Give_My_Regards_to_Broad_Street_(poster)

Kant 1: ‘No More Lonely Nights’, ‘Good Day Sunshine/Corridor Music’, Yesterday’, ‘Here, There And Everywhere’, ‘Wanderlust’, ‘Ballroom Dancing’, ’Silly Love Songs’
Kant 2: ’Silly Love Songs (Reprise)’, ‘Not Such A Bad Boy’, ’So Bad’, ‘No Values’, ‘For No One’, ‘Eleanor Rigby/ Eleanor’s Dream’, ‘Long And Winding Road’, ‘No More Lonely Nights’, ‘Good Night Princess’

Opnamen: december 1982 en januari en april 1983 en in juli 1984

The Long and Winding Road

Wanneer Paul in 1984 aankondigt dat hij een film heeft gedraaid, komt dat idee niet uit de lucht vallen. Natuurlijk hebben The Beatles al geacteerd in een aantal films (met wisselend succes) en hebben ze met Magical Mystery Tour een dappere poging ondernomen om er zelf één te maken (zonder succes).

Wings is nauwelijks van de grond gekomen, wanneer hij voor het eerst met het idee speelt. Voor het optreden in het Concertgebouw van Den Haag, op 21 augustus 1971, is een professionele filmcrew ingehuurd. Bedoeling is om een film van 50 minuten te maken: The Bruce McMouse Show. De merkwaardige titel verwijst naar de stukjes tekenfilm die tussen de concertfragmenten zijn verweven. Het animatiegedeelte gaat over een muizenkoppel Bruce en Yvonne dat onder het podium woont met hun drie kinderen Soily, Swooney en Swat. De regie is in handen van Barry Chattington en Eric Wylam staat in voor de tekenfilm, op basis van schetsen van Paul zelf.
Hoewel er twee jaar aan het project is gewerkt, wordt de afgewerkte film nooit vertoond, omdat Paul niet tevreden is over het resultaat. Zowat het enige tastbare resultaat van het hele project is het hard rockende nummer ‘Soily’, dat tijdens de wereldtournee van 1975-76 als bisnummer wordt gebracht.

Na afloop van die tournee, heeft Paul gesprekken met Gene Roddenberry, producer van Star Trek, over een mogelijke samenwerking aan een science fiction musical, met Paul als een buitenaardse rockster en de leden van Wings als zichzelf. Misschien is dit de aanleiding voor de hoes van Back To The Egg, waarop de leden van Wings van uit een ruimtetuig neerkijken op de aardbol?
De opnamen zouden beginnen in januari 1977, maar wanneer Paramount beslist om een nieuwe reeks van Star Trek te gaan filmen, verdwijnt het plan in de kast.

In de zomer van 1978, pikt Paul het idee om een film te maken weer op. Hij contacteert de Britse schrijver Willy Russell. De auteur is, net als Paul, afkomstig uit Liverpool. Als jongen van 13-14 heeft hij een tachtigtal optredens van The Beatles in The Cavern meegepikt. Zijn doorbraak kwam er zelfs met een verhaal over een vijfde Beatle: John, Paul, George, Ringo and Bert.

Willy Russell (door Paul consequent aangesproken als Woolly Rissole) brengt een week door met de band, tijdens de repetities in Schotland. ‘Ik werd uitgenodigd door Paul’, vertelt hij, ‘omdat Paul een film wou maken met Wings. Ik zou het script schrijven.. […] Ik vroeg of hij me wat teksten kon leveren en hij gaf me een lange beschrijving van [Back To The Egg] en de teksten van alle songs.’

Op kosten van Paul mag Willy, met zijn vaste schrijfpartner Mike Ockrent, een maand doorbrengen op een tropisch eiland om er in alle rust het script te schrijven. In oktober leggen ze Band On The Run voor. Het is niet helemaal wat Paul verwachtte. Hij stelt heel wat aanpassingen voor.

Een paar weken later worden de beide schrijvers op het matje geroepen, bij Macca thuis, in Sussex. ‘Het was vreselijk,’ verklapt Russell, ‘Hij had het vreselijk druk met het een of ander… Ik denk dat we wel zeven of acht uur zaten te wachten voor hij ons ontving. En dan volgde een zeer vluchtig gesprek.’
Paul heeft er David Puttnam bijgehaald, de Britse filmproducent die net heeft gescoord met Midnight Express. Die heeft zo’n verregaande kritiek op het script, dat de beide auteurs vermoeden dat hij hen buitenspel wil zetten om zelf het zaakje over te nemen. ‘Hij deed erg neerbuigend.’

