Opgenomen:

25 en 26 september en 2 oktober 1984 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Begin april tot einde mei 1985 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Einde september tot 6 december 1985 in Hog Hill Mill Studio, Icklesham, East Sussex

Uitgebracht:

18 november 1985: ‘Spies Like Us’ op gelijknamige single en maxi-single.

14 juli 1986: ‘It’s Not True’ en ‘Hanglide’ op single en maxisingle van ‘Press’

1 september 1986: op de elpee/CD Press To Play:

‘Stranglehold’, ‘Good Times Coming/Feel The Sun’, ‘Talk More Talk’, ‘Footprints’, ‘Only Love Remains’, ‘Press’, ‘Pretty Little Head’, ‘Move Over Busker’, ‘Angry’, ‘However Absurd’

27 oktober 1986: ‘Write Away’ op Britse single en maxisingle van ‘Pretty Little Head’

24 november 1986: ‘Simple As That op de Britse benefiet-cd The Anti-Heroin Project: It’s A Live-In World

1 december 1986: ‘Tough on a Tightrope’ op single en maxisingle van ‘Only Love Remains’

5 juni 1989: ‘We Got Married’ op de elpee/CD Flowers in the Dirt

28 april 1997: op de cd-single ‘Young Boy’ (enkel in het VK)

Een nieuwe studio

In februari 1982 kocht Paul een 18de eeuwse windmolen in Hogg Hill, in Icklesham, East Sussex, op vijf kilometer van Waterfalls, zijn nieuwe, zelfontworpen huis in Peasmarsh. De molen is 1790 in gebruik genomen en bleef draaien tot 1920. Paul laat het woonhuis naast de molen verbouwen tot opnamestudio.

Hog Hill Mill wordt ingewijd in september 1984. Voor de eerste sessie heeft Paul Pink Floyd gitarist David Gilmour uitgenodigd, samen met Fairport Convention drummer Dave Mattacks. Op toetsen is David Foster, een Canadees die op zijn 16de al meespeelde in de band van Chuck Berry, maar sinds begin van de jaren tachtig aan de kost komt als producer van The Tubes en Boz Scaggs.

In drie dagen zet het viertal evenveel songs op band. Eerst staat ‘I Love This House’ op het programma. Het is een tamelijk acurate beschrijving van het oude huis van de McCartney’s, in Rye: ‘Hot in the summer, rattling windows, teeth and knees, perfect place for cat and mouse, but I never mind, I love this house.’

Volgens Foster is het nieuwe huis echter niet veel luxueuzer: ‘Ze leefden spartaans: in de leefruimte stond er enkel een zetel en een TV – dat was het. Een heel gewoon huis… behalve dan die schilderijen van Picasso.’

De volgende dag werken ze aan ‘We Got Married’ – zowel tekstueel als muzikaal een van Pauls beste songs. Het is geïnspireerd door iets wat John hem verklapte over toen hij pas samen was met Cynthia. ‘Zoiets had ik nog nooit gehoord: vrijen in de namiddag. Ik was 16 en erg naïef. En zij waren kunststudenten.’

Het nummer zal pas vier jaar later worden afgewerkt met een trompetsolo van Guy Barker en verschijnt dan op Flowers in the Dirt. ‘I Love This House’ moet nog veel langer in het archief blijven. Pas in 1997 staat het op de Britse CD single ‘Young Boy’.

De laatste song, ‘Lindiana’, is nog steeds niet officieel uitgebracht.

Een maand later blikt Paul tevreden terug: ‘David [Foster] wou met me werken. We hebben een try-out gedaan en dat was dik in orde. We deden drie tracks. Het zit er dus dik in dat we de samenwerking volgend jaar verder zetten.’

Maar daar komt niets van in huis. In ’98 licht Foster een tip van de sluier: ‘Paul McCartney was enorm. Mijn favoriete Beatle zelfs. Toen ik de kans kreeg om hem te producen, twijfelde ik geen moment. Jammer genoeg zat ik net in een donkere periode. Er ging van alles mis. Ik zat niet goed in mijn vel. Ik had ook geen goed gevoel over mijn bijdrage. Ik verwachte zowat dat we deel twee van ‘The Long and Winding Road’ zouden schrijven.’

