een fantastische stad voor muziek,’ blikt Emmylou terug.  ‘Er zijn veel studenten en er is echt interesse in muziek. […] De opbrengsten zijn gering, maar het was zeker evenveel als ik kon verdienen met opdienen. Met de hulp van mijn ouders die zorgden voor mijn dochtertje, kreeg ik de kans om naam te maken in het clubcircuit. Ik verdiende zo’n 100 dollar per week: genoeg voor de huur en de groenten.’

Na een tijdje beginnen Emmy en de bassist een relatie.  Tom trekt in bij Emmy, haar dochtertje en haar ouders.

Niets wijst er op dat in deze situatie nog veel verandering zal komen, de volgende jaren.

 

Na het succes van zijn debuutplaat Guitar Town gaat Earle opnieuw met The Dukes aan de slag voor de opvolger: Exit 0. Hoewel de teksten in het verlengde liggen van de debuutplaat en de basis muzikaal nog country is, neigt het meer naar rock. ‘Ik ben ambitieus,’ geeft Earle toe, ‘ Ik wil naast U2 staan. Dan Seals interesseert me niet.’ (Dan Seals staat dan op 1 in de countrylijst, met een duet met Marie Osmond.)

De eerste single, ‘I Ain’t Ever Satisfied’ doet het goed op de rockzenders. De countryzenders vinden dat maar niets en de opvolger, ‘Nowhere Road’, wordt door hen volledig genegeerd. Erg vervelend voor een countryzanger. ‘Steve had het er behoorlijk moeilijk mee dat hij niet werd aanvaard als een country artiest,’ zegt Bennett. ‘Hij wou lid worden van de Grand Ole Opry. Hij deed erg zijn best om volgens de regeltjes van Nashville te werken, voor die eerste plaat. Hij hield zich kalm en was beleefd tegen iedereen…. ‘

Maar voor de tweede houdt hij niet langer de schijn op. Hij komt ongeschoren naar de afspraken met MCA Nashville en stelt daar zijn eisen. Zo wil hij niet met zijn kop op de hoes van Exit 0. In plaats daarvan komt er een grote afbeelding van een wegwijzer met daarop zijn naam. Bovendien staat hij er op dat “and the Dukes” in even grote letters vermeld staat.  

Zijn jarenlange vriend Rick Steinberg drukt het zo uit: ‘Steve raakte met zijn voeten de grond niet meer. Hij was “bigger than life”. Wanneer de grootste songwriters je complimenteren en je helden je vertellen hoe fantastisch je bent, dan verander je.’

Het succes wordt opnieuw bevestigd met twee Grammy nominaties, eentje voor de single ‘Nowhere Road’ en een voor de elpee zelf.

Privé gaat het van kwaad naar erger: nog voor de opnamen van zijn debuutplaat is Earle al gescheiden van Carol. Daarna komt Lou-Ann, moeder van een tweede zoon, plus een geadopteerde dochter. Maar ook dat huwelijk loopt op de klippen, nadat hij, tijdens het mixen van Exit 0 een verhouding begint met iemand van de platenfirma in Los Angeles: Teresa Ensena.

Bovendien komt het grote geld stilaan binnen en staan er geen beperkingen meer op zijn drank- en druggebruik. Op 31 december 1987 raakt Earle, in een dronken bui, slaags met een vriend. Een agent komt tussenbeiden en pakt de zanger hardhandig aan. Zijn stembanden raken daarbij permanent beschadigd, zodat hij voortaan rauwer klinkt.

‘Nowhere Road’, uit Exit 0.

  

Voor zijn derde plaat ziet Steve Earle het groots. Hij wil een rockster worden, met een tournee door de Amerikaanse sportarena’s. Onder invloed van Teresa, een A&R vrouw van Geffen, gespecialiseerd in hard rock (zij heeft Guns N’ Roses ontdekt) gaat hij voor heavy metal bluegrass. Het wordt een radicale breuk met het country establishment. Hij vraagt MCA om hem over te hevelen naar de pop afdeling van de maatschappij, gevestigd in Los Angeles. Specifiek bij het label Uni – niet toevallig de afdeling waar Teresa net naar is overgestapt. Ook voor zijn boekingsagent en manager schakelt hij over naar mensen van de Westkust.

 De opnamen vinden plaats in Memphis, uit de buurt van het toezicht van Nashville. ‘Copperhead Road’, het titelnummer van de plaat, omschrijft hij als ‘mijn stadium song’. De songs zijn netjes onderverdeeld in twee categorieën: politieke nummers op de eerste kant en lovesongs op de tweede kant van de elpee. Voor de hoes komt hij met een foto van een Hell’s Angels jas met daarop een afbeelding van een doodskop met gekruiste knoken.