Russell is dan ook erg verrast wanneer Paul hem wat later uitnodigt om aanwezig te zijn bij een persconferentie voor een optreden van Wings in Liverpool. ‘Ik wil de film aankondigen’, zegt Paul enthousiast. ‘Maar’, zucht Russell ‘Niemand vraagt iets over de film en dus zegt Paul er ook niets over. Het is het klassieke promopraatje: “Fantastisch om weer in Liverpool te zijn”.’
Toch verzekert Paul hem achteraf, dat ze na afloop van de tournee, zullen beginnen filmen. Over budgetten of voorbereidingen wordt echter niet gerept.

Maar dan wordt Paul opgepakt in Japan en dooft Wings uit. En daarmee ook het filmproject Band on the Run. ‘Dat had ook geen zin meer’, geeft Russell toe. ‘Het script was geschreven rond de notie van een bestaande band, specifiek geënt op mensen als Linda en Denny Laine. Zonder Wings was het gewoon overbodig.’ Hij vindt het vooral jammer voor Linda: ‘We zagen haar als het hart van de band. Het beeld dat de pers van haar had opgehangen stond zo ver af van de werkelijkheid. Ik denk dat de film haar imago ten goede zou zijn gekomen.’

Zoals Willy Russell al had voorzien, komt David Puttnam nu beter in beeld. Hij stelt een nieuw concept voor: een anti-oorlogsfilm, met de songs van Tug of War als basis. Voor het schrijven van het scenario wordt de hulp ingeroepen van Tom Stoppard. Die heeft dan vooral ervaring met het maken van TV-films, maar zal later doorbreken met het schrijven van de kaskraker Shakespeare in Love.

Opnieuw is Paul echter niet echt tevreden. ‘Als het idee van iemand anders komt, ligt het anders dan wanneer je het zelf hebt bedacht’. Dus besluit hij, dat hij het best allemaal zelf kan doen. ‘Ik zat in een verkeersopstopping en verveelde me. […] Ik dacht: ik zal het zelf wel schrijven.’

Het uitgangspunt is een verhaal dat Chris Thomas hem had verteld tijdens de opnamen van de laatste Wings elpee. Chris was in dei periode ook producer van The Sex Pistols. Toen Never Mind the Bollocks klaar was, had iemand van de platenfirma het klaargespeeld om de mastertapes kwijt te raken. Pas na lang zoeken werden de banden ergens weer gevonden.
Paul maakt het nog wat dramatischer door zijn hoofdfiguur slechts 24 uur de tijd te geven om de banden te vinden. Daarna gaat zijn zaak over in de handen van een zakenman.

Na bemiddeling van David Puttnam wordt regisseur Peter Webb bereid gevonden om de film te draaien. De man heeft niet veel meer op zijn palmares dan enkele afleveringen van wat soaps. Pauls manager ziet het grootser en weet hem te overtuigen dat de film in de bisocoop moet worden vertoond. Om het grotere budget (£1,5 mio) dat daavoor nodig is te verantwoorden, dringt Webb aan op het gebruik van songs die al bekend zijn bij het grote publiek (of is dit een excuus omdat het Paul niet lukt om nieuwe songs te schrijven?). Vandaar dat hij enkele klassiekers uit zijn tijd bij The Beatles in een nieuw jasje steekt.
Paul speelt zelf de hoofdrol, met naast hem Ringo Starr en diens vrouw Barbara, Tracy Ullman en Ralph Richardson (die de rol van Pauls vader Jim op zich neemt).

George Martin staat in voor de productie van de filmmuziek. Uit zijn bijdragen aan de catalogus van Beatlessongs kiest Paul er vier (!) uit Revolver, plus – merkwaardig genoeg – ‘The Long And Winding Road’. Daarnaast zijn er nog wat outtakes: ‘Fool On The Hill’, ‘Hey Jude’ en ‘Martha My Dear’.
Verder bewerkt Paul nog enkele songs uit zijn meest recente plaat, Tug of War: ‘Wanderlust’, ‘Ballroom Dancing’ en ‘So Bad’. De remake van ‘Band On The Run’ belandt echter in het archief.

***

Camera

De filmopnamen beginnen op 8 november 1982 in West Wycombe Park. Eerst worden de dramatische scenes vastgelegd. Daarbij is een lang stuk rond ‘Eleonor Rigby’, gesitueerd in het Victoriaanse tijdperk.

