Parchman Farm

 

 

 

 

 

Mose Allison

 

Tegenwoordig lijkt het wel alsof er geen tijdschrift of krant meer verkocht kan worden zonder dat je er een cd of dvd bij krijgt. Humo, De Morgen, Dag allemaal en Flair zijn allemaal voorzien van extraatjes. Britse muziektijdschriften proberen op die manier hun extra hoge prijzen wat dragelijker te maken.

 

Dikwijls zijn die cd’s vooral geschikt om een bierpint op te zetten. Maar af en toe zit er een mooie compilatie bij. Een van de betere was In God’s Country: The Music that Inspired The Joshua Tree. Die cd, samengesteld door Roy Carr en Allan Jones zat in het najaar van 2003 bij Uncut. Er stonden uitsluitend Amerikaanse nummers op uit de jaren dertig tot zestig: blues, country, soul…  

 

Een van de tracks was ‘Parchman Farm’ van Mose Allison. De naam van Mose was ik al eerder tegen gekomen. The Who brachten een stevige live versie van zijn ‘Young Man Blues’ op hun Live At Leeds en The Clash coverden ‘Look Here’ op Sandinista!.

 

Maar er zijn nog meer redenen om de man te kennen: Norah Jones coverde zijn ‘Mercy’, Elvis Costello bracht ‘Everybody’s Cryin’ Mercy’ op zijn Kojak Variety en een ‘Your Mind Is On Vacation’ is een bonustrack op King Of America.  Van Morrison nam zelfs een hele cd met zijn songs op: Tell Me Something: The Songs of Mose Allison. En Black Francis van The Pixies schreef een nummer over hem, toepasselijk getiteld: ‘Allison’ (op Bossanova).

 

En voor wie van country chiks houdt: Amy Allison is zijn dochter.

 

Mose Allison

 

Mose Allison werd geboren op 11 november 1927 in Tippo, Talahachie Country. Tippo is een onooglijk klein dorpje in het hart van de Mississippi Delta. In de jaren zestig stond er een bord aan de grens: “Tippo, Mississippi, Population 50 (not including the blacks)”.
Zijn vader, een vroegere ragtime pianist baatte er een grote katoenboerderij uit en zijn moeder was de plaatselijke onderwijzeres.

 

Vanaf zijn zes jaar volgde hij pianoles, later aangevuld met trompet.

 

“Ik zong en schreef songs vanaf mijn twaalfde. Ik schreef een nummer dat heette ‘The 14-Day Palmolive Plan’ toen ik een jaar of 13 was. Ik speelde het overal, tijdens feestjes en zo. Het ging over reclame op de radio: je zet je radio aan om muziek te horen en, lap, daar heb je alweer reclameblok. Dat was zowat mijn eerste song.”

 

Er is blijkbaar niet veel veranderd op dat gebied.

 

Op de middelbare school richtte hij een Dixieland band op. Na zijn legertijd – als pianist – studeerde hij Engels en filosofie aan de universiteit van Mississippi.

 

Muzikaal ondervond hij invloed van mensen als Bullmoose Jackson, Percy Mayfield, Charles Brown, John Lee Hooker en Sonny Boy Williamson, die hij allemaal aan het werk zag. Zijn grote voorbeeld was Nat King Cole, maar ook hield hij veel van boogie-woogie.

 

In 1950 begon hij professioneel op te treden. “Een vriend had een club in Jackson, Mississippi. Ik trok er naar toe met een kwartet en bleef er een tijdje. Ik dacht, zolang ik er van kan leven blijf ik dit doen.

 

Gelukkig had ik een bassist, Taylor LaFargue, met een auto. En hij was bereid om er mee op zoek te gaan naar optredens. We kenden een aantal drummers, dus redden we gewoon van stad tot stad. Werk zoeken en er dan zo lang mogelijk blijven hangen.