Copperhead Road verschijnt op 17 oktober 1988. De plaat doet het uitstekend. Het titelnummer wordt zelfs een heuse hit. De rockpers noemt hem de “redder van de countrymuziek”: de man die een rockpubliek weet te bereiken. De drums worden luider in Nashville en de gitaren steviger.

‘Copperhead Road’ op Letterman

Toch wordt de boodschap over een Vietnam veteraan die een handeltje opzet in marihuana, niet overal even goed aanvaard. MCA Nashville wil af van die vent met zijn tatoeages en zijn arrogantie. Zeker nu in de pers meer aandacht is voor zijn escapades. Zo kan zijn advocaat nipt een gevangenisstraf vermijden, voor de vechtpartij op Nieuwjaarsavond. Zijn eerste vrouw, Sandy, eist meer geld. Tien dagen voor zijn huwelijk met Teresa, dient Lou-Anne klacht in wegens mishandeling en een vrouw uit East Tennessee beweert dat hij de vader is van haar kind. 

Tot overmaat van ramp gaat Uni net dan over kop, zodat zowel Steve als Teresa op straat komen te staan.

De kersverse mevrouw Earle, wil hem van zijn verslaving afhelpen, door hem te laten opnemen. Ze zorgt er voor dat mei 1989 volledig vrijgehouden wordt. Ze heeft iedereen gevraagd om mee te werken, maar er loopt iets mis. De dag voor hij zou worden opgenomen, tipt iemand hem en hij vlucht weg.

Die zomer mag Steve Earle  met Bob Dylan mee op zomertournee, als zijn openingsact. Dylan toont zich niet zo tevreden over Earle’s taalgebruik op het podium. Veel interessanter lijkt hem het spel van Bucky Baxter, de steelgitarist van The Dukes. Hij vraagt hem zelfs om enkele privé lessen. Twee jaar later krijgt Baxter een plaatsje in de band van de meester.

 

De opvolger van Copperhead Road laat even op zich wachten. The Hard Way verschijnt in juli 1990. De titel is niet toevallig gekozen. ‘Wanneer er zoveel tegen zit, denk je wel eens: Wat heb ik misdaan? Waarvoor word ik gestraft? Je begint er complexen van te krijgen,’ klaagt Earle in 1990 tegen een Britse journalist. 

‘Ik denk dat ik prima weergegeven heb wat er in mijn leven gebeurde,’ blikt hij bij een latere gelegenheid terug. ‘Ik blijf The Hard Way tot de dood verdedigen, omdat ik er bijna was geweest, tijdens de opnamen. Alhoewel, bijna dood ervaringen had ik wel meer in die tijd. Ik kwam steeds te laat, omdat ik altijd in de East Side zat om drugs te scoren. Ik had een Harley uit elkaar gehaald in de lobby van de studio, omdat ik er iets mee van plan was. Natuurlijk waren ze daar niet blij mee, met overal vet en olievlekken … Maar als iemand tegen me zei: “zoiets kan je niet doen”, toonde ik mijn tatoeages en zei “Fuck you!”.’

Ook op zijn vierde plaat schopt hij weer wild om zich heen: een aanklacht tegen het Canadese gerechtssysteem, een song over de ter dood veroordeling van een moordenaar, … Maar het hoogtepunt is ongetwijfeld een prachtig duet met Maria McKee: ‘Promise You Anything’.

Het half miljoen verkochte exemplaren van de voorganger wordt echter lang niet meer gehaald en Earle beseft dat hij de droom om zo groot te worden als Guns N’ Roses of Springsteen stilaan mag opbergen.

Ook de liveplaat Shut Up And Die Like An Aviator (1991) doet het behoorlijk minder dan verwacht.

De platenmaatschappij heeft er genoeg van. Het contract wordt niet verlengd, omwille van zijn aanslepende drugsproblemen. Na amper vijf jaar is de veelbelovende carrière van de Texaan al voorbij.

‘The Other Kind’ uit 1990 – Het lange haar typeert Steve Earle. Iemand van de platenmaatschappij raadde hem aan zijn haar wat te verzorgen, om zo beter over te komen. Waarop Earle vier jaar lang zijn haar niet liet knippen. 

Vakantie in het ghetto

Nadat MCA hem heeft laten vallen, verdwijnt Earle van het toneel. Het grote geld wordt opgesoupeerd aan drank en drugs. Steve Earle wordt snel een full time junkie.

Vooral Teresa moet het bezuren. ‘Het was oorlog!’, grinnikt Steve, ‘Maar ik vond dat wel leuk. Ik hield er toen wel van om de mensen op stang te jagen en te intimideren.’ Ze ziet slechts één oplossing: de geldkraan dichtdraaien. ‘Mijn vrouw besloot dat de enige manier waarop ze me kon redden was mijn truck weg te halen van voor het huis van mijn dealer, mijn rekeningen af te sluiten en me droog te zetten, in de hoop dat ik zou gaan afkicken. Maar ik had een revolver […], werd bewaker van een drugspand en kreeg zoveel drugs ik maar wou.’