Aansluitend volgen de eerste muzieksessies. Paul staat er op dat alle songs live opgenomen worden, voor het oog van de camera. Om te voorkomen dat zoiets veel te lang zou aanslepen, staat Martin er op dat vooraf, in de studio, een backing track wordt opgenomen, waarover de mzuikanten dan live hun partijen spelen. Een techniek die hij bij The Beatles ook al had toegepast voor de live uitvoering van ‘All You Need Is Love’ voor een miljoenenpubliek op TV.

De muzikanten zijn weer met zorg gekozen. McCartney zegt hierover: ‘George Martin en ik meenden: waarom niet voor de top gaan? Mensen waarnaar ik zelf graag luister en waarmee ik altijd al heb willen werken.’ Daarbij horen blijkbaar twee uitstekende gitaristen: Dave Edmunds en Chris Spedding.
‘Ik was me er van bewust dat het toch wel speciaal was’, verklapt die laatste. ‘Omdat het om materiaal voor Say Goodbye To Broadstreet [sic] ging, had hij George Martin en Geoff Emerick ingehuurd. De mensen dus die de opnamen van The Beatles hadden verzorgd. De drummer was Ringo Starr, de bassist Paul McCartney en overal waar ik keek was er wel iemand die iets met The Beatles had te maken gehad. Ik dacht: ik kan doen alsof ik George Harrison ben (lacht). […] Ik had het gevoel dat ik bij The Beatles speelde!’

Naast dat viertal zijn er ook nog twee dames: de percussioniste Jody Linscott (van de band Kokomo) en Linda McCartney op toetsen.

Er staan twee nieuwe songs op het menu – allebei rockers: ‘Not Such A Bad Boy’ en ‘No Values’.
‘No Values’ schreef Paul aan het einde van de jaren zeventig. Of beter: het kwam tot hem in een droom. ‘Ik droomde dat ik bij The Rolling Stones was,’ vertelt Paul hierover. ‘Ze waren er allemaal: Mick, Bill, Charlie, Keith, met Mick vooraan. Toen ik wakker werd, dacht ik: Dat was een goed nummer. Maar onmiddellijk daarna dacht ik: He, The Rolling Stones hebben geen nummer dat ‘No Values’ heet. Mijn brein had het voor me gecreerd. Dus dacht ik: Nu is het er dus wel: een nieuw nummer dat ‘No Values’ heet. Maar verklap het niet aan Mick, want anders wil hij vast delen in de auteursrechten.’
Eens het echte werk er op zit, wordt er nog urenlang ontspannen gejamd, op allerhande oude rocksongs.

Na zeven weken wordt een pauze ingelast, voor de eindejaarsfeesten.

De opnamen worden verder gezet vanaf begin januari in de Elstree filmstudios. Dit keer wordt er 13 weken gewerkt, tot begin mei. Deze periode betreft vooral de muziekscenes, waaronder die voor de enige remake van een nummer van Wings: ‘Silly Love Songs’. Hiervoor doet Paul beroep op enkele leden van Toto.
‘We hadden Paul ontmoet tijdens de opname voor Thriller’, verklapt Steve Lukather. ‘Paul had toen Jeff en mezelf uitgenodigd om mee te spelen in zijn film. Hetgeen hij er niet bij had verteld, was dat we een al die makeup en rommel moesten dragen. Maar ja, het was best wel grappig. Toen we zagen dat hij het ook zo uitgedost was, dachten we: wat oké is voor Paul McCartney, is ook oké voor ons.’

‘Als je een tijdje in deze business zit, ben je niet meer zo snel onder de indruk van een grote naam‘, gaat Lukather verder. ‘Maar wanneer Paul McCartney binnen stapt, denk je: Wow! Zowel hijzelf als Linda waren echter zeer beminnelijk. Zij was fantastisch: grappig, slim, zichzelf. Een prachtmens.
Ik kon mijn ogen niet geloven, toen ik op de mellotron mocht spelen die was gebruikt voor ‘Strawberry Fields’. Ik testte de riff uit, in het bijzijn van Paul en ik dacht: Man, als dit maar goed gaat. Ik vroeg aan Linda of hij het erg vond, maar zij zei van niet. Dus probeerde ik het en hij lachtte en begon verhalen uit zijn Beatlestijd te vertellen. Dat brak het ijs en we speelden urenlang liedjes van The Beatles met Paul!’