Het blijkt inderdaad dat Foster op een breekpunt zit. Hij kiest er resoluut voor om de rock ‘n’ roll achter zich te laten en zich voortaan toe te leggen op mainstream artiesten als Chicago, Kenny Loggins, Whitney Houston en Celine Dion. Rolling Stone bestempelt hem in 1985 als de ‘meester in de bombastische pop kitsch’. Maar het legt hem geen windeieren en bovendien prijken er nu 15 Grammy’s in zijn kast.

Een nieuw geluid

De korte sessie met Foster geeft al aan dat McCartney op zoek is naar een nieuwe producer voor zijn volgende elpee. George Martin, de producer van zijn laatste drie platen, heeft laten weten dat het voor hem niet meer hoeft. “Het was erg plezierig’, verklaart hij in juni 1984, ‘maar ik denk dat we allebei andere dingen willen doen.” Hij voegt er terloops nog aan toe gek te worden van Pauls perfectionisme.

Bovendien heeft Paul, met de soundtrackelpee voor Give My Regards to Broad Street , voldaan aan zijn contract met Columbia/CBS. Hij is vrij om een nieuwe verdeler te zoeken voor het Noord-Amerikaanse continent. Daarom wil hij voor zijn volgende album een andere muzikale koers varen en is op zoek naar een nieuw geluid.

Tijdens een diner ter gelegenheid van de jaarlijkse Buddy Holly Week in september 1984, polst Martin bij Eric Stewart of die interesse heeft om in zijn voetsporen te treden. ‘Ik vind dat je Paul moet helpen bij zijn volgende plaat,’ herinnert de gitarist van 10cc zich het gesprek. ‘Ik heb andere plannen. Het is even genoeg geweest voor mij en ik denk voor Paul ook. We hebben twee geweldige platen gemaakt, Tug of War/Pipes of Peace, maar nu is het tijd voor een nieuwe invalshoek.’ Ik zei: Maar Paul heeft me niets gevraagd. Hij vroeg: ‘Heb je interesse?’ en ik zei: Ja.’

Wanneer Paul wat later voorstelt om samen wat songs te schrijven, gaat Eric daar graag op in. Ze spreken af in Waterfall. Al is het pas november, het wintert al stevig en er ligt een flink pak sneeuw. Wanneer hij het huis tussen de bomen nadert, valt het de zanger op hoe mooi de omgeving is.

‘Ik kwam binnen en zei: ‘Het is prachtig buiten. Echt prachtig, met dat zonnetje er bij.’ [Paul] zei: ‘Fantastisch en begon meteen te zingen. “It’s beautiful outside …” Neem een pen en schrijf op. Binnen een paar minuten hadden we een nummer klaar. Zo eenvoudig kan het soms zijn.’ Dat eerste nummer was ‘Footprints’ – een van de hoogtepunten van de plaat.

Hugh Padgham

In januari 1985 heeft Paul verschillende ontmoetingen met producer Hugh Padgham. Padgham is misschien wel DE man achter de uitvergrote drumsound die het geluid van de jaren tachtig zo heeft bepaald. Als geluidstechnicus voor de opnamen van Peter Gabriels derde solo-elpee, bedacht hij (samen met producer Steve Lillywhite) de klank tijdens het werken met Phil Collins.

Padgham toont zich aanvankelijk enthousiast. ‘Onlangs hoorde ik een nummer van McCartney op de radio en dacht: Paul zou wat meer moeten rocken. Een paar dagen later kreeg ik een telefoontje van [zijn manager] Stephen Shrimpton. We zaten een paar keer rond de tafel […] De songs die Paul me liet horen waren sowieso al steviger.

Zijn nieuwe studio is fantastisch – op en top in orde. Er zijn ramen, waardoor je naar buiten kan kijken tijdens het werk – erg ongewoon is dat. Bovendien zit je vlak aan zee. Ik was er van maandag tot vrijdag, aan het werk van 11 tot 20 uur, tot halfweg 1985.’

Jaren later – nadat de plaat is geflopt – vertelt hij een heel ander verhaal: ‘Toen [Paul] of iemand anders me een cassette liet brengen, was ik in de studio bezig met Phil Collins of zo. Ik ging vol ongeduld naar huis om die cassette met demo’s te beluisteren die hij gemaakt had met Eric Stewart van 10cc en ik kan je nu wel verklappen dat ik, in alle eerlijkheid, niet omver geblazen werd toen ik die songs hoorde. […] Ik denk dat hij in een mindere periode zat. Het verbaasde me, vooral omdat Eric Stewart echt wel één van mijn helden was.’