Songs schrijven zit er niet meer in. ‘Ik kon niet. Ik had geen tijd. Ik zocht de hele dag naar drugs.’

Trouwens: de gitaren zijn al lang naar het pandjeshuis versast – inclusief de spullen van zus Stacy, bij wie hij een onderkomen heeft gezocht. 

Einde 1993 heeft zijn advocaat een aanbod gekregen van een platenfirma: een miljoen dollar voor twee elpees.  Earle neemt demo’s op van vier songs. ‘Ik moest enkel maar op het vliegtuig stappen. Op naar New York, om daar het contract te tekenen. Ik ging naar het vliegveld, kocht een ticket, liep naar de gate… en draaide me om. Ik had geen plaat in me en ik wist het.’

Essential Steve Earle is een compilatie die MCA in maart 1993 op de markt gooit. Het geld is meer dan welkom, om dure advocaten te betalen. Die zijn nodig om de opeenvolgende echtscheidingen te regelen en hem uit de bak te houden. Want de aanklachten volgden elkaar in een hoog tempo op: drugsbezit, verboden wapendracht, rijden zonder rijbewijs… 

Nadat hij in mei 1993, voor de zoveelste keer is gearresteerd voor drugsbezit, ontvlucht hij Nashville voor de zaak voorkomt. ‘In Chattanooga hadden ze prima methadon.’

Daar leest hij in de krant dat de rechter zich boos heeft gemaakt omdat hij weer eens niet is komen opdagen. Er wacht hem een effectieve celstraf van 11 maanden en 29 dagen. Zijn advocaat raadt hem aan zichzelf te gaan aangeven.

Dat doet hij, maar niet voordat hij zichzelf nog een laatste shot heeft gezet. ‘Paranoide worden en dan naar de gevangenis gaan: prima idee!’ zo geeft hij toe. ‘Midden in de nacht stopten ze me in een cel.’

Na drie weken sturen ze hem naar een ontwenningskliniek, ‘omdat ze vreesden dat ik in de gevangenis zou sterven. … Mijn advocaat regel het voor me, omdat een behandeling beter was dan de gevangenis. Ik ging niet vrijwillig in rehab. Het was mijn bedoeling om bij de eerste de beste gelegenheid ervan door te gaan en naar Ierland te trekken. Maar, op een gegeven moment gebeurde er iets met me: voor het eerst in mijn leven begon ik te doen wat anderen me zeiden. Ik besloot dat ik in leven wou blijven.’

Hij wil geen bezoek, behalve van Lou-Anne, met wie hij in augustus ’94 is hertrouwd. Maar hij krijgt er wel brieven, van Johnny Cash, Waylon Jennings en Emmylou Harris.

Na een maand in rehab, wordt hij terug naar de gevangenis overgebracht. Op 11 november 1994, na anderhalve maand opsluiting, mag hij terug buiten. Voorwaardelijk vrij.

Afgeslankt, clean en met de wil om zijn leven terug in goede banen te leiden, tekent hij een contract voor één elpee, bij een klein onafhankelijk label, Winter Harvest. Hij heeft een duidelijk doel voor ogen: een zuiver akoestische plaat. Een bluegrass achtige elpee, in de stijl van zijn favoriete plaat: Roses In The Snow, van Emmylou Harris uit 1980.

Op de mandoline wil hij graag Sam Bush, maar die heft net zijn arm gebroken. Dan pas denkt hij aan een oude vriend: Peter Rowan, die nog heft gespeeld bij Bill Monroes Bluegrass Boys. ‘Het moet een mentale blokkade geweest zijn,’ vertelt hij. ‘Ik had gewoon niet aan Peter gedacht. … Hij is vooral gekend als gitarist, omdat hij dat instrument bespeelde toen hij bij Bill Monroe zat, maar in de loop der jaren is hij een geweldig mandoline speler geworden. Hij is ook een fantastisch zanger. En zo hadden we meteen onze tenor.’

En dan is er nog een solist: Norman Blake, op dobro en Hawaiïaanse gitaren. ‘Norman uit Georgia laten overkomen is op zich al een hele opdracht,’ verklapt Earle. ‘Hij is, laten we zeggen, nog al honkvast. Niemand doet beter wat hij doet, dan hijzelf. Norman is een flatpick akoestisch gitarist, maar hij kan alles bespelen dat snaren heeft. Hij werd echt wel het manusje van alles van onze plaat’

Behalve Earle zelf is er enkel nog Roy Husky op akoestische bas en Emmylou Harris komt meezingen op twee nummers. ‘Dat was puur geluk’, lacht de zanger. ‘Emmylou was toevallig in de buurt, om die plaat met Daniel Lanois op te nemen. Maar haar te pakken te krijgen, dat was pas moeilijk. Het was gewoon een ingeving.’