In april wordt gefilmd in de Royal Albert Hall en het Broadcasting House, het Londense hoofdkwartier van de BBC. Voor het eerst in de filmgeschiedenis worden hiervoor twee opnameapparaten met elk 24-sporen gelijktijdig gebruikt. Op het ene wordt de vooraf opgenomen muziek afgespeeld, terwijl op het andere de live uitvoering wordt vastgelegd.

Chris Spedding en Dave Edmunds zijn opnieuw van de partij voor een remake van ‘Ballroom Dancing’ van Tug of War. Omdat Paul piano speelt, is er een bassist nodig. De keuze valt op John Paul Jones van Led Zeppelin. De blazerssectie is volledig live.

Ringo voelt zich niet op zijn gemak met het idee om nieuwe versies van Beatlesklassiekers op te nemen. ‘Ringo was er niet blij mee’, geeft Paul toe. Er waren enkele nummers in de film, waarbij hij achter het drumstel moest zitten, maar hij zag dat niet zitten. Ergens begrijp ik hem wel. Hij had niet graag dat er vergeleken zou worden: drumt hij nu beter dan toen? Of net niet?
Ik zie het anders. Ik bekijk het nummer. Het zijn mijn nummers. Ik wil me niet verstoppen voor iets dat ik vroeger schreef.’

Dus is Ringo wel te zien tijdens een scene met ‘Yesterday’ en ’Here There and Everywhere’, maar speelt hij enkel mee bij ‘Wanderlust’. De drie nummers hebben een nieuw arrangement voor blazers. Die zijn geselecteerd uit het Philip Jones Ensemble. Philip Jones is overigens ook te horen op trompet, op de oorspronkelijke Beatles versies van zowel ‘Strawberry Fields Forever’ als ‘Penny Laine’.


‘Yesterday’/’Here There and Everywhere’/’Wanderlust’

Ringo is er dus ook niet bij voor ‘For No One’ of ‘Eleanor Rigby’. Die zijn beiden gearrangeerd voor akoestische gitaar (Paul), hoorn (Jeff Bryant) en strijkers (door het Gabrielli String Quartet).

Buitenopnamen tenslotte vinden plaats in juli. Daarbij zit een scene, opgenomen met verborgen camera, waarbij Paul vermomd als straatmuzikant ’s ochtendsvroeg aan de uitgang van het metrostation Leicester Square ‘Yesterday’ speelt. ‘Een paar mensen kwamen dichterbij’, lacht Paul, ‘Ze keken me vreemd aan Zoiets van: “Ben jij niet Paul McCartney?” Ik zei: Nee hoor. Yesterday, jinga jinga, all my troubles seemed so far away, jinga jinga.

Verder wordt er gedraaid aan het treinstation van Broad Street en voor het kantoor van Paul aan Soho Square. Officieel zijn de filmopnamen afgerond op 26 juli 1983.

In november 1983 neemt Paul een nieuwe versie op van ‘The Long And Winding Road’, in de AIR Studios. De bezetting is hiervoor: Paul op piano, Herbie Flowers op bas, Dave Mattacks op drums, Trevor Bastow op toetsen en Dick Morrisey op sax.

Paul McCartney: “We wilden een neiuwe versie van ‘The Long And Winding Road’ voor de film. Maar dat moet je dus wel om de bestaande versie van ‘The Long And Winding Road’ heen. Probeer maar eens beter te doen dan de versie van The Beatles – niet makkelijk. Anderzijds is dat meteen ook een belachelijke reden om het niet te doen. […] ik dacht: Dit is te gek: het is mijn song. Ik vind het goed. George [Martin] wil het. Dan doen we het toch!’

Vreemd genoeg werken ze een arrangement uit dat nauw aanleunt bij dat van Phil Spector voor Let It Be. Enkel de sax intro is echt nieuw – maar niet echt een meerwaarde.
De dag daarna wordt nog een instrumentaal nummer opgenomen door een big band: ‘Good Night Princess’. Hierop is Paul niet zelf te horen. Deze track wordt enkel op de cd versie uitgebracht, als extraatje.

***

Omdat Pipes of Peace gepland staat voor het najaar van 1983, duurt het tot 22 oktober 1984 eer Give My Regards to Broadstreet in premiere kan gaan. Net als bij Tug Of War en Pipes Of Peace, wordt de soundtrack digitaal gemixt, om een zo helder mogelijk geluid te verkrijgen.
Overigens is de muziek op de soundtrack soms afwijkend van die op de plaat.