De producer durft echter McCartney en Stewart hierop niet aan te spreken.

‘Ik dacht: wacht even, hoe kan ik, als 28-jarige, beslissen of de songs die Paul McCartney me gegeven heeft niet indrukwekkend zijn? Het moet aan mij liggen dat ik niet echt songs zie in wat ik daar hoor: twee mannen die op akoestische gitaren zitten rond een kampvuur.’

De opnamen beginnen in april 1985.

Op aan raden van Padgham neemt Peter Gabriels vaste drummer Jerry Marotta plaats achter het drumstel. Paul en Eric nemen de rest van de instrumenten voor hun rekening: gitaren, bas en toetsen.

Het begint veelbelovend: het venijnige ‘Stranglehold’ rockt een eind weg, met Paul en Eric op akoestische gitaren en Jerry op allerhande percussie. Paul is zo tevreden dat hij die avond naar Stewarts huis belt en diens vrouw opdraagt: ‘Zeg maar tegen die vent van jou dat hij goed bezig is.‘

McCartney schuwt het experiment niet. Om iedereen wat uit zijn comfortzone te halen, experimenteren ze al eens door ongebruikelijke instrumenten te hanteren. Paul kruipt achter het drumstel, Eric speelt toetsen en Jerry vibrafoon. Uit die jam ontstaat ‘Pretty Little Head’.

De basistrack van ‘Talk More Talk’ staat in één dag op band. ‘De tekst is samengesteld uit fragmenten van een interview met Tom Waits. Fantastische uitspraken als “I don’t actually like sitting-down music”. Er zit een 12-snarige gitaar in de mix en vertraagde en versnelde stemopnamen die dingen zeggen als “All he wants is a handyman; all he wants is quick service” en “I hear water going through the pipes”. Fantastisch!’

Maar al snel blijkt dat het niet echt klikt tussen het trio.

Padgham: ‘Eric Stewart en ik kwamen niet overeen.’

Eric had gehoopt dat hij niet alleen de songs mocht helpen schrijven en opnemen, maar ook dat hij de plaat mocht producen, dat hij de songs mocht sturen. Dat bleek niet het geval. Hij is het dan ook vaak niet eens met de werkwijze van de jonge producer, die al te vaak zijn trukendoos bovenhaalt en alles verzuipt onder laag na laag productionele kunstjes: zwaar aangezette drums, lagen synthesizers, percussie…   Stewart ziet het met lede ogen aan.

Ook Paul voelt zich hoe langer hoe minder betrokken. Aan biograaf Sounes vertelt Padgham hoe Macca regelmatig voor een paar uur verdwijnt of in de studio liever praat over wat hij de vorige avond op TV heeft gezien dan over het werk waar ze mee bezig zijn.

Wanneer, zoals afgesproken, in juni de opnamen een tijdje worden stilgelegd, omdat Padgham aan de slag moet met Genesis, is de pauze voor alle betrokkenen erg welkom.

Live Aid

Op 13 juli vindt in het Wembley Stadium een benefietconcert plaats voor 72 000 toeschouwers: Band Aid. Het is een initiatief van Bob Geldof ten behoeve van hongerend Africa. Alle groten uit de muziekwereld komen er spelenDavid Bowie, Queen en U2. The Who en Led Zeppelin, die al jaren niet meer samen hebben gespeeld, komen voor de gelegenheid weer samen. Tegelijk vindt in het JFK Stadium in Philadelphia, Pennsylvania een gelijkaardig concert plaats, met Amerikaanse artiesten als Madonna, The Beach Boys, Bob Dylan, …

1,5 miljard mensen over de hele wereld volgen de uitzendingen op radio en TV.

Geldof heeft Paul, per brief, gevraagd om het concert in Londen af te sluiten met ‘Let It Be’. ‘Ik vraag het je niet als de man McCartney, maar als het fenomeen McCartney. Miljoenen mensen die anders niet zouden kijken, zullen dan wel kijken.’