De opnamen vinden plaats in januari ’95, in Nashville. De sessies duren maar drie dagen. De zang en het gitaarspel van Steve worden live opgenomen en de overdubs tot een minimum beperkt. Voor het eerst werkt Steve Earle daarbij met analoge apparatuur. Bedoeling is het geluid van de platen van The Louvin Brothers te benaderen. ‘Ik wou dat het klonk als iets van dat oude Opry spul, waar iedereen gewoon rond één microfoon stond. Dat is ook wat wij bijna deden. Uiteindelijk verliep de opname nog meer organisch dan, wat ik had gehoopt.’

‘Ik heb in lange tijd niet zo goed gezongen,’ meent Earle. ‘Vooral omdat ik geen drugs meer gebruik.Heroïne verslapt de stembanden en verlaagt het stembereik wat. Als je daar dan probeert over te gaan…’

Voor de songs grijpt hij terug naar enkele heel oude demo’s. ‘ ‘Tom Ames’ Prayer’, ‘Hometown Blues’ en ‘Mercenary Song’ schreef ik toen ik 19 of 20 was. Het waren de eerste demo’s die ik in Nashville opnam. ‘Tom Ames’ Prayer’ heb ik al voor elk voor mijn elpees willen opnemen. …’Goodbye’ is de eerste song die ik schreef na vier jaar niets te hebben geschreven. Ik vind het één van mijn allerbeste songs.’

Daarnaast zijn er covers van songs van zijn helden: ‘Tecumseh Valley’ van Townes Van Zandt en ‘I’m Looking Through You’ van The Beatles. ‘Rivers of Babvylon’ van de reggae groep The Melodians was een spontane ingeving. Earle en Rowan kwamen er toevallig op tijdens een jam in de studio. 

‘Dit is exact de plaat die ik nu moest maken,’ schrijft de zanger in de hoesnota bij de heruitgave in 2002. ‘Geen enkele grote maatschappij zou mij zoiets laten maken, zeker niet als een comeback na vier jaar. Dit had ik altijd al willen doen. Dit was een plaat zonder drang, op een moment in mijn leven waar ik een plaat zonder drang nodig had.‘ 

Een vijfde Grammy nominatie is de erkenning voor Train A Comin’, misschien wel de beste plaat van Steve Earle.

‘Goodbye’ met Emmylou Harris, die de song ook coverde op haar Wrecking Ball.
Een opname uit 1995, voor Later van Jools Holland.

Op 25 juni 1996, speelt Earle, als onderdeel van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, een concert in de gevangenis waarin hij heeft gezeten: de  Cold Creek Correctional Facility in Henning, Tennessee. Het optreden wordt gefilmd door MTV. (Ironisch genoeg, want in de hoestekst bij zijn comebackplaat ventileert Earle stevig zijn afkeer van de Unplugged rage.) Een samenvatting van de show wordt uitgezonden op 17 augustus 1996, onder de toepasselijke titel To Hell And Back.

 

Steve Earle

deel 1 : de lange weg naar de top

 ‘Hallo. Ik ben niet thuis. Ik ben politieagenten in elkaar aan het meppen, heroïne aan het scoren en op zoek naar 13 jarige meisjes. Mar ik ben oud en snel moe. Laat dus een boodschap achter en ik bel je wel.’

Boodschap op het antwoordapparaat van Steve Earle, einde jaren tachtig.

Stephen Fain Earle werd geboren op 17 januari 1955 in Ft. Monroe, Virginia, waar zijn vader was gestationeerd als luchtverkeersleider. Maar verder is hij een Texaan in hart en nieren. Met zijn twee broers en twee zussen groeide hij op in Schertz, zo’n twintig kilometer te noorden van San Antonio, Texas. OP 3 jarige leeftijd ziet hij Elvis op TV. Hij beweert dat hij toen wist wat hij wou worden: een rebel.

Country neemt een belangrijke plaats in, in huize Earle. Vader Jack speelt ukele en zingt in ‘barbers-shop quartets’. Moeder Barbara is afkomstig uit Tennessee en neemt de familie mee naar de Grand Ole Opry om er te gaan kijken naar Tammy Wynette en Bill Monroe.

Maar wanneer Steve acht is, komt moeders jongste broer inwonen. Nick Fain is dertien en is gek van The Beatles en The Rolling Stones. Hij leert Steve gitaarspelen. De muziekmicrobe heeft hem te pakken.

Regelmatig loopt Steve van huis weg. ‘Ik wou Woody Guthrie worden,’ grinnikt hij. ‘Ik wou reizen. Ik vertrok zonder geld en wou ergens naar toe, waar ik nog nooit was geweest. Ik probeerde een paar keer om naar Californië te trekken, maar raakte nooit verder dan Mulieshy, Texas. Daar werd ik opgepakt omdat ik stond te liften.’