***

Tijdens het afwerken van de film blijkt er nog een nieuw nummer nodig. Dat wordt ‘No More Loney Nights’. In juli 1984, nodigt Paul David Gilmour uit om hem te helpen bij de opname in de Elstree Film Studios.
‘Straffe kost vond ik dat’, verklaart de Pink Floyd gitarist. ‘Tijdens één sessie van drie uur leerden het we het nummer met de band en namen het op. Paul speelde piano en zong live en ik speelde de gitaarsolo. Bang!’
Naast Paul en David op gitaar bestaat de band uit Anne Dudley op synthesizer, Herbie Flowers op bas, Stuart Elliot op drums, plus Eric Stewart en Linda McCartney op backing vocals.
Overigens draagt Gilmour Macca op om zijn gage te storten aan een liefdadigheidsinstelling.

Maar de filmmaatschappij blijkt niet tevreden met het resultaat. ‘Twentieth Century Fox vroeg een opbeurend nummer’, vertelt Paul, ‘een vrolijke noot waarop de mensen de zaal konden verlaten. Dus maakte ik een nieuw arrangement, in een sneller tempo: dansbaar.’ Die nieuwe versie knutselt hij in zijn eentje in elkaar, met de hulp weliswaar van een 4-koppige blazersband (waarbij hij zelf bijspringt op bugel!). George Martin zorgt voor een meer dan 8 minuten lange mix.

De filmproducer is echter nog niet happy. Arthur Baker wordt er bij geroepen om het geheel wat meer pit te geven. Baker is op dat moment erg hot als remixer van de grote namen: Springsteen, The Stones, Dylan, Cyndy Lauper… Hoewel hij die soloversie maar niets vindt, is hij bereid er mee aan de slag te gaan, want ‘… zoveel geld sla je niet af. […] Ik zat op dat moment zwaar aan de drugs. Een nachtmerrie eigenlijk.’

McCartney is desondanks erg blij met het resultaat en plaats de zogenaamde ‘Special Dance Mix’ op de b-kant van de single in Amerika en maakt er bovendien een eigen videoclipje voor.

‘No More Lonely Nights’ verschijnt op 24 september 1984 als single. Zoals te doen gebruikelijk in de jaren tachtig verschijnt de song in verschillende formaten, met verschillende remixen en edits. In totaal zijn er maar liefst 7 verschillende varianten.
De typische McCartney ballad wordt een wereldwijde hit, met als hoogste notering: 2 in Engeland en 6 in de Verenigde Staten.

De film zelf wordt minder gesmaakt. Het blijkt een veredelde serie videoclipjes, aan elkaar geregen met een flutverhaaltje. Na de premiere in Hollywood, op 22 oktober 1984 zijn de kritieken uiterst negatief. The Washington Post heeft het over ‘de slechtste film van het jaar’. Een ander stelt botweg: ‘Dit is niets meer dan een amateurfilmpje, maar wel met een budget van 9 miljoen dollar.’

De soundtrack van Give My Regards To Broad Street wordt wereldwijd uitgebracht op de dag van de première. De CD- elpee- en casetteversies verschillen aanzienlijk. De CD en casette hebben merkelijk langere versies dan de elpee en er zijn zelfs twee extra nummers (‘Good Night Princess’ en een remake van ‘So Bad’). Ondanks enige kritiek op de remakes van de Beatlessongs, doet de plaat het opvallend goed, met onder meer in Engeland een eerste plaats in de hitlijst (meteen de laatste keer dat dit gebeurt) en top 10 in Japan, Noorwegen en Zweden.
In Amerika echter strandt de plaat net buiten de top 20 – iets dat Paul nog nooit is overkomen.

Wanneer Give My Regards to Broad Street begint te lopen in de zalen is het hoogtepunt eigenlijk de voorvertoning: een 13 minuten lange tekenfilm Rupert And The Frog Song. Er is twee jaar gewerkt aan het filmpje rond het gekende figuurtje Bruintje Beer, met als hoogtepunt ‘We All Stand Together’.

Die song verschijnt op 12 november 1984 ook op single en het prachtig gemaakte kinderliedje wordt op zijn beurt een dikke hit: top 3 in Engeland. Vele Macca-haters zien het echter meteen als een nieuw dieptepunt in ’s mans carrière en het mikpunt van veel spot.

De video, die gelijktijdig met de single op de markt verschijnt, gaat echter als zoete broodjes de deur uit en krijgt een Grammy nominatie in de categorie beste muziekvideo. Naast Rupert And The Frog Song zijn er nog twee andere tekenfilms op te zien, beiden op muziek van Linda McCartney: ‘Seaside Woman’ en ‘The Oriental Nightfish’.