Het is inmiddels immers zes jaar geleden dat Paul nog op een podium heeft gestaan en een hele generatie muziekliefhebbers heeft nog nooit een Beatlesnummer horen uitvoeren door een Beatle. ‘Als jij er staat, zal iedereen in tranen zijn’, meent Geldof.

Aan zo’n smeekbede kan niemand weerstaan. Paul laat dan ook weten dat hij het wel wil doen. Meer zelfs: hij heeft er geen bezwaar tegen dat Geldof ook Harrison en Starr uitnodigt.

Harrison zet echter meteen een domper op de vreugde: ‘Tien jaar geleden vroeg hij me ook niet om te zingen op ‘Let It Be’. Dan zal hij het nu ook wel zonder mij kunnen.’

Maar Bob dringt aan en George begint te twijfelen. Er zijn gesprekken met Ringo en Paul en zelfs Julian Lennon wordt er bij betrokken. Wanneer iemand de mogelijkheid tot een Beatlesreünie lekt naar de pers, is dat echter meteen einde verhaal.

Het optreden zelf valt zwaar tegen. Op de bewuste avond is er, vlak voor Paul op moet, een korte regenbui – erg welkom voor het publiek op deze snikhete dag. Maar wanneer Paul begint te zingen, blijkt zijn microfoon het te hebben begeven. Paul doet dapper door en gelukkig neemt het publiek het over.

Spies Like Us

Na een onderbreking van meer dan drie maanden, worden de opnamen met Padgham hervat op 1 oktober 1985.

Paul is zelf echter al enkele dagen eerder begonnen. Regisseur John Landis heeft hem gevraagd om het titelnummer te schrijven voor de Amerikaanse film Spies Like Us, een koude oorlog komedie met Chevy Chase, Dan Aykroyd en Donna Dixon. Landis zelf meent dat de film erg A Hard Day’s Night–achtig is en wil daarom graag een Beatlesachtig nummer.Wie kun je hiervoor beter contacteren dan één van de Fab Four zelf?

Na een ruwe versie van de film te hebben bekeken componeert Paul snel ‘Spies Like Us’, dat hij eind september op vier avonden opneemt. Paul speelt alle instrumenten zelf (bas, gitaar en drums), aangevuld met Eddie Rayner (Split Enz) op toetsen. Voor het inzingen van de backing vocals doet hij beroep op Linda, Eric Stewart, zijn nicht Kate Robbins en Ruby James (van Spandau Ballet).

Hoewel Hugh Padgham assisteert bij de productie, laat Paul topproducer Phil Ramone even overkomen voor de eindmix. Die neemt 8 uur in beslag, waarna Ramone snel het vliegtuig terug neemt naar New York om er de opnamen van Julian Lennons tweede elpee in goede banen te leiden.

‘Spies Like Us’ moet snel klaar zijn, want op 9 oktober komen Landis en de twee hoofdrolspelers naar Londen om er in de Abbey Road Studio een clipje op te nemen. Paul speelt daarbij opnieuw alle instrumenten, terwijl de beide acteurs doen alsof. Dat gegeven is echter reden genoeg voor de vakbond om bezwaar aan te tekenen: de Amerikanen zijn immers geen lid van de Britse muzikantenvereniging en het clipje mag daarom niet in Engeland worden vertoond.

Na sinds 1979 bij Columbia Records te zijn ondergebracht, tekent Paul, op 29 oktober 1985 een contract met Capitol Records dat voortaan zijn elpees zal uitbrengen in Noord Amerika en Canada. De grote baas van de platenmaatschappij, Bhaskar Menon, heeft de deal zelf geregeld. Hij toont zich vol vertrouwen: ‘Ik heb geen idee of die platen bij Columbia goed hebben verkocht, maar we hebben het hier wel over een van de grootste muzikale genieën. We twijfelen er niet aan dat hij nog een enorme carrière voor zich heeft, waarin heel belangstelling voor bestaat.’

Het akkoord houdt o.a. in dat de CBS elpees Back To The Egg, McCartney II en Tug Of War vanaf 1 januari 1986 overgaan naar Capitol Records. Pipes Of Peace en Give My Regards To Broad Street volgen twee jaar later.