Wanneer hij weer eens verdwenen is, stoppen zijn ouders hun andere kinderen in de pick-up en rijden naar Austin. Daar vinden ze hun oudste zoon altijd wel in een van de bars; luisterend naar een band. “Eigenlijk liep hij niet zo zeer van huis weg,’ vertelt zus Stacey, ‘Het was meer dat hij ergens naar toe liep. Hij had een doel voor ogen.’

Uiteindelijk adviseert een psycholoog de ouders: ‘Laat Steve los; hij weet precies wat hij doet.’     

Hij is dan ook pas veertien wanneer hij het ouderlijk huis voorgoed verlaat, om met Uncle Nick mee te trekken naar Hosuton. Daar probeert hij te overleven door muziek te maken. Meestal treedt hij alleen op. Omdat hij nog te jong is om te komen in plaatsen waar alcohol wordt verkocht, moet hij zich beperken tot koffiehuizen. Soms ook, speelt hij een tijdje bij een coverband. Die brengen meestal glamrock – het is dan begin jaren zeventig – compleet met make-up.  ‘Ik had lang haar én cowboylaarzen,’ lacht hij. ‘Ik zag geen barrière tussen rock en country. Ik kende ‘Act Naturally’ van Buck Owens, voor ik de versie van The Beatles hoorde.’ 

Hij begint zelf nummers te schrijven na een ontmoeting met  Townes Van Zandt. ‘Een uitstekende leraar en een heel slecht rolmodel,’ blikt hij later terug. 

Kort na zijn negentiende verjaardag is Steve al getrouwd, met Sandy – ‘een meisje dat ik leerde kennen, toen ik de eerste keer van huis wegliep.’ Haar ouders zien hem niet zitten en wanneer ze met vakantie gaan naar Mexico, mag wel de dochter maar niet de schoonzoon mee. 

Hij maakt van de gelegenheid gebruik om Townes van Zandt te volgen naar Nashville. Daar maakt hij kennis met Guy Clark. Het klikt meteen en hij mag aan de slag als bassist in diens band. Dat duurt maar een paar maanden, zoals gewoonlijk bij Steve. ‘Ik heb nooit langer dan drie maanden dezelfde job gehad,’ vertelt hij. ‘Ik heb altijd een reizend bestaan geleid. Ik heb huizen gebouwd, in de olie-industrie gewerkt, op een garnaalvissersboot en in restaurants.’  Meestal eindigt het met ruzie en soms zelfs met geweld. ‘Voor mijn dertigste heb ik nooit meer dan duizend dollar per jaar verdiend.’

Het best betaald was een klus op een boorplatform. Die hield hij één maand vol. ‘Ik keerde weer en had meer geld dan ik ooit in mijn leven had gehad. En ook meer problemen dan ik ooit had gehad.’

Maar ondertussen grijpt hij ‘s avonds elke kans aan om op een podium te staan. Zijn eerste studio-ervaring krijgt hij een jaar na zijn aankomst in Nashville, wanneer hij Guy Clark mag bijstaan bij het opnemen van diens debuutplaat. Twintig jaar later herinnert Steve zich nog de kennismaking met Emmylou Harris tijdens het inzingen van ‘Desperados Waiting For A Train’: ‘Zij gaf me de helft van haar cheeseburger. Wekenlang liep ik te zweven.’

Inmiddels heeft Earle ook getekend bij Sunbury Dunbar, een muziekuitgever voor wie hij nummers mag schrijven, aan $75 per week. ‘Ik kon wat dingen kwijt, maar haast geen singles. En die brengen het echte geld binnen. Bijna had Elvis iets opgenomen van mij: ‘Mustang Wine’. Tony Brown [pianist bij Presley’s band] vertelde me dat ze het nummer hadden gerepeteerd en dat ze aan het wachten waren tot Elvis kwam opdagen om het in te zingen. Maar hij kwam niet. Ik had er een pak geld mee kunnen verdienen als hij het had opgenomen. Het was waarschijnlijk mijn dood geweest.’

Want Steve lust wel wat verboden vruchten. Op zijn dertiende had hij kennisgemaakt met heroïne: dat was spotgoedkoop in San Antonio, vlakbij de Mexicaanse grens. In Nashville is hij er echter mee moeten ophouden, omdat het daar veel te duur was.

Wanneer de uitgever Nashville verlaat, blijft Steve achter. Ze vinden zijn songs ‘te veel country’. ‘Anderen vonden het dan weer te veel rocken,’ zucht Earle.  

Ontgoocheld trekt hij naar Mexico. Daar ontmoet hij een nieuwe liefde: Cynthia – een cocaïnedealer. ‘We deelden een interesse in drugsgebruik, hadden een fantastische fysieke relatie en maakten voortdurend ruzie.’