 

Omstreeks ’56 trok ik naar New York. Ik had voor mezelf uitgemaakt dat als ik er iets aan wou overhouden ik naar New York moest trekken. De jazz boom was er volop aan de gang. Er gebeurde dus van alles in New York op dat moment. Het waren opwindende tijden. Natuurlijk ging het moeilijk in het begin: weekend jobs, een optreden hier of daar, tot ik wat naam gemaakt had en het werk kwam.”

 

Hij speelde er eerst bij Stan Getz, daarna bij Gerry Mulligan en dan de Al Cohn-Zoot Sims groep.

 

In 1957, kwam het debuut van Mose Allison: Back Country Suite, waarvan vooral het plaatkant lange titelnummer  opviel: een “Suite for Piano, Bass and Drums”.

 

De muziek klonk zo zwart dat een reporter van Ebony Magazine hem, tijdens een telefonisch interview, vroeg of hij de eerste zwarte was die was afgestudeerd aan de LSU.

 

 

 

 

Local Color

 

De opvolger verscheen in januari 1958:  Local Color ( Prestige OJCCD-457-2). De tien nummers waren op 8 november 1957 opgenomen, in de Van Gelder Studios in Hackensack, New Jersey. Samen met bassist Addison Farmer en drummer Nick Stabulas nam Mose die dag acht instrumentale semi-improvistaies op.

 

“Ik ga nooit zitten om iets op te schrijven. Ik laat de dingen zo een beetje vorm krijgen in mijn brein. Ik sla voortdurend frazen en ideeën op die ik in een song zou kunnen verwerken. Maandenlang doe ik niks en dan schiet ik opens aan het werk. Dan ga ik aan de piano zitten en begin wat te rommelen.”

 

Maar het mooist zijn de twee gezongen nummers die hij die dag op band zette: een cover van ‘Lost Mind’ van Percy Mayfield en dan vooral ‘Parchman Farm’.

 

 

Mississippi State Penitentiary

 

Parchman Farm is de bijnaam voor het Mississippi State Penitentiary, de oudste en belangrijkste gevangenis van de staat Mississippi. Een stevig stuk land van meer dan zevenduizend hectare in Parchman, werd in 1901 afgeschermd om er de criminelen aan het werk te zetten.

De bedoeling was dat de gevangenis zichzelf zou terug betalen of liefst zelfs nog winst maken. Daarom werd het “trusty system” op touw gezet, waarbij slechts een minimum aan betaald personeel nodig was. Voor de bijna vijfduizend gevangenen waren er slechts honderdvijftig personeelsleden. Daarnaast werd er een hiërarchie in het leven geroepen waarbij gevangenen macht kregen over hun medegevangene. Sommigen mochten zelfs wapens dragen.

Het leven was er ongemeen hard voor de overwegend zwarte bevolking. Vernederingen waren dagelijkse kost, maar ook  mishandeling, verkrachting en moord kwamen veel voor.

Pas in 1972 werd het systeem afgeschaft.  

 

Een aantal blueszangers “logeerden” er een tijdje. Bukka White schreef ‘Parchman Farm Blues’ over zijn ervaringen en ook ‘The Midnight Special’ vond er zijn oorsprong.  De Midnight Special was een trein die de bezoekers naar de gevangenis bracht. Volgens de legende kon een gevangene die door de koplichten van de trein werd beschenen binnenkort zijn vrijlating verwachten.

En dat was dan weer de basis voor Dylan’s eigen interpretatie, als ‘I Shall Be Released’.

Parchman Farm

Well I’m sittin’ over here on Parchman Farm.  
Well I’m asittin’ over here on Parchman Farm.  
Well I’m asittin’ over here on Parchman Farm,
An I ain’t never done no man no harm..

Well I’m puttin’ that cotton in a ‘leven foot sack.
Well I’m puttin’ that cotton in a ‘leven foot sack.
Well I’m puttin’ that cotton in a ‘leven foot sack,
With a twelve-gauge shotgun at my back.

I’m sittin’ over here on Number Nine.
I’m sittin’ over here on Number Nine.
Well I’m sittin over here on Number Nine,
And all I did was drink my wine.

Well I’m gonna be here for the rest of my life.
I’m gonna be on this farm for the rest of my natural life.  
Well I’m gonna be here for the rest of my life,
And all I did was shoot my wife.

I’m sittin’ here on Parchman Farm…. 

‘Parchman Farm’ wordt gezongen vanuit het standpunt van een dwangarbeider in de meedogenloze  gevangenis.

Drie strofen lang laat de verteller ons geloven dat hij ten onrechte veroordeeld is tot dat harde, eindeloze werk. “Ik heb nooit iemand kwaad gedaan,” vertelde hij ons. “Ik had gewoon wat gedronken”. Het lijkt haast een protestsong. 

Hoe hebben ze die arme man voor iets onbenulligs kunnen opsluiten. Dat is toch niet eerlijk…

Maar dan komt de aap uit de mouw: “De rest van mijn leven zal ik hier zitten en al wat ik gedaan heb is mijn vrouw doodschieten.”

Korte pauze en dan terug ” I’m sittin’ here on Parchman Farm….”

Verdorie, hij had ons liggen. In feite is het een gewetenloze smeerlap die zijn vrouw heeft vermoord en vind dat hij voor zo’n akkefietje niet had mogen worden gestraft.

In de hoesnota’s bij de uitstekende recente Rhino compilatie Allison Wonderland: The Mose Allison Anthology geeft Patti Jones wat uitleg: “Nee, Mose heeft nooit gezeten – het is gewoon pure fictie gebaseerd op de levensechte gevangenis in de buurt van waar hij opgroeide. Hij bezocht er ooit een vriend die er een straf uitzat. Net als andere van zijn “katoenzak” songs, weigert hij dit nummer nog te brengen.  De regel “all I did was shoot my wife” was ironisch en humoristisch, maar hij vindt het nu niet grappig meer.”

Net als Randy Newman een paar keer heeft mogen ervaren, nemen sommige luisteraars de tekst letterlijk. Zij vinden het werkelijk schandalig dat de man daarvoor de gevangenis is ingevlogen. Hij wil dit soort mensen niet aanmoedigen en heeft het uit zijn repertoire geschrapt.

 

 

 

Misschien nog mooier is de versie van Bobbie Gentry op haar prachtige tweede elpee The Delta Sweete.  Ze brengt de tekst haast woordelijk, zoals Allison hem heeft geschreven. Alleen I wordt he. Ze zingt dus dat haar man is opgesloten in de Parchman Farm. De laatste regel wordt dus: “All he did, was shoot his wife.” Waarmee ze hem meteen een motief geeft voor de moord.

 

Prachtig toch?

 

 

 

Na het succes van zijn debuutplaat Guitar Town gaat Earle opnieuw met The Dukes aan de slag voor de opvolger: Exit 0. Hoewel de teksten in het verlengde liggen van de debuutplaat en de basis muzikaal nog country is, neigt het meer naar rock. ‘Ik ben ambitieus,’ geeft Earle toe, ‘ Ik wil naast U2 staan. Dan Seals interesseert me niet.’ (Dan Seals staat dan op 1 in de countrylijst, met een duet met Marie Osmond.)

De eerste single, ‘I Ain’t Ever Satisfied’ doet het goed op de rockzenders. De countryzenders vinden dat maar niets en de opvolger, ‘Nowhere Road’, wordt door hen volledig genegeerd. Erg vervelend voor een countryzanger. ‘Steve had het er behoorlijk moeilijk mee dat hij niet werd aanvaard als een country artiest,’ zegt Bennett. ‘Hij wou lid worden van de Grand Ole Opry. Hij deed erg zijn best om volgens de regeltjes van Nashville te werken, voor die eerste plaat. Hij hield zich kalm en was beleefd tegen iedereen…. ‘

Maar voor de tweede houdt hij niet langer de schijn op. Hij komt ongeschoren naar de afspraken met MCA Nashville en stelt daar zijn eisen. Zo wil hij niet met zijn kop op de hoes van Exit 0. In plaats daarvan komt er een grote afbeelding van een wegwijzer met daarop zijn naam. Bovendien staat hij er op dat “and the Dukes” in even grote letters vermeld staat.  

Zijn jarenlange vriend Rick Steinberg drukt het zo uit: ‘Steve raakte met zijn voeten de grond niet meer. Hij was “bigger than life”. Wanneer de grootste songwriters je complimenteren en je helden je vertellen hoe fantastisch je bent, dan verander je.’

Het succes wordt opnieuw bevestigd met twee Grammy nominaties, eentje voor de single ‘Nowhere Road’ en een voor de elpee zelf.

Privé gaat het van kwaad naar erger: nog voor de opnamen van zijn debuutplaat is Earle al gescheiden van Carol. Daarna komt Lou-Ann, moeder van een tweede zoon, plus een geadopteerde dochter. Maar ook dat huwelijk loopt op de klippen, nadat hij, tijdens het mixen van Exit 0 een verhouding begint met iemand van de platenfirma in Los Angeles: Teresa Ensena.

Bovendien komt het grote geld stilaan binnen en staan er geen beperkingen meer op zijn drank- en druggebruik. Op 31 december 1987 raakt Earle, in een dronken bui, slaags met een vriend. Een agent komt tussenbeiden en pakt de zanger hardhandig aan. Zijn stembanden raken daarbij permanent beschadigd, zodat hij voortaan rauwer klinkt.

‘Nowhere Road’, uit Exit 0.

  

Voor zijn derde plaat ziet Steve Earle het groots. Hij wil een rockster worden, met een tournee door de Amerikaanse sportarena’s. Onder invloed van Teresa, een A&R vrouw van Geffen, gespecialiseerd in hard rock (zij heeft Guns N’ Roses ontdekt) gaat hij voor heavy metal bluegrass. Het wordt een radicale breuk met het country establishment. Hij vraagt MCA om hem over te hevelen naar de pop afdeling van de maatschappij, gevestigd in Los Angeles. Specifiek bij het label Uni – niet toevallig de afdeling waar Teresa net naar is overgestapt. Ook voor zijn boekingsagent en manager schakelt hij over naar mensen van de Westkust.

 De opnamen vinden plaats in Memphis, uit de buurt van het toezicht van Nashville. ‘Copperhead Road’, het titelnummer van de plaat, omschrijft hij als ‘mijn stadium song’. De songs zijn netjes onderverdeeld in twee categorieën: politieke nummers op de eerste kant en lovesongs op de tweede kant van de elpee. Voor de hoes komt hij met een foto van een Hell’s Angels jas met daarop een afbeelding van een doodskop met gekruiste knoken.

Copperhead Road verschijnt op 17 oktober 1988. De plaat doet het uitstekend. Het titelnummer wordt zelfs een heuse hit. De rockpers noemt hem de “redder van de countrymuziek”: de man die een rockpubliek weet te bereiken. De drums worden luider in Nashville en de gitaren steviger.

‘Copperhead Road’ op Letterman

Toch wordt de boodschap over een Vietnam veteraan die een handeltje opzet in marihuana, niet overal even goed aanvaard. MCA Nashville wil af van die vent met zijn tatoeages en zijn arrogantie. Zeker nu in de pers meer aandacht is voor zijn escapades. Zo kan zijn advocaat nipt een gevangenisstraf vermijden, voor de vechtpartij op Nieuwjaarsavond. Zijn eerste vrouw, Sandy, eist meer geld. Tien dagen voor zijn huwelijk met Teresa, dient Lou-Anne klacht in wegens mishandeling en een vrouw uit East Tennessee beweert dat hij de vader is van haar kind. 

Tot overmaat van ramp gaat Uni net dan over kop, zodat zowel Steve als Teresa op straat komen te staan.

De kersverse mevrouw Earle, wil hem van zijn verslaving afhelpen, door hem te laten opnemen. Ze zorgt er voor dat mei 1989 volledig vrijgehouden wordt. Ze heeft iedereen gevraagd om mee te werken, maar er loopt iets mis. De dag voor hij zou worden opgenomen, tipt iemand hem en hij vlucht weg.

Die zomer mag Steve Earle  met Bob Dylan mee op zomertournee, als zijn openingsact. Dylan toont zich niet zo tevreden over Earle’s taalgebruik op het podium. Veel interessanter lijkt hem het spel van Bucky Baxter, de steelgitarist van The Dukes. Hij vraagt hem zelfs om enkele privé lessen. Twee jaar later krijgt Baxter een plaatsje in de band van de meester.

 

De opvolger van Copperhead Road laat even op zich wachten. The Hard Way verschijnt in juli 1990. De titel is niet toevallig gekozen. ‘Wanneer er zoveel tegen zit, denk je wel eens: Wat heb ik misdaan? Waarvoor word ik gestraft? Je begint er complexen van te krijgen,’ klaagt Earle in 1990 tegen een Britse journalist. 

‘Ik denk dat ik prima weergegeven heb wat er in mijn leven gebeurde,’ blikt hij bij een latere gelegenheid terug. ‘Ik blijf The Hard Way tot de dood verdedigen, omdat ik er bijna was geweest, tijdens de opnamen. Alhoewel, bijna dood ervaringen had ik wel meer in die tijd. Ik kwam steeds te laat, omdat ik altijd in de East Side zat om drugs te scoren. Ik had een Harley uit elkaar gehaald in de lobby van de studio, omdat ik er iets mee van plan was. Natuurlijk waren ze daar niet blij mee, met overal vet en olievlekken … Maar als iemand tegen me zei: “zoiets kan je niet doen”, toonde ik mijn tatoeages en zei “Fuck you!”.’

Ook op zijn vierde plaat schopt hij weer wild om zich heen: een aanklacht tegen het Canadese gerechtssysteem, een song over de ter dood veroordeling van een moordenaar, … Maar het hoogtepunt is ongetwijfeld een prachtig duet met Maria McKee: ‘Promise You Anything’.

Het half miljoen verkochte exemplaren van de voorganger wordt echter lang niet meer gehaald en Earle beseft dat hij de droom om zo groot te worden als Guns N’ Roses of Springsteen stilaan mag opbergen.

Ook de liveplaat Shut Up And Die Like An Aviator (1991) doet het behoorlijk minder dan verwacht.

De platenmaatschappij heeft er genoeg van. Het contract wordt niet verlengd, omwille van zijn aanslepende drugsproblemen. Na amper vijf jaar is de veelbelovende carrière van de Texaan al voorbij.

‘The Other Kind’ uit 1990 – Het lange haar typeert Steve Earle. Iemand van de platenmaatschappij raadde hem aan zijn haar wat te verzorgen, om zo beter over te komen. Waarop Earle vier jaar lang zijn haar niet liet knippen. 

Vakantie in het ghetto

Nadat MCA hem heeft laten vallen, verdwijnt Earle van het toneel. Het grote geld wordt opgesoupeerd aan drank en drugs. Steve Earle wordt snel een full time junkie.

Vooral Teresa moet het bezuren. ‘Het was oorlog!’, grinnikt Steve, ‘Maar ik vond dat wel leuk. Ik hield er toen wel van om de mensen op stang te jagen en te intimideren.’ Ze ziet slechts één oplossing: de geldkraan dichtdraaien. ‘Mijn vrouw besloot dat de enige manier waarop ze me kon redden was mijn truck weg te halen van voor het huis van mijn dealer, mijn rekeningen af te sluiten en me droog te zetten, in de hoop dat ik zou gaan afkicken. Maar ik had een revolver […], werd bewaker van een drugspand en kreeg zoveel drugs ik maar wou.’

Songs schrijven zit er niet meer in. ‘Ik kon niet. Ik had geen tijd. Ik zocht de hele dag naar drugs.’

Trouwens: de gitaren zijn al lang naar het pandjeshuis versast – inclusief de spullen van zus Stacy, bij wie hij een onderkomen heeft gezocht. 

Einde 1993 heeft zijn advocaat een aanbod gekregen van een platenfirma: een miljoen dollar voor twee elpees.  Earle neemt demo’s op van vier songs. ‘Ik moest enkel maar op het vliegtuig stappen. Op naar New York, om daar het contract te tekenen. Ik ging naar het vliegveld, kocht een ticket, liep naar de gate… en draaide me om. Ik had geen plaat in me en ik wist het.’

Essential Steve Earle is een compilatie die MCA in maart 1993 op de markt gooit. Het geld is meer dan welkom, om dure advocaten te betalen. Die zijn nodig om de opeenvolgende echtscheidingen te regelen en hem uit de bak te houden. Want de aanklachten volgden elkaar in een hoog tempo op: drugsbezit, verboden wapendracht, rijden zonder rijbewijs… 

Nadat hij in mei 1993, voor de zoveelste keer is gearresteerd voor drugsbezit, ontvlucht hij Nashville voor de zaak voorkomt. ‘In Chattanooga hadden ze prima methadon.’

Daar leest hij in de krant dat de rechter zich boos heeft gemaakt omdat hij weer eens niet is komen opdagen. Er wacht hem een effectieve celstraf van 11 maanden en 29 dagen. Zijn advocaat raadt hem aan zichzelf te gaan aangeven.

Dat doet hij, maar niet voordat hij zichzelf nog een laatste shot heeft gezet. ‘Paranoide worden en dan naar de gevangenis gaan: prima idee!’ zo geeft hij toe. ‘Midden in de nacht stopten ze me in een cel.’

Na drie weken sturen ze hem naar een ontwenningskliniek, ‘omdat ze vreesden dat ik in de gevangenis zou sterven. … Mijn advocaat regel het voor me, omdat een behandeling beter was dan de gevangenis. Ik ging niet vrijwillig in rehab. Het was mijn bedoeling om bij de eerste de beste gelegenheid ervan door te gaan en naar Ierland te trekken. Maar, op een gegeven moment gebeurde er iets met me: voor het eerst in mijn leven begon ik te doen wat anderen me zeiden. Ik besloot dat ik in leven wou blijven.’

Hij wil geen bezoek, behalve van Lou-Anne, met wie hij in augustus ’94 is hertrouwd. Maar hij krijgt er wel brieven, van Johnny Cash, Waylon Jennings en Emmylou Harris.

Na een maand in rehab, wordt hij terug naar de gevangenis overgebracht. Op 11 november 1994, na anderhalve maand opsluiting, mag hij terug buiten. Voorwaardelijk vrij.

Afgeslankt, clean en met de wil om zijn leven terug in goede banen te leiden, tekent hij een contract voor één elpee, bij een klein onafhankelijk label, Winter Harvest. Hij heeft een duidelijk doel voor ogen: een zuiver akoestische plaat. Een bluegrass achtige elpee, in de stijl van zijn favoriete plaat: Roses In The Snow, van Emmylou Harris uit 1980.

Op de mandoline wil hij graag Sam Bush, maar die heft net zijn arm gebroken. Dan pas denkt hij aan een oude vriend: Peter Rowan, die nog heft gespeeld bij Bill Monroes Bluegrass Boys. ‘Het moet een mentale blokkade geweest zijn,’ vertelt hij. ‘Ik had gewoon niet aan Peter gedacht. … Hij is vooral gekend als gitarist, omdat hij dat instrument bespeelde toen hij bij Bill Monroe zat, maar in de loop der jaren is hij een geweldig mandoline speler geworden. Hij is ook een fantastisch zanger. En zo hadden we meteen onze tenor.’

En dan is er nog een solist: Norman Blake, op dobro en Hawaiïaanse gitaren. ‘Norman uit Georgia laten overkomen is op zich al een hele opdracht,’ verklapt Earle. ‘Hij is, laten we zeggen, nog al honkvast. Niemand doet beter wat hij doet, dan hijzelf. Norman is een flatpick akoestisch gitarist, maar hij kan alles bespelen dat snaren heeft. Hij werd echt wel het manusje van alles van onze plaat’

Behalve Earle zelf is er enkel nog Roy Husky op akoestische bas en Emmylou Harris komt meezingen op twee nummers. ‘Dat was puur geluk’, lacht de zanger. ‘Emmylou was toevallig in de buurt, om die plaat met Daniel Lanois op te nemen. Maar haar te pakken te krijgen, dat was pas moeilijk. Het was gewoon een ingeving.’

De opnamen vinden plaats in januari ’95, in Nashville. De sessies duren maar drie dagen. De zang en het gitaarspel van Steve worden live opgenomen en de overdubs tot een minimum beperkt. Voor het eerst werkt Steve Earle daarbij met analoge apparatuur. Bedoeling is het geluid van de platen van The Louvin Brothers te benaderen. ‘Ik wou dat het klonk als iets van dat oude Opry spul, waar iedereen gewoon rond één microfoon stond. Dat is ook wat wij bijna deden. Uiteindelijk verliep de opname nog meer organisch dan, wat ik had gehoopt.’

‘Ik heb in lange tijd niet zo goed gezongen,’ meent Earle. ‘Vooral omdat ik geen drugs meer gebruik.Heroïne verslapt de stembanden en verlaagt het stembereik wat. Als je daar dan probeert over te gaan…’

Voor de songs grijpt hij terug naar enkele heel oude demo’s. ‘ ‘Tom Ames’ Prayer’, ‘Hometown Blues’ en ‘Mercenary Song’ schreef ik toen ik 19 of 20 was. Het waren de eerste demo’s die ik in Nashville opnam. ‘Tom Ames’ Prayer’ heb ik al voor elk voor mijn elpees willen opnemen. …’Goodbye’ is de eerste song die ik schreef na vier jaar niets te hebben geschreven. Ik vind het één van mijn allerbeste songs.’

Daarnaast zijn er covers van songs van zijn helden: ‘Tecumseh Valley’ van Townes Van Zandt en ‘I’m Looking Through You’ van The Beatles. ‘Rivers of Babvylon’ van de reggae groep The Melodians was een spontane ingeving. Earle en Rowan kwamen er toevallig op tijdens een jam in de studio. 

‘Dit is exact de plaat die ik nu moest maken,’ schrijft de zanger in de hoesnota bij de heruitgave in 2002. ‘Geen enkele grote maatschappij zou mij zoiets laten maken, zeker niet als een comeback na vier jaar. Dit had ik altijd al willen doen. Dit was een plaat zonder drang, op een moment in mijn leven waar ik een plaat zonder drang nodig had.‘ 

Een vijfde Grammy nominatie is de erkenning voor Train A Comin’, misschien wel de beste plaat van Steve Earle.

‘Goodbye’ met Emmylou Harris, die de song ook coverde op haar Wrecking Ball.
Een opname uit 1995, voor Later van Jools Holland.

Op 25 juni 1996, speelt Earle, als onderdeel van zijn voorwaardelijke invrijheidsstelling, een concert in de gevangenis waarin hij heeft gezeten: de  Cold Creek Correctional Facility in Henning, Tennessee. Het optreden wordt gefilmd door MTV. (Ironisch genoeg, want in de hoestekst bij zijn comebackplaat ventileert Earle stevig zijn afkeer van de Unplugged rage.) Een samenvatting van de show wordt uitgezonden op 17 augustus 1996, onder de toepasselijke titel To Hell And Back.