Het eerste resultaat van dat contract verschijnt op 18 november: ‘Spies Like Us’. Op de b-kant staat een oude nummertje uit de Venus and Mars sessies: ’My Carnival’. De trouwe Maccafan kan meteen zijn spaarvarkentje aan diggelen slaan, wanneer hij alle versie in huis wil halen. Naast de single is er een 12” waarop een lange mix (7:10) door John Potoker, een DJ version (3:46) en een remix door Art of Noise die aangeduid staat als ‘Spies Like Us’ (Alternative Mix – Known To His Friends As “Tom”).

Bovendien zijn er ook nog zogenaamde picture discs van zowel de single als de maxisingle.

Die Art of Noise mix is het gevolg van een samenwerking met Anne Dudley, een van de leden van de band. Zij is door Paul gevraagd om de arrangementen te verzorgen van enkele songs op Press To Play. Samen met de andere bandleden JJ Jeczalik en Gary Langan, mocht ze zich uitleven op de track, in het gezelschap van Paul en Linda, tijdens ‘een zeer experimentele sessie’.

Geholpen door de aandacht voor de film, die twee weken later in de bioscopen draait, schiet ‘Spies Like Us’ door tot in de top 10 van Billboard, met als hoogste notering: 7. Het is meteen de laatste keer dat zoiets gebeurd met een nummer van Paul McCartney… tot 2015.

In Engeland doet de single het iets minder: 13.

Toch toont Paul zich achteraf niet erg tevreden met de single want hij schittert door afwezigheid op alle door hem samengestelde compilaties. Het nummers is enkel terug te vinden als bonustrack bij de cd heruitgave van Press To Play in 1993.

Mogelijk schaamt hij zich wat over erg zwakke tekst: “Ooh, ooh, whadda you do? / No one else can dance like you / So what’s all the fuss? / Ain’t nobody got spies like us.”

Press To Play – deel 2

Eens de ‘Spies Like Us’ klus achter de rug gaat alle aandacht opnieuw naar Press To Play. Er wordt af en aan doorgewerkt tot begin december.

Tijdens deze tweede reeks sessies worden vooral de bestaande opnamen afgewerkt. Daarvoor zijn een paar gastmuzikanten aangetrokken. Paul zelf koos voor Eddie Rayner, toetsenspeler bij de Nieuw Zeelandse band Split Enz.

‘Ik verbleef zo’n drie weken bij Paul’, vertelt Rayner, ‘met Phil Collins, Pete Townsend , Carlos Alomar en Eric Stewart. Het was fantastisch: al die grote namen en ik. Ik had genoeg vertrouwen in mijn kunnen om me muzikaal met hen te meten. Ik geeft toe het was wel… hoe zal ik het zeggen, intimiderend. Die mensen leven in een andere wereld dan ik.’

De producer stelt voor om er Carlos Alomar bij te halen. De Bowie-gitarist vertelt in zijn biografie Dancing with the Big Boys over de ontmoeting met de ex-Beatle: ‘Ik volgde hem door de gang en plots stonden we in de hemel. Het eerste wat me opviel was Pauls klassieke Hofner bas en daarnaast zag ik de Vox versterkers van The Beatles. Ik kon mijn ogen niet geloven. Door de enorme beglaasde schuifdeuren zagen we al die klassieke, authentieke, originele gitaren, bassen en versterkers staan: iconen van Paul McCartney’s muzikale odyssee. Ik moest het allemaal even in mij opnemen: hemels.’

Voor ze beginnen te werken, nodigt Paul de gitarist uit om even wat te ontspannen in de zitruimte boven. ‘Paul rolde de grootste joint die ik ooit had gezien. We rookten wat en wisselden verhalen uit. Paul hing aan mijn lippen toen ik vertelde over mijn tijd bij Chuck Berry, Wilson Picket, James Brown, the O’Jays, the Main Ingredient en talloze achterzaaltjes in het “Chittlin’ Circuit”. Op zijn beurt beantwoorde hij graag elke vraag over mijn favoriete elpees Revolver en Rubber Soul en had het over gurus en Transcendente Meditatie.

Na een paar uur, stelde ik voor: zouden we niet eens aan het werk gaan? Daar ben ik tenslotte voor gekomen. We daalden af naar de studio van Hog Hill om er mijn favorite nummer van de plaat op te nemen: de titelsong ‘Press to Play’.’

Hij voegt er nog aan toe dat hij helemaal vrij was om te spelen wat en hoe hij het wou.

Ook Nick Glennie-Smith komt er via Padgham, De man speelt toetsen bij Cliff Richard.

Een van de hoogtepunten van de elpee is het slotnummer: ‘However Absurd’. Hoewel hij tot dan toe steeds heeft vermeden om Beatlesque songs op te nemen, vraagt de surrealistische tekst om een psychedelische aanpak. ‘Er zit iets ‘Walrus’-achtig in dat nummer’, legt Paul uit. ‘Een stijl die ik ken en waar ik van hou. De tekst is wat bizar, maar toch zit er een logica in. De verklaring zit in het midden: “’Something special between us… Words wouldn’t get my feelings through.” Dat verwijst naar The Prophet van Kahlil Gibran, waar een regel in staat die mij en John altijd heeft aangesproken: “Half of what I say is meaningless, but I say it just to reach you”.’

Als contrast met de baseffecten en de synthesizerklanken wil Paul graag een echt orkest. Voor het arrangement roept hij de hulp in van Anne Dudley. Aan het tijdschrift Q licht ze toe: ‘Ik werkte voor het eerst met Paul McCartney voor ‘No More Lonely Nights’, waarop ik synthesizer speelde. Later vroeg hij me om wat arrangementen te doen voor Press To Play. Ik was uiterst nerveus.

Het is moeilijk voor iemand zoals hij, om constant te worden aanzien als een levende legende. Maar hij is het gewoon en stelt je op je gemak. Eigenlijk kwam het er op neer dat ik mocht doen wat ik wou. Voor ‘However Absurd’, [dat we] in Abbey Road [opnamen], was de tekst nogal speciaal en het strijkersarrangement moest ook surreel klinken. Dus breekt het orkest door en speelt zomaar een kleine symfonie aan het einde. Enkele leden van het orkest hadden nog meegewerkt aan Abbey Road en Sgt. Pepper, dus ze waren al wat gewoon met dat chaotische stuk in ‘A Day In The Life’.’

Naast het afwerken van de bestaande songs, staan er ook enkele nieuwe nummers op het programma: ‘Hanglide’, ‘Only Love Remains’ en ‘Angry’.

Voor dat laatste doet Paul beroep op twee mensen die hij backstage heeft ontmoet op Live Aid: Phil Collins en Pete Townsend.

‘De backing track zijn Phil, Pete en ik – een fijne ritmesectie, niet?’, meent Paul. ‘Ik bleef contact houden met Pete na ‘Rockestra’ en Live Aid.. . Er zit een bepaalde riff in en telkens ik dat speelde voelde ik me net Pete Townshend!… In twee uur tijden hadden we het op band staan. Best wel snel is dat tegenwoordig.. .Wat me boos maakt is de houding van de toenmalige Britse premier Margareth Thatcher ten opzichte van de zwarte bevolking in Zuid Afrika. Dat soort dingen. Niet wat iemand vindt van mijn platen.’

Nochtans ziet mede-auteur Stewart dat anders. ‘Toen ik op een ochtend arriveerde, zei ik tegen [Paul]: Je ziet er gespannen uit. Hij antwoordde: ‘Ja, ik ben verdomd boos.’ Ik vroeg: wat scheelt er? Hij zei: ‘De pers. Lees dit eens [Houdt een krant omhoog] Wat geeft hen verdomme het recht me te vertellen hoe ik mijn leven moet leiden?’ Ik riep: ‘Fantastisch. Schrijf dat op: ‘What the hell gives you the right to tell me what to do with my life? … En we hadden meteen het begin van ‘Angry’.’

Voor de ballad ‘Only Love Remains’ vraagt Paul Tony Visconti om een arrangement te schrijven voor groot orkest. Hij staat er op om alles volledig live op te nemen: de band samen met het orkest.

Tekstueel is het de zoveelste ode aan vrouwtje Linda.

Dat er echter ook wel eens ‘trouble at the mill’ kan zijn, kan men afleiden aan de tekst van een ander nieuw nummer. ‘I’m often accused of giving too little/It’s got me confused, I’m split down the middle/Conflicting reviews of our life coming in/It’s tough on a tightrope’.

In een interview met Kurt Lodger, gepubliceerd in voor Rolling Stone, in september 1986, legt Paul uit: ‘Wel, we hebben goed tijden gekend en mindere periodes. We waren verliefd en dan weer niet – we hebben alles al meegemaakt. Het is zeker niet zo idyllisch als het er uit ziet. Het is een echt huwelijk, geloof me – net zo echt als elke ander huwelijk. De basis is dat we van mekaar houden en wat meer is: we zijn ook vrienden. Het klinkt melig, maar het is zo.’

Misschien spelen die onderhuidse spanningen wel mee, bij een uitbarsting in de studio.

Eric meent dat Paul een bepaalde passage beter nog eens opnieuw inzingt. Paul is het daarmee niet eens en vraagt Hugh om zijn mening. ‘Ik weet het niet. Ik zorg voor de klank, Eric is de muzikant.’

Dat antwoord zint Paul niet: ‘Maar wat vind jij?’

Wanneer Padgham mompelt ‘Het kan beter’, haalt Paul scherp uit: ‘Hugh, wanneer heb jij nog een nummer 1 hit geschreven?’

Ijselijke stilte.

Zowat een week na het voorval laat hij aan Paul weten dat het voor hem niet meer hoeft. ‘Het gaat niet meer. Doe jij maar verder. Ik kom mijn gitaren oppikken… er komt toch alleen maar ruzie van.’

Na vijf jaar komt er een einde aan de samenwerking van Paul en Eric.

Post-productie

In februari 1986 werkt Paul de opnamen af: het zogenaamde post-productie werk. In die periode neemt hij ook ‘Simple As That’ op, voor een benefiet-elpee. Hij wordt daarbij geholpen door zijn kinderen Mary, Stella en James.

Tussen 14 en 18 april kunnen de tracks eindelijk worden afgemixt. Dat gebeurt in de Londense A.I.R. Studios.

Press To Play verschijnt in september 1986. De critici reageren erg enthousiast. Zo stelt John McReady in NME: ‘De dapperste swinger van de stad knutselt met wat technologie in zijn tuinhuis, om er een paar van zijn allerbeste melodieën in lange tijd mee te op te leuken of op te ruwen. Als het werkt, zoals op het geploijste ‘Press’ of ‘Footprints’ staat de rest van de wereld met open mond te kijken.’

Maar de wereld kijkt de andere kant uit. Er is iets gekanteld, in de drie jaar sinds zijn laatste studioplaat. . Niemand lijkt nog geïnteresseerd in Paul McCartney. De mega-hits met Michael Jackson en Stevie Wonder lijken opeens passé. Door het nochtans geniale kikkerlied en de geflopte egotripperige film Give My Regards To Broadstreet is in de publieke perceptie aan de verkeerde kant van de lijn beland. Paul McCartney is niet meer interessant.

Een 8ste plaats als piek, tijdens een kortstondig verblijf in de Britse hitlijst is het resultaat. In de Verenigde Staten haalt de plaat zelfs geen goud en strandt op een 30ste plaats.

Ook de singles slaan niet aan.

De smaakmaker, het gladde up-tempo nummer ‘Press’, beroerde nog net de hitlijsten, toen het in juli verscheen, met op de b-kant de uitstekende outtake ‘It’s Not True’. De hoogste notering: een 21ste plaats in de Verenigde Staten en een 25ste in het thuisland. Ronduit teleurstellend. En toch zijn veel betere resulaten dan wat volgt.

De opvolgers ‘Pretty Little Head’ en ‘Only Love Remains’ komen zelfs niet in de hitlijsten terecht, ondanks sterke exclusieve b-kanten.

Opvallend is dat Paul geen enkele single laat verschijnen in een mix van Padgham. De sessies hebben een warnge smaak achtergelaten in de mond van alle betrokkenen. Hoewel Paul en Eric tot op vandaag vrienden zijn gebleven, is de samenwerking niet geworden wat zij er van verwacht hadden.

Ook Padgham toont zich achteraf teleurgesteld. ‘Paul McCartney begon me serieus op de zenuwen te werken. Na zowat een jaar samen in de studio, dag na dag, staat hij niet meer op een voetstuk, zoals bij aanvang.’

Hoewel de plaat bol staat van eigenzinnige, puntige popsongs klinken, door het overdadig gebruik van synthesizers en de digitale opnametechniek de opnamen steriel en missen de organische estetiek van analoge opnamen.