Om de zoveel maanden trok Steve de grens over om zijn familie te gaan bezoeken. Tot hij, na een jaar of twee, niet meer terugkeert naar de tweede mevrouw Earle. Hij koopt een tweedehands caravan ergens in de buurt van Houston. Daar gaat hij in zijn eentje wonen. Later komt zijn inmiddels zestienjarige zus Stacey er bij.  ‘We hielden ons vooral bezig met schietwedstrijdjes, met een oud geweer uit de burgeroorlog.’   

Begin jaren tachtig besluit hij het toch nog eens te gaan wagen in Nashville. ‘Ik was 27 en raakte in paniek omdat mijn vrouw zwanger was en ik had er op gerekend een platencontract te hebben voor mijn 21ste.’  Mevrouw Earle # 3 is Carol-Ann, de moeder van Justin Townes Earle, genoemd naar zijn vaders grote voorbeeld: Townes Van Zandt. Carol duldt geen onzin: ze roept Steve geregeld tot de orde en deelt zelfs klappen uit, als dat nodig was.

De eerste opstap naar een doorbraak is opnieuw een muziekuitgever: Roy Dea & Pat Clark. Dit keer met wat meer succes, want Johnny Lee zingt ‘’When You Fall in Love’ de top 20  in, in 1982. Als beloning mag Earle zelf een EP opnemen, voor een onafhankelijk label, LSI. De vier nummer op Pink & Black klinken als een kruising tussen Duane Eddy en Bruce Springsteen. John Lomax III – kleinzoon van – en een oude bekende uit de Houston periode – geeft het plaatje een lovende bespreking in de plaatselijke muziekpers en doet een goed woordje bij Epic Records. Steve krijgt een contract en Lomax wordt zijn manager.

‘Nothin’ But You’ wordt als single naar voor geschoven. Maar de platenmaatschappij verwacht grootse dingen van hun nieuwe band Exile en doet haast geen promotie voor Earle. Het plaatje strandt net binnen de top 50. Earle mag nog zes nummers opnemen, zodat er een elpee kan worden uitgebracht. Wanneer ze de tien nummers achter elkaar horen, slaat bij Epic echter de twijfel toe. De kale, pure country van Earle contrasteert sterk met de gelikte en overgeproduceerde Urban Cowboy die dan populair is. Volgens de Texaan zag Epic hem ‘als een rockabilly act. Ik hou daar wel van, maar tegelijk voelde ik me vastgepind.’

Emory Gordy Jr, de vroegere bassist uit de band van Elvis Presley en later Emmylou Harris, wordt er bij gehaald. Met hem als producer nemen ze vier nieuwe nummers op. Twee daarvan worden als single uitgebracht, maar geen van beide slaat aan.

Wanneer in 1984 ook nog eens het contract met de muziekuitgever afloopt en niet wordt vernieuwd, staat Earle opnieuw aan af.

 

Eindelijk een carrière!

Gelukkig is er nog iemand die in hem blijft geloven: Noel Fox van muziekuitgever Silverline-Goldline Music. Hij raadt Steve aan gewoon songs te schrijven, ongeacht genre of commerciële overwegingen. Gewoon doen wat hij moet doen.

In het boekje bij de heruitgave van Guitar Town vertelt Steve dat de grote doorbraak kwam bij het zien van een optreden van Bruce Springsteen and the E Street Band. De opener, ‘Born In The USA’ brengt hem op het idée om ‘een document over mezelf en mijn leven’ te schrijven, ‘en ook de levens die het mijne beïnvloeden. En als ik goed luister en het goed opschrijf en het zing zoals ik het beleef, dan zullen de mensen luisteren en er van houden, zelfs al heeft het geen refrein.’

Dat nummer wordt ‘Guitar Town’ dat hij op een gitaar van zijn zus schrijft, wanneer hij met Kerstmis zijn ouders gaat opzoeken.

Hij keert niet terug naar vrouw en zoon in Nashville, maar gaat weer naar Mexico om er Cynthia op te zoeken.

Noel vreest dat hij finaal ten onder zal gaan aan de drugs en roept hem snel tot de orde. Hij organiseert een perfecte omgeving voor een schrijfsessie, aan de kust van Alabama. Hij heeft ook Tony Brown uitgenodigd. De vroegere pianist van Elivis Presley werkt nu bij de platenmaatschappij MCA Records. Tony wil hem al lang overtuigen van het talent van Earle, maar diens rebelse reputatie schrikt hem af. De sessies werken vruchten af want zowel ‘Hillbilly Highway’ als ‘Down The Road’ vloeien uit de pen.

Steve Earle krijgt zijn platencontract.

De opnamen vinden plaats in de herfst van 1985, in Nashville. Hoewel Brown en Gordy als producers staan vermeld, verdient gitarist Richard Bennett toch een special vermelding. Hij zorgt er voor dat de Duane Eddy licks in Earles brutale ritmegitaar goed tot hun recht komen. ‘Hij was zo vol energie,’ blikt Bennett, die ondertussen al jaren bij Mark Knopfler aan de slag is, terug: ‘Hij had een passie voor dezelfde country als ik: de pure hardcore, zonder franjes. En tegelijkertijd was hij ook pure rock’n’roll.’

MCA Nashville begrijpt niet wat Tony Brown in hem heeft gezien. De kale arrangementen steken schril af tegen de gepolijste sound waarmee country sinds de jaren zeventig wordt geserveerd. De directeur, Jimmy Bowen, raadt Earle aan zijn haar te laten knippen en zangles te nemen. ‘Ik bracht de plaat binnen,’ herinnert Brown zich, ‘en ik kreeg geen response …. Ik vroeg: Wat vind je er van? Wat zijn de singles? En het antwoord was: “Er zijn geen singles”.’

Guitar Town verschijnt in maart 1986. In eerste instantie lijkt het er inderdaad op dat de plaat geruisloos weer zal verdwijnen. ‘Hillbilly Highway’ raakt niet tot in de top 30 van de countrylijsten en de countrymagazines besteden er geen aandacht aan.

Maar dan pikken de rockcritici Guitar Town op. Ze herkennen in zijn songs dezelfde sentimenten als bij Springsteen en Mellencamp: het opkomen voor de gewone werkman die het moeilijk heeft onder de besparingen van Reagan.

In het kielzog van de New Traditionalist, met namen als George Strait, Randy Travis en Dwight Yoakam, raakt het titelnummer tot in de top 10 en even later voert de elpee de hitlijsten aan. De plaat – genoemd naar Nashville zelf – is een schot in de roos: twee Grammy nominaties volgen en Rolling Stone bestempelt Steve Earle tot “country artiest van het jaar”. Misschien mogen we het Guitar Town wel beschouwen als het startpunt van wat we vandaag alt.country noemen.

Ook de promotors weten niet goed waar ze hem moeten plaatsen: de ene avond openen Steve Earle and the Dukes voor countrylegende George Jones en de volgende avond staan ze op een affiche met The Replacements.

Zijn vroegere platenmaatschappij Epic beseft dat ze nog een hele plaat van de succesartiest in de kast hebben liggen en gooien, in 1987, Early Tracks op de markt.

 

Het is altijd weer grappig om te zien hoe bekende mensen er vroeger uitzagen. Als kind of als jongere. Lang voor de rimepltjes, de wallen onder de ogen, de make up of cosmetische ingrepen hun intrede deden.

Robert Zimmerman, 1957. Vier jaar voor hij zijn naam veranderde in Bob Dylan.

Long John Silver and The Moondogs, of zijn het al The Quarrymen?  George Harrison, John Lennon, Paul McCartney en, euh… dinges. The pre-Fab Four, toen ze nog skiffle speelden.  1957 of zo.

Nog een skifflegroepje, uit diezelfde periode: met een piepjonge Jimmy Page.

We blijven bij de gitaargoden: Emil and The Detectives, in 1964. Rechts herkent u gitarist Richard Thompson, links, met de Beatlesbas, Hugh Cornwell. Hugh zou zo’n 15 jaar later pas bekendheid verwerven bij The Stranglers. Richard kennen we van Fairport Convention en zichzelf.
Het had het begin kunnen zijn van de folkpunk…

Nog eentje: Jack White, lang voor The White Stripes

Als je The Beatles ziet, zijn The Rolling Stones nooit veraf. Hier zijn ze in 1963. Voor hun manager het imago van stoute jongens had bedacht.

Ook al zo’n keurige jongen: David Jones, voor hij David Bowie werd.

 Computerspecialist Declan MacManus, voor hij Elvis Costello werd – 1975  

John Hiatt 1974

Steve Earle, pas aangekomen in Nashville –  1974

Bruce Springsteen, 1975 – voor de fitness.  

Zie je Neil Young? 1963.

Laten we de meisjes niet vergeten! 

Linda Ronstadt, 1967

Joni Mitchell, 1969

 

Alison Krauss, met krulletjes en babyvet.

Folkzangeres Emmylou Harris, in 1967

En wie weet wie dit is?

 

Het kan zijn dat het slechts een indruk is, maar het valt mij op dat er de afgelopen maanden veel mensen uit de muziekwereld van ons zijn heen gegaan. Sinds Kerstmis alleen al, denk ik dan aan singer/songwriters Vic Chesnutt, Lhasa de Sela en Bobby Charles, Birthday Party gitarist Rowland S. Howard, Tim Hart, oprichter van de folkrock groep Steeleye Span, soul producer Willie Mitchell, punkrocker Jay Reatard en soulzanger Teddy Pendergrass.

Maar het meeste heeft me het nieuws aangegrepen van het overlijden van Kate McGarrigle.

 Kate vormde samen met haar twee jaar oudere zus het erg sympathieke duo dat hier in Vlaanderen en Nederland vooral bekend is omwille van hun hitje uit 1975: ‘Complainte pour Sainte-Catherine’. Ik denk dat iedereen het refrein nog wel zal kunnen meezingen:

“Y’a longtemps qu’on fait d’la politique
Vingt ans de guerre contre les moustiques
Croyez pas qu’on n’est pas chretiens
Le dimanche on promene son chien”

Hier is het nog eens.
 

Gek genoeg sloeg het nummer alleen hier aan. Het wordt bijvoorbeeld in geen enkel Engelstalig in memoriam vernoemd.

Na dat debuut hebben de zussen nog een tiental platen gemaakt, allemaal van hoge kwaliteit, maar echt doorgebroken zijn ze nooit. Misschien wel omdat ze muziek niet zagen als een carriere. Het was hun passie. 

Kate werd op 6 februari 1946 geboren, in Saint-Sauveur-Des-Monts in Québec. Haar zus Anne volgde twee jaar later. Er is ook nog een oudere zus, Jane.

Hun vader, Frank McGarrigle, was een grote fan van 19de eeuwse songs, vooral dan van die van Stephen Foster. Kate verwerkte haar herinneringen aan die tijd waarin ze die “songs that may no longer please us” zongen in ‘The Work Song’, een nummer gebracht door Maria Muldaur in 1973:

When I was a little thing
Papa tried to make me sing
‘Home, Sweet Home’ and ‘Aura Lee’
These were songs my daddy taught me
‘Camptown Races’ and ‘Susanna, don’t you cry’
‘Gentle Annie’ still brings a tear to my eye.

De zussen kregen pianoles van de nonnen in St. Sauveur en zeurden lang genoeg tot ze een gitaar kregen om rock ‘n’ roll te kunnen spelen, zoals de Everly Brothers. Maar het was een optreden van Pete Seeger dat hen, in 1960, het folkpad deed volgen. Met twee jongens vormden ze de Mountain City Four, waarbij ze een repertoire brachten van Britse balladen en Canadeese liedjes. 

Na haar studies voor ingenieur trok Kate naar New York, waar ze kennis maakt met een beginnende folkzanger, Loudon Wainwright III. Ze trouwen en keren terug naar Québec. In 1973 wordt Rufus geboren en drie jaar later volgt Martha.

Ondertussen is Kate zelf ook begonnen met nummers te schrijven. Haar eerste poging is ‘Heart Like A Wheel’. Dat wordt, in 1974, door Linda Ronstadt opgenomen als titelsong van haar elpee. Het wordt een dike hit. Maria Muldaur volgt met ‘Work Song’. Die vraagt de zussen ook om backing vocals te doen voor haar volgende plaat.

Dat vormt de opstap naar hun eigen debuutplaat Kate & Anna McGarrigle. Warner Brothers investeert serieus: Joe Boyd producet en mensen als Lowell George, bassist Tony Levin en  Bobby Keys, saxspeler bij The Stones komen meespelen.

Een van de hoogtepunten is ‘Talk To Me of Mendocino’.

Linda Ronstadt vertelde over die song, in 1998: “Hun spul is zo ontroerend. Het is geen muziek die je op de achtergrond draait. Ik moet er echt voor gaan zitten en luisteren. […] De eerste keer dat ik hun nummer ‘Talk To Me of Mendocino’ hoorde, zat ik in de auto. Ze had me op een bandje gestuurd, mijn manager had het me en ik was naar huis aan het rijden… Ik moest aan de kant gaan staan, het bracht me aan het huilen. Niet dat ik… Ik ween niet gemakkelijk… Het greep me zo aan dat het jaren heeft geduurd voor ik het kon opnemen. Ik moest wachten tot ik het aankon.”

De opvolger is Dancer With Bruised Knees (1977), opnieuw in een productie van Boyd en met John Cale en Bill Monroe als gasten. Daarop staan drie Franstalige songs, hetgeen dan weer lijdt tot een volledig Franstalige plaat Entre Lajeunesse Et La Sagesse (1981- ook gekend als  The French Album).

Via Linda Ronstadt kwamen ze in contact met Emmylou Harris, die zeer graag met de zussen samenwerkte en regelmatig bij hun thuis logeerde. Emmylou stond trouwens tussen de rest van de familie, aan het sterfbed toen Kate op 19 januari overleed aan kanker.

Maar eigenlijk doen Martha en Rufus het hele verhaal veel grappiger uit de doeken, in dit filmpje over hun moeder en